250
DONDERDAG 21 NOVEMBER 1907.
De heer Fokker. M. d. V. Het zou misschien niet
kwaad zijn, om de stemming zuiver te houden, als we
ook nu iets zeiden over den controleur van de gemeente
belastingen. Er is een amendement op de artt. 1, 2, en 3,
afkomstig van de heeren de Boer. Sijtsma, van der Eist
en mijn persoon, om uit deze verordening te lichten »de con
troleur der gemeentebelastingen." De bedoeling is, om de be
noeming van dezen controleur aan den Raad te brengen.
Wanneer die ambtenaar wordt geschaard onder de ambte
naren der gemeente-secretarie, dan moet hij volgens art. 179p
der gemeentewet benoemd worden door Burg. en Weth.
Als we dezen ambtenaar nu niet scharen onder de ambte
naren der gemeente-secretarie, blijft de benoeming aan den
Raad. Daarom is het voorstel gedaan dien controleur uit de
eerste afdeeling van het artikel te lichten. Als het een
ambtenaar zou worden, gelijk de heer Vergouwen, die het amen
dement heeft voorgesteld, zich dat dacht, met een salaris van
ƒ1500 tot ƒ2000, dan was het een ondergeschikt ambtenaar en
dan was er niets op tegen, dat hij op de secretarie geplaatst
en dat hij door Burg. en Weth. benoemd werd. Nu ligt het
echter in het voornemen van Burg. en Weth. een ambtenaar
te benoemen met een salaris van 2500 tot 3000, een
vreeselijk grooten mijnheer dus, een ambtenaar van hoogen
rang; ik geloof, dat het dan beter ware, als de Raad die be
noeming aan zich hield. Het is daarom m. i. gewenscht, dat
bij de algerneene beschouwingen ook deze zaak onder de oogen
worde gezien.
De Voorzitter. Ik zou den heer Fokker wel willen ant
woorden, dat het regelmatiger was, dat bij art. 1 te behan
delen, als ingediend amendement. Het komt mij niet gewenscht
voor, algerneene beschouwingen te gaan voeren over een ge
meenteambtenaar, die in een bepaald artikel voorkomt. Het
is toch beter het amendement te beschouwen als bij art. 1
ingediend en het dan desnoods in den breede te behandelen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zal er dan straks op
terugkomen.
De algerneene beschouwingen worden gesloten.
Aan de orde is alsnu art. 1.
De Voorzitter. Onder a wordt vermeld de controleur van
de gemeentebelastingen.
Ik zal nu eerst aan de orde brengen de vraag, of deze
ambtenaar in dit artikel geschrapt zal worden.
De heer Fokker heeft al eenige van zijne argumenten aan
gevoerd en ik zal daartegen het volgende in het midden
brengen. De Raad heeft zelf gewild, dat de bedoelde ambte
naar een ambtenaar der secretarie zou zijn, want de voor
steller van het amendement, de heer Witmans, heeft bij de
begrooting bij volgn. 69 voorgesteld dezen ambtenaar op te
nemen in de gemeentebegrooting. De Raad heeft dus zelf
te kennen gegeven, dat men hem als ambtenaar van de secre
tarie wil beschouwen.
In de tweede plaats moet ik opmerken, dat in andere
plaatsen, waar een dergelijke ambtenaar bestaat, hij ook wordt
beschouwd als een ambtenaar der secretarie.
De heer Fokker. Behalve in Zaandam
De Voorzitter. Ik heb hier voor mij het gemeenteblad van
Utrecht, daar komt hij ook als dergelijk ambtenaar voor.
Dat is ook geheel rationeel, want het is een ambtenaar
belast met het opmaken van het kohier der plaatselijke be
lasting, dus een ambtenaar, die arbeid verricht om Burg en
Weth. het bestuur der gemeente te vergemakkelijken.
Vandaar dan ook, dat het een ambtenaar is, die tot de
afdeeling rekenkamer behoort. Nu is er niemand, die betwist,
dat een ambtenaar, die tot de rekenkamer behoort, ook bij
de secretarie behoort. Nu de ambtenaar daar moet worden
ingedeeld, ligt het voor de hand, dat hij ook als zoodanig
wordt beschouwd.
De schrijvers van het gemeenterecht schijnen alle mijn
gevoelen te deelen. Bij prof. Oppenheim II, blz. 419, 431
lees ikHet benoemen en ontslaan van ambtenaren, voor
de uitvoering van het regeeringsbedrijf vereischt, is in 't
algemeen als een bestanddeel van de uitvoering door den wet
gever aangemerkt. Zoo ook de Provinciale Wet in artikel
156. Artikel 145 van de Gemeentewet zegt, dat Burg. en
Weth. de ambtenaren benoemen, voor zoover de wet of de
verordening die benoeming niet aan anderen opdraagt. Nu
is des wetgevers bedoeling geweest, om de benoeming van
dergelijke ambtenaren niet op te dragen aan een groot col
lege, maar aan een klein. Het is herhaaldelijk bij de behan
deling van de Gemeentewet uitgesproken, dat een klein college
meer geschikt is voor de uitvoering van deze bepaling. Dat
is ook de algerneene wensch, die tegenwoordig gevoeld wordt.
Het is een feit.- dat de heeren ook zelf van meening zijn
geweest, dat in zaken van verschillende benoemingen, Burg.
en Weth even goed hadden kunnen benoemen als de Raad.
