DONDERDAG 31
OCTOBER 1907.
235
geleden een jongmensch zich hier heeft aangemeld en feitelijk
reeds was aangewezen voor een betrekking in den gemeente
dienst; doch hij werd afgekeurd op grond, dat hij zou hebben
een aandoening van den rechter longtop. De ouders van dat
jongemensch waren daarover zeer ongerust, omdat een der
gelijk ziekteverschijnsel zich in de familie nog nooit had voor
gedaan en hebben gemeend er bij den medischen dienst der
maatschappij, bij welke dat jongemensch nu in betrekking is,
op te moeten aandringen, dat hij, met het oog op het feit,
dat hij voor den gemeentedienst hier ter stede was afgekeurd
op grond van het genoemde ziekteverschijnsel, in een sana
torium zou worden opgenomen. De dokter der maatschappij,
die hem kwam keuren, meende, dat hij niets mankeerde,
maar naar aanleiding van een pertinent schrijven van den
vader heeft die medicus hem acht dagen in observatie genomen
en het gevolg is geweest, dat er na dien tijd een attest kwam,
dat hij niets mankeerde.
Nu spreekt het van zelf, dat men zich bij zoo'n uitspraak
niet dadelijk neerlegt. Evenals bij juristen, komt het ook bij
medici voor, dat zij in hunne meening lijnrecht tegenover
elkander staan. De vader heeft toen ook nog eens zijn eigen
huisdokter geraadpleegd, die zoo welwillend was den persoon
opnieuw aan eene keuring te onderwerpen, waaruit bleek, dat
de twee doctoren omtrent de vermeende kwaal verschil van
gevoelen hadden. Nog niet tevreden, meende de vader ook
nog een anderen dokter te moeten raadplegen, die verklaarde
dat het jongemensch niets mankeerde.
Nu meen ik, dat er alle aanleiding bestaat om te vragen;
kan het mogelijk zijn, dat hier eene vergissing heeft plaats
gehad. Niemand is volmaakt, ook doctoren kunnen fouten
maken of zich vergissen. Een van de twee stadsdoctoren, die
ik op het oog heb, blijft bij zijne bewering, dat het jonge
mensch longentuberculose heeft of een aandoening van den
rechter longtop. Bedenkt men daarbij, dat het'jongemensch
bekleedt de betrekking van leerling-machinist bij de Staats
spoor, wat een zware dienst is; dat hij zijn militieplicht bij
de laatst gehouden manