DONDERDAG 21 NOVEMBER 1907.
249
tot regeling van de rechtspositie van de ambtenaren, zonder
er mij verder over uit te laten, men het heeft voorgesteld,
alsof ik die verordening met huid en haar zou willen over
nemen. Het groote betoog van U, mijnheer de Voorzitter, is
geweest, dat in die verordening enkele overbodige dingen
staan. Mijnheer de Voorzitter, ik heb absoluut niet gezegd,
dat er geen overbodige dingen in staan, zoodat dit hoege
naamd geen argumentatie tegen mijn betoog was.
Eén enkele opmerking wil ik nog maken. Het eerste artikel
dat u noemde en dat overbodig zou zijn, staat ook in ons
eigen werkliedenreglement. Wij hebben diezelfde «over-
bodigheid" dus ook in onze eigen verordening gezet, en ver
moedelijk niet zonder reden.
De Voorzitter. Tot besluit nog een paar woorden over
deze zaak. In de eerste plaats iets tot den heer Fokker. Hij
is er tegen opgekomen, dat ik het Maastrichtsche reglement
niet geheel zou hebben geciteerd en dus geen billijk oordeel
daarover heb uitgesproken. Ik ben begonnen met te zeggen,
dat ik het een knap stuk werk vind, maar dat het tevens
bewijst, dat men niet te veel moet gaan codificeeren. Een
verordening tot regeling der rechtspositie moet uit den aard
der zaak geen dingen bevatten die egaliseeren wat geïndivi
dualiseerd kan worden.
Hij heeft voorts gezegd, dat, waar in artikel 25 gesproken
wordt van een recht op verlof en vrije dagen, ik er bij had
moeten zeggen, dat het verlof ook kan worden ingehouden bij
wijze van straf, en als dat ten onrechte geschiedt, dat dan een
scheidsgerecht beslist. Dat beroep is minder gelukkig, want
de ambtenaren, waarom het hier gaat, zijn niet aan het
scheidsgerecht onderworpen. In artikel 44 staat, dat het scheids
gerecht niet voor hen geldt die op een bijgevoegden staat
zijn vermeld. De ambtenaren, die de heer Fokker bedoelt,
staan op dien staat. En terecht. De wet geeft dus aan Burg.
en Weth. de bevoegdheid, de ambtenaren ter secretarie te corri-
geeren, en, wanneer het noodig is, ook disciplinair te straffen.
Ik heb dat vooral gezegd, om te doen uitkomen, dat ik
althans de Maastrichtsche verordening hier wil ter zijde
gezet zien, omdat men in alle gevallen, dat men te veel
regelt, slecht regelt. Dat blijf ik volhouden, ongeacht de be
strijding van den heer Fokker, die gemeend heeft, dat deze
hier niet ter zake dienende zou zijn.
De heer Pera heeft gezegd, dat hij voor de motie zal stem
men ten einde, om het zoo maar eens te zeggen, van het
gemaal af te zijn. Links en rechts roept men er om en
houdt niet op. Het is of hij nu de kamer uitloopt met de
handen aan het hoofd en uitroept«Laat ik het maar doen,
anders houdt het leven nooit opDat is geen argument,
als we maar zeggen, dat we met den stroom mede moeten
en het daarom maar moeten doen.
Burg. en Weth, hebben gezegd: «Er zijn in ons College
leden, die in het algemeen voor een regeling zijn, maar in
deze gemeente, waar maar een beperkt personeel is, is indivi-
dualiseering mogelijk en daarom is die hier gewenscht".
Dat standpunt hebben Burg. en Weth. ingenomen en de
heer Pera had dat ook kunnen doen, ongeacht het geroep.
Den heer Aalberse wil ik het volgende opmerken. Hij
heelt er het harnas over aangetrokken, dat Burg. en Weth.
zoolang hebben gewacht, om in deze zaak praeadvies uit te
brengen. Hij heeft gezegd: «Burg. en Weth. hebben 13
maanden noodig gehad om dit praeadvies uit te brengen en
welk praeadvies dan nog!"
Nu is de heer Aalberse toch onbillijk! Hij weet, dat Burg.
en Weth. nog meer zaken te behandelen hebben en indien
het nu een tijd duurt, vóór een praeadvies verschijnt, dan kan
men toch niet vragen, of Burg. en Weth. zooveel tijd hebben
noodig gehad om dat praeadvies te maken. Men zou eerder
kunnen vragen: »Hoe hebben Burg. en Weth. den tijd kunnen
vinden, om dat praeadvies samen te stellen." Zoo zou men
ook kunnen zeggen: „De Melkverordening is driejaar ge
leden bij Burg. en Weth. ingediend en is al dien tijd in
voorbereiding geweest. Hebben Burg. en Weth. of de Com
missie voor de Strafverordeningen nu drie jaar noodig om die
verordening vast te stellen?"
Wij hebben meer dan dat te doen, meer dan eene Melk
verordening, dan dit voorstel vast te stellen. Er zijn zooveel
andere maatregelen te nemen geweest, dat de tijd niet onnut
besteed is.
Zoo is het ook in het onderhavige geval. Wij hebben een
salarisregeling gegeven, die veel tijd gekost heeft.