Dit daargelaten is het duidelijk, dat, waar men in andere
gemeenten met mij van meening is, dat het een ambtenaar
is, die op de gemeentesecretarie thuis hoort, Burg. en Weth.
volkomen in hun recht zijn, als zij meenen, dat deze ambte
naar door hen moet worden benoemd, als het een ambtenaar
ter gemeentesecretarie is, waarbij hij wordt ingedeeld. Ik
zou zelfs meenen, dat als de Raad van een ander gevoelen
was, het zaak zou zijn, hierover de beslissing in te roepen
van dengene, die daarover te beslissen heeft. Ik meen, dat
beslist in strijd met de Gemeentewet zou handelen, wie
de benoeming van deze ambtenaren naar den Raad over
bracht.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb niet precies geluisterd,
naar wat. u en prof. Oppenheim, waar u het nu eens mede
eens is, er van zeggen. De heeren juristen, die altijd ver
schillen, zullen het nu ook wel niet eens zijn daaromtrent,
daarom weegt bij mij uw juridisch bezwaar niet zoo bijzonder.
Het wil mij voorkomen, dat zoo een ambtenaar iets anders is,
als door u is voorgesteld, al zullen wij later moeten uitmaken,
wat hij moet doen en wat hij niet moet doen. Hij past, dit staat
bij mij echter vast, niet geheel in het kader van de secretarie
ambtenaren, waarvan de Secretaris de hoofdambtenaar is. Ik
dacht, dat hij een zelfstandige positie moest hebben, dat hij
om zoo te zeggen den boer op moest, om de menschen te
bezoeken, te spreken, desnoods om te speuren. Dan krijgt hij
toch een ander karakter dan een gewoon secretarie-ambte
naar, die om 9 uur hier komt en die na een korte tusschen-
pauze om 4 uur weer vertrekt. Hij moet met de burgerij in
contact kotnen. Hij moet óf vriend of vijand van de burgerij
zijn. De burgerij kiest de raadsleden als haar vertegenwoor
digers; wanneer de burgerij dus over zoo iemand iets heeft
te zeggen of te klagen, kan zij daarvoor bij den Raad komen.
Hij moet een meer zelfstandige positie hebben dan een ge
woon secretarie-beambte, en de Raad behoort hem dus te
benoemen. De Raad behoort m.i., wanneer hij een ambtenaar
zelf kan benoemen, dat nooit aan Burg. en Weth. over te
laten. Wanneer wij het eens zijn met Burg. en Weth., dan
benoemen wij de personen, die zij voordragen. Maar als wij
het er niet mee eens zijn, dan moeten wij het recht hebben
een ander te benoemen.
En daarom zou ik van dat recht geen afstand willen doen, tenzij
de Wet zegt, dat het zoo niet mag. Waar er in dit geval ook juri
disch evenveel voor pleit, dat de Raad de benoeming mag doen,
of dat Burg. en Weth. het doen, geloof ik, dat de Raad de
benoeming aan zich moet houden.
De heer Fokker. M. d. V. Wanneer ik de argumenten naga,
waarmede U verdedigd hebt, dat Burg. en Weth. zelf den contro
leur van de gemeentebelastingen moeten benoemen, kom ik eerst
tot uwe bewering, dat de Raad het zelf bij monde van den heer
Witmans zou gewild hebben, toen hij heeft voorgesteld een
controleur der gemeentebelastingen te benoemen.
Dat vat ik voor mij nu meer als een aardigheid dan als
een serieus argument op. Ik geloof, dat geen haar op het
hoofd van den heer Witmans eraan gedacht heeft, dat de
plaats, waar hij het voorstel heeft gedaan, van eenigen
invloed zou zijn op de wijze van benoeming en dat Burg. en
Weth. er gebruik van zouden maken, zooals U dat poogt te
doen. Als hij het had voorgesteld bij den Hoofdelijken Omslag
dan was het ook goed geweest. We kunnen hier zeggen
Rubrica non est lex. Ik meen dus dat argument verder
voorbij te mogen gaan.
Burg. en Weth. achten het rationeeler, dat de benoeming
door hen gebeurt. Dan geschiedt het dus in Zaandam irratio
neel! Daar heeft men een verordening gemaakt, die zegt, dat
de controleur van de gemeentebelasting benoemd wordt door
den Gemeenteraad uit een door Burg. en Weth. in te dienen
voordracht van minstens twee personen.
Nu hebt U er straks op gezinspeeld, dat wanneer de Raad
niet zou doen wat Burg. en Weth. zouden willen, maar
besloot den controleur zelf te benoemen, U dan dat besluit
zoudt willen voordragen ter vernietiging aan de Kroon. Maar
de Kroon vernietigt niet zóó gauw. Daar hebben wij hier
ondervinding van en dat hebben we met de Melkverordening
ook nog gezien. In Zaandam is de toestand zooals wij dat
nu wenschen en deze zelfde Minister van Binnenlandsche
Zaken heeft dat besluit niet ter vernietiging aan de Koningin
voorgedragen. Ik ben dus ook niet bang voor vernietiging
door dezen zelfden Minister van ons besluit.
Dat is dus geen goed argument. Ik stel hier dit tegenover.
Art. 145 der Gemeentewet zegt, dat de Raad benoemt en
ontslaat alle gemeenteambtenaren en bedienden, wier benoe
ming niet bij de Wet of de plaatselijke verordeningen aan
anderen is opgedragen. Verder noemt de Gemeentewet in art.
179 onder littera p: de ambtenaren en bedienden bij de
plaatselijke secretarie. Dat begrip nu is met nader omschre
ven. Nu ligt het aan den Raad, of zij dezen man op de secre-