DONDERDAG 31 OCTOBER 4907.
217
klasseonderwijzer zou worden. Die maatregel zou misschien
een bezuiniging zijn, maar of hij een verbetering zou wezen,
waag ik te betwijfelen.
De beer Witmans heeft er zijn afkeuring over uitgesproken,
dat men voor de bepaling van het schoolgeld voor de scholen
der 2de klasse als basis neemt het boekje voor de inkomsten
belasting. Het is merkwaardig?, dat dat geachte raadslid
voor de Hoogere Burgerschool voor Meisjes wel wil doen
gelden, wat hij voor de scholen der 2de klasse wenscht afge
schaft te zien.
Wat aangaat het vragen aan de Schoolcommissie om advies
over de regeling van de schoolgelden, wil ik er de aandacht
op vestigen, dat het totdusverre steeds gebruik is geweest
sedert jaar en dag, zoolang de verordening op het onder
wijs heeft gevigeerd dat die Commissie in al dergelijke zaken
wordt gekend. Het is zelfs van belang, dat die Commissie
hoe meer hoe liever in schoolzaken wordt geraadpleegd, ook
over de regeling van-de schoolgelden, omdat deze natuurlijk op
het schoolbezoek invloed heeft. Ik zou dus niet gaarne willen,
dat men de Schoolcommissie disqualificeerde, als zij daarover
een praeadvies uitbrengt. Verder geloof ik dat men zijn oordeel
moet opschorten, totdat de nieuwe salarisregeling weder aan
de orde zal worden gesteld.
De heer Juta. Ik zal heel kort zijn. In de eerste plaats de
vraag of de financieele toestand hier slechter zou zijn dan
in andere gemeenten. Ik zou zeggen, dat er dit betrekkelijk
weinig op aankomtwij hebben hier te behartigen den finan-
cieelen toestand van Leiden. Men moet mij echter ten goede
houden, wanneer ik er op wijs dat, niet zoovele jaren geleden,
het percentage van de inkomstenbelasting hier ongeveer was
272%. Toen het 3% werd, werd er geklaagd, maar bij 3,25%
begon men bedenkelijk te kijken, en nu het ongeveer 5%
zal worden, kan men inderdaad toch van mij niet verwachten,
dat ik die snelle verhooging van het percentage zoo roos
kleurig acht. Of ik nu den toestand zoo slecht vind? Neen,
dat heb ik nooit beweerd. Maar wel acht ik die snelle ver
hooging een sterke vingerwijzing om op den ingeslagen weg
niet voort te gaan. Want zoo de grens, al niet overschreden
is, dan zijn wij toch op de grens waarop verklaard kan
worden, dat de financieele toestand slecht is. Dit staat in
verband met hetgeen de heeren Stigter en Sytsma hebben
gezegd. Het is moeilijk het iedereen naar den zin te maken;
ook menschen, die bij slot van rekening tot hetzelfde resul
taat komen, hebben daarvoor dikwijls geheel andere motieven.
De heer Stigter beklaagt zich, dat hij niet gewaarschuwd is
tegen uitgaven, die nog zouden komen, anders zou hij niet
§estemd hebben voor de f 4000 voor de muziek. De heer
ijtsma verweet ons dat er wel wordt gewaarschuwd.
Tenslotte nog eene kleine rectificatie omtrent hetgeen ik
zou hebben gezegd betreffende de verhooging van den hoof-
delijken omslag tot 5,6%. Dat Jieb ik wel gezegd, maar er
was een »maar" bij. Dat was nl. indien de gasprijs niet zou
worden verhoogd met a cent. Daarover heeft geen van de
heeren iets gezegd, de couranten hebben er ook geen mel
ding van gemaakt, en daarom is het misschien wel nuttig
het nog eens in herinnering te brengen. Nu de gasprijs met
cent verhoogd is, zal de hoofdelijke omslag ook niet 5 6%
zijn. Ik meen dat ik in de Vergadering waarin tot verhooging
van den gasprijs is besloten, dit duidelijk genoeg heb doen
uitkomen.
Nog een enkel woord aan de heeren Fokker en Pera. Ik
dank den heer Fokker zeer voor den lof mij toegebracht voor
het nemen van het initiatief voor de oprichting der Electri-
sche Centrale en den heer Pera voor zijne qualificatie van
mijn persoon. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik bloos
en bedank.
De Voorzitter. Naar aanleiding van hetgeen door verschil
lende sprekers in het midden is gebracht, wil ik, voor zoover
dit niet beantwoord is door de verschillende Wethouders,
nog een enkel woord zeggen. In de eerste plaats dank ik de
heeren Pera en Meuleman, die het Dagelijksch Bestuur hulde
hebben betuigd voor het sluitend maken van de begrooting,
waar de bronnen van inkomsten niet mild vloeiden.
Er is inderdaad veel zeemansschap noodig geweest om met
een sluitende begrooting te komen en dat wij daarin geslaagd
zijn, is zeker voor een goed deel te danken aan de volledige
medewerking van al de leden van het Dagelijksch Bestuur
in het bijzonder als hoofden van de verschillende takken van
dienst, omdat zij zich gematigd hebben in het stellen van
eischen voor hetgeen hun na aan het hart lag en zaken voor
welke zij gaarne gelden hadden aangevraagd, niet hebben
willen voorstellen met het oog op den toestand der gemeente-
financiën.
Thans iets persoonlijks. De heer Fokker heeft er bezwaar
tegen ingebracht, dat de Raad eerst op 31 October is bijeen
geroepen ter behandeling van de begrooting en hij heeft gezegd
nu wordt ons het pistool op de borst gezet en geëischt, dat
wij op dezen dag, zonder ons behoorlijk van onze stem reken
schap te kunnen geven, de begrooting doorvliegen. De ver
antwoordelijkheid voor die oproeping neem ik op mij; ik
spreek wel in het Dagelijksch Bestuur over de vraag, wanneer
de Raad zal bijeenkomen, maar ik ben de verantwoordelijke
persoon, die volgens de wet bepaalt, wanneer de Raad wordt
bijeengeroepen.
Ik wil dus de verantwoordelijkheid voor die daad op mij nemen
en ik gevoel mij daardoor niet zeer bezwaard, want totnogtoe
is de begrooting steeds in een middag- en avondzitting kunnen
afgehandeld worden en nu kwam het mij voor, dat in de
gegeven omstandigheden, waar Burg. en Weth. geen enkel nieuw
voorstel doen, deze begrooting, welke werkelijk niets bijzonders
heeft, toch wel in denzelfden tijd kon worden afgedaan als
de begrootingen van vorige jaren, welke soms innovaties be
vatten, die tot breede discussiën aanleiding konden geven.
De heer Juta zeide zooeven, dat het moeielijk is het een
ieder naar den zin te maken ik neem die woorden hier over,
want toen ik verleden jaar een voorstel aankondigde om de
begrooting op 29 October te behandelen, is door de heeren
Fokker en van der Eist gevraagd dat niet te doen, omdat zij
dan geen voldoenden tijd zouden hebben om de begrooting
behoorlijk te bestudeeren. Als ik den Raad bijeenroep op den
uitersten termijn, teneinde den leden volledig tijd te geven
om de begrooting te bestudeeren, dan is het niet goed en wil
ik het vroeger doen, dan is het evenmin goed. Ik geloof dan
ook, dat ik met een gerust geweten kon doen, wat ik gedaan
heb en de heeren vandaag bijeenroepen.
Er zijn nog een paar persoonlijke quaesties, die moeten
voorafgaan In de eerste plaats de quaestie der bewaar
scholen De heer van Hamel heeft reeds van repliek gediend
en ik wil aan het door hem gesprokene dit toevoegen, dat
de Wethouder van Onderwijs in de vergaderingen van Burg.
en Weth. herhaaldelijk de oprichting van een nieuwe be
waarschool heeft bepleit, maar dat het argumenten, die on
zerzijds werden aangevoerd, zijn geweest, die het niet tot
een besluit hebben doen komen. En waar de heer Fokker
opmerkte, dat uit het praeadvies had moeten blijken vaneen
meerderheid en een minderheid, wil ik hem mededeelen, dat
als slechts één lid in het College van Burg. en Weth. tegen
een voorstel stemt, daarvan in het praeadvies geen melding
wordt gemaakt en dat eerst van een meerderheid en een
minderheid wordt gesproken, indien er zich twee tegen
hebben verklaard. De Wethouder van Onderwijs gaat dus als
lid der Commissie voor de bewaarscholen vrij uithij heeft
het belang van het bewaarschoolonderwijs en dat van het
lager onderwijs in het bijzonder tot heden in ons College
behartigd en voorgestaan.
Eindelijk de opmerking, ook van persoonlijken aard, van
den heer Witmans omtrent het lot, dat aan zijn voorstel tot
verhooging van het schoolgeld voor de Hoogere Burger
school voor meisjes ten deel gevallen is. Het verwijt van dat
geachte lid dat zijn voorstel zonder reden door Burg. en
Weth. zou teruggezonden zijn aan de adviseerende Commissie
is volkomen ongegrond. Het eerste advies van de Commissie
voor het Middelbaar Onderwijs zij heeft het later zelf toe
gegeven was, hoe omstandig ook, niet volledig. Er werd
in gedoeld op de heffing van proportioneel schoolgeld en de
wenschelijkheid van de invoering daarvan uiteengezet, maar
er was geen schema bijgevoegd van de wijze, waarop de
Commissie die heffing zou wenschen ingericht te zien. Om
die reden is het advies teruggezonden met beleefd verzoek
aan de Commissie om op dat punt nader van haar gevoelen
te doen blijken. Aan dat verzoek is voldaan en vóór korten
tijd heeft het tweede advies het College van Burg. en Weth.
bereikt. Wij maken ons nu bereids op, om omtrent het voorstel
van den heer Witmans een praeadvies bij den Raad in te
dienen.
Nu wil ik iets zeggen over de grieven tegen de school
politiek van Burg. en Weth. Voor zooveel de Wethouder van
Onderwijs daaromtrent antwoord heeft gegeven, kan ik mij
bij dit antwoord aansluiten. Door den heer Stigter zijn
evenwel enkele snijdende opmerkingen gemaakt aan het
adres van Burg. en Weth., die niet on wedersproken mogen
blijven. Hij verweet ons, dat wij op het gebied van Onder
wijs altijd te laat komen, en eerst gaan handelen, wanneer
de autoriteiten een boos gezicht trekken en den vinger drei
gend opheffen. Zoo komen wij eerst met voorstellen om te
voorzien in het gebrek aan schoolruimte, wanneer de nood
zóó dringend is, dat reeds op andere wijze naar plaats is
moeten worden gezocht. Die grief is grootendeels sterk over
dreven. Wat dat gebrek aan plaats betreft, gewoonlijk komt
de mededeeling omtrent plaatsgebrek plotseling; het hoofd
der school komt met de mededeeling, dat er zóóveel leerlin
gen overcompleet zijn. En zouden wij dan dadelijk aan den
Raad een voorstel moeten doen om tot den bouw van eene
nieuwe school over te gaan? Dan moeten toch eerst het
terrein nog worden gekocht, de plannen opgemaakt, de gel
den worden gevoteerd. Kunnen wij dan ook niet hier, zooals
in andere gemeenten, een tijdelijken, een voorloopigen toestand