Ik wil nog even terugkomen op de Maastrichtsche Veror
dening. De heer Aalberse heeft gezegd: «Waarom zijn Burg.
en Weth. de werking van de verordeningen in andere plaatsen
niet gaan onderzoeken Nu is het als ik mij niet zeer be
drieg, wel een opmerkelijk feit, dat de verordening te Maas
tricht nog niet werkt, omdat er nog geen salarisregeling is
tot stand gekomen. Waaraan hebben de ambtenaren nu meer
aan een regeling die niet werkt, omdat er geen salarisrege
ling is, öf aan een salarisregeling, zooals hier is, terwijl een
regeling van de rechtspositie tot later uitgesteld wordt? Dat
laatste is toch zeker wel beter voor de betrokken personen
dan het eerste.
De beraadslaging wordt gesloten.
Bij stemming over de motie blijken de stemmen testaken,
aangezien 14 leden vóór en ook 14 leden tegen stemmen.
Vóór stemmen de heerenMeuleman, Vergouwen, Pera,
van Gruting, Roem, Fokker, Stigter, van der Eist, Bosch,
van Tol, de Boer, Aalberse, Zwiers en Sytsma.
Tegen stemmen de heerenBots, Eerstens, Juta, van der
Lip, Korevaar, van Hamel, de Vries, Timp, Driessen, Fockema
Andreae, Reimeringer, de Goeje, P. J. Mulder en Le Poole.
De beslissing wordt daarop verdaagd tot eene volgende
vergadering.
XVII. Motie van de heeren Fokker, Sytsma en van der
Eist in zake de regeling van de salarissen der ambtenaren
ter gemeente-secretarie en ten kantore van den gemeente
ontvanger.
(Zie Ing. St. n°. 305.Ï
De heer Fokker. M. d. V. Ik geloof werkelijk, dat ik wei
nig tot toelichting van de motie heb te zeggen. Ik wil er
alleen mijn verbazing over uit spreken, dat Burg. en Weth.
ik heb het uit uwen mond eenstemmig zijn vóór een
regeling van de salarissen bij verordening en even eenstemmig
adviseeren, om een motie, die de wenschelijkheid daarvan
uitspreektde motie die 't zelfde zegt, te verwerpen. Ik moet
u zeggen, dat ik daarvoor stil sta. Nu heb ik gelezen, dat
in de motie een voor Burg. en Weth. ongelukkig woord staat,
namelijk«De Raad van oordeel dat de salarissen behooren
te worden geregeld". Als dat een bezwaar is, is daar gemak
kelijk over heen te komen. Wanneer wij voorgesteld hadden
«de wenschelijkheid betoogend dat de salarissen worden ge
regeld", hadden wij hetzelfde gezegd. Ik geloof, dat ik namens
mijne medevoorstellers de motie wel zoo mag interpreteeren
en zeggen, dat wij daarmee bedoelen, dat wij 't wenschelijk
achtendat de salarissen bij verordening worden geregeld.
Ik geloof, dat ik daarmee genoeg heb gezegd en hoop, dat
Burg. en Weth. zich ook na deze toelichting vóór de motie
zullen verklaren.
De Voorzitter. Ik geloof, dat het practisch ware geweest,
als de heer Fokker, nu hij ziet, dat Burg. en Weth. met
een voorstel komenzijn motie introk. Dat zou veel eenvou
diger zijn.
De heer Fokker. Goed, mijnheer de Voorzitter. Dan trek
ik de motie in. Wij krijgen het nu toch!
De Voorzitter. De motie is dus ingetrokken en maakt
geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
XVIII. Verordening regelende den rang en de bezoldiging
van de ambtenaren en bedienden ter gemeente-secretarie en
op het kantoor van den gemeente-ontvanger.
(Zie Ing. St. no. 305).
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Sijtsma. M. d. V. Bij de behandeling van de
artikelen zal wel het een en ander ter sprake komen, wat
de artikelen betreft, maar ik wilde nu meer in het algemeen
een paar vragen doen. In deze verordening wordt alleen ge
sproken van ambtenaren. Nu zou ik willen vragen, of daarmee
bedoeld worden: mannelijke en vrouwelijke ambtenaren. Kun
nen in de toekomst ook vrouwelijke ambtenaren benoemd
worden? Voorts wil ik vragen, waarom Burg. en Weth. niet
tegelijk met deze verordening praeadvies hebben uitgebracht
op het advies van den Bond van technici en de ambtenaren
van het Bureau van Gemeentewerken, om ook in die ver
ordening te worden opgenomen. Dan hadden wij die zaken
hier tegelijk kunnen behandelen; nu zullen wij dezelfde zaak
later nog eens moeten behandelen. Als Burg. en Weth. ons
kunnen overtuigen, dat die ambtenaren er niet bij behooren,
is het goed, maar anders krijgen wij later de kwestie nog
eens terug.
De Voorzitter. Ik kan den heer Sijtsma antwoorden op
zijn eerste vraag, dat ook vrouwen benoemd kunnen wor
den in dienst van de Gemeente.
Wat de tweede vraag betreft, waarom niet de salarisrege
ling van de ambtenaren bij gemeentewerken aan de orde werd
gesteld, daarop is het antwoord, dat zij niet in de motie-
Fokker of Aalberse werd genoemd en er dus geen aanleiding
was tegelijk hiermede praeadvies uit te brengen. Ook houdt
het geen verband met de salarisregeling van de ambtenaren
ter secretarie en ook is zij in geen enkele gemeente gelijke
lijk geregeld. Het praeadvies op het verzoek der technici zal
spoedig den Raad bereiken en dan zal blijken, hoe wij
daarover denken.