DONDERDAG 31
OCTOBER 1907.
237
welke ik niet dadelijk toestemmend zou durven beantwoorden.
Indien wij het karakter der school zoozeer gaan veranderen,
geloof ik althans niet dat wij meer leerlingen zullen trekken,
dan die welke wij thans hebben, nu het een hoogere burger
school voor meisjes is.
Burg. en Weth. zullen het verzoek van de heeren Aalberse
en Vergouwen in gunstige overweging nemen en zoodra zij
een bescheid op het in te dienen adres zullen ontvangen
hebben, zien wat hun te doen staat.
De heer Vergouwen. Ik wensch in aansluiting aan mijn
eerste rede Burg. en Weth. te verwijzen naar de pogingen
tot transformatie van die vroegere hoogere burgerscholen
voor meisjes in andere gemeenten. Ik weet, dat in Middelburg
een dergelijke school is veranderd en ik geloof niet, dat zij
daaronder heeft geleden, want in het karakter van het onderwijs
\yordt bijna geen wijziging gebracht. Die verandering is zeer
gemakkelijk tot stand te brengen en brengt het voordeel
mede, dat men subsidie krijgt.
Indien Burg. en Weth. een onderzoek instellen, kunnen zij
tevens nagaan, of het met het oog op de financiën der ge
meente wenschelijk is tot die transformatie te besluiten en
kunnen zij deze zaak in verband brengen met het vraagstuk
van het schoolgeld, waarmede zij samenhangt.
De heer van Hamel. Ik wensch het denkbeeld van de
heeren Aalberse en Vergouwen te steunen, maar waar gij, mijn
de Voorzitter, zegt, dat Burg. en Weth. bereid zullen bevonden
worden om in den geest van dat denkbeeld aan de Regeering
te requestreeren, geloof ik toch, dat zulk een request meer
kans zal hebben van slagen, indien de Raad zich in dien zin
uitspreekt en Burg. en Weth. namens dezen dat verzoek aan
de Regeering doen.
De heer Vergouwen. Ik wil gaarne een voorstel in dien
zin aan den Raad doen, maar ik geloof, dat een groot deel
van de leden zich reeds in het sectieverslag op voldoende
wijze heeft uitgesproken. Ik lees daarin:
»Er wordt opgemerkt' dat deze school zeer veel bezocht
wordt door meisjes van buiten en als nu de vrees bestaat
dat een verhooging van het schoolgeld die toevloed zou doen
ophouden meende een lid het gewenscht het Rijk een subsidie
te vragen voor de school, die wijl zij niet 'zuiver Leidsch
belang vertegenwoordigt daarom in aanmerking kan komen
voor Rijks ondersteuning. Dit denkbeeld verwierf bijval."
Daaruit blijkt, dat er in de afdeeling, waarin dat denkbeeld
is besproken, daarmede instemming is betuigd en ik geloof
dan ook, dat de Raad zich in dien geest unaniem zou willen
verklaren.
De Voorzitter. Ik meen, dat het niet noodig is over dat
denkbeeld van de heeren Vergouwen en Aalberse te stemmen,
want ik onderstel, dat indien niemand daarover stemming
vraagt,wij kunnen aannemen, dat de Raad het unaniem
wenschelijk acht, dat Burg. en Weth. namens den Raad een
request in dien geest indienen.
Volgn. 25, overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth.
met f 855 verhoogd, wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De volgnrs. 2628 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgn. 29, luidende: Ontvang sten ter
zake van de Stedetijke Fabrieken van Gas- en Electri-
citeit"f 145.415.
De heer Fokker. M. d. V. Ik wil er even aan herinneren,
dat bij de behandeling van het voorstel van Burg. en Weth.
nu onlangs om den gasprijs van 5 cents te brengen op 572
cent, een lid daarvoor gestemd heeft mits de maatregel slechts
voor drie maanden werd genomen.
Toen werd gezegddat kan niet, gij moet stemmen voor
of tegen, zonder meer. Door den heer Aalberse is toen gezegd,
dat de Gemeenteraad het vorige jaar, bij de bepaling van het
cijfer als opbrengst van de gasfabriek, daarmede had uitge
maakt dat het toen bepaalde winstcijfer rationeel en billijk
was, en dat op dien grond niet met een lager winstcijfer
genoegen kon worden genomen. Nu is het blijkbaar de be
doeling van Burg. en Weth., om de begrooting van de gas
fabriek zoo te maken, dat er wordt gerekend op een gasprijs
van 572 cent voor het geheele jaar 1908. En nu weet ik
niet of dit wel geheel in overeenstemming is met het genomen
raadsbesluit. Verschillende leden hebben toen gezegd: wij
zijn bereid om voor 572 cent te stemmen, mits dit slechts
diene om in te halen het tekort, dat wij dit jaar 1907 hebben
gehad. Heeft dit besluit nu medegebracht het besluit om voor
het geheele jaar 1908 den gasprijs vast te stellen op 572 cent?
Ik meen van niet. En daarom zou ik willen vragen, of het de
bedoeling is van Burg. en Weth., om het geheele jaar den
prijs van 572 cent te behouden? Of is het het plan om wan
neer de kolenprijzen dalen, waarop, wanneer ik wel ben inge
licht, eenige kans bestaat, bij den Raad te komen met een
voorstel om den gasprijs weder te verlagen?
De Voorzitter. Het is ongetwijfeld de bedoeling om in
1908 de gasprijs te houden op 572 cent; de contracten zijn
nu eenmaal afgesloten. In de prijzen van steenkolen is in
den eersten tijd geen verandering te wachten, als het zoover
is, dan kan de zaak altijd nog in den Raad ter sprake worden
gebracht; voorloopig is de gasprijs evenwel vastgesteld op
572 cent. Dat is de strekking geweest van het votum van
den Raad.
De heer Stigter. M. d. V. In de memorie van antwoord
zie ik medegedeeld, dat »het steenkoolgas bevat 8%, het ge-
carbureerd watergas 30% kooloxyde. Om technische redenen
wordt een mengsel afgeleverd van 75% koolgas en 25%
watergas. Dit mengsel bevat 13,5% kooloxyde. Het maximum
van het gehalte aan kooloxyde heeft 17%, het minimum 9%
bedragen."
Nu is de quaestie deze. Is die 17% gewoonte geweest en
een enkele maal 9%, of is de 9% gewoonte geweest en een
enkele maal 17%, of is het gewoonlijk daar midden tusschen in.
Ik zou gaarne daaromtrent eenige inlichting ontvangen, nl.
of het gemiddelde dicht bij 9 dan wel dicht bij 17 ligt, want
de meegedeelde cijfers blijven altijd waar, ook indien één
keer 9 en bijna altijd 17 is bereikt.
De heer Juta De vraag van den heer Stigter behoort tot die
technische vragen, waarop men wel eenigszins voorbereid mag
zijn, wil men ze met de noodige juistheid en nauwkeurigheid
beantwoorden.
Het gehalte aan kooloxyde in het lichtgas maakte meermalen
het onderwerp van gesprek uit tusschen den Directeur der
Gasfabriek en mij en deze heeft mij verklaard, dat het ge
middelde cijfer tusschen 9 en 17 ligt, zoodat er geen sprake
van kan zijn, dat als regel 17 en slechts een enkele keer
9 zou worden bereikt, terwijl het omgekeerde evenmin het
geval is.
De heer Aalberse. Ik wensch naar aanleiding van de op
merking. van den heer Fokker over hetgeen ik bij de ver
hooging van den gasprijs tot b1^ cent heb gezegd, er op te
wijzen, dat mijn argument dit was, dat de Raad bij de vorige
begrooting had goedgekeurd, dat een winst van f 100.000
uit het bedrijf der gasfabriek werd gemaakt, zoodat men,
indien de verhooging van den gasprijs inzooverre werd be
perkt, dat men diezelfde winst bleef maken, niet kon zeggen,
dat die verhooging geschiedde om de directe belasting te ver
minderen.
In de tweede plaats wil ik opmerken ik geloof dat de
Voorzitter het ook zoo bedoeld heeft, maar niet precies zoo
gezegd, dat indien wij aannemen, dat de gasprijs b1^ cent
zal zijn, daardoor niet bepaald is, dat die prijs voor het geheele
jaar zal gelden, maar wij het recht hebben hem, zoo noodig
in den loop van het jaar tot 6 cent te verhoogen om dezelfde
reden als waarom wij in het vorige jaar tot 572 cent zijn
gekomen, terwijl wij daartegenover, indien de kolenprijzen
zoozeer daalden, dat wij zonder gevaar voor vermindering
van het winstcijfer tot beneden het eenmaal aangenomen
bedrag van ongeveer een ton, die halve cent van den gas
prijs konden afdoen, daartoe ook bevoegd zouden zijn.
ik geloof, dat het votum, dat wij door aanneming van dit
artikel uitbrengen, geen andere beteekenis heeft dan deze:
het is de bedoeling den gasprijs op 572 cent te houden, tenzij
er een reden komt om dien te verhoogen of te verlagen.
De heer Roem. Er is één zaak, welke mij niet erg dui
delijk is. Ik zou in de eerste plaats willen vragen, voor
hoelang en wanneer een contract voor de levering van steen
kolen wordt afgesloten.
De heeren roepen mij toe, dat het contract voor een jaar
en op 1 April wordt afgesloten, maar dan vraag ik toch,
wat aanleiding heeft gegeven tot de verhooging van den gas
prijs, want uit het feit, dat het loopende contract eerst op
1 April eindigt, mag ik toch opmaken, dat men tot dien
datum niet meer zal behoeven te betalen voor de steenkolen
dan overeengekomen is.
De heer Juta. De gasprijs is verhoogd, omdat met reden
verwacht mag worden, dat de gasfabriek hoogere prijzen moet
betalen voor de kolen. Een begrooting is slechts een raming
en daarbij kan geen rekening worden gehouden met een
toestand, welke misschien over zes maanden zal zijn, maar
moet men uitsluitend den toestand van dit oogenblik in acht
nemen. Waar nu het vooruitzicht bestaat, dat het nieuwe
contract tengevolge van de stijgende kolenprijzen, ongunstiger
zal zijn dan het vorige, heeft men tot verhooging van den gas
prijs moeten besluiten, en dat nog te meer, aangezien ge
bleken is, dat wij met het vorige contract ook al niet aan
een redelijk winstcijfer kwamen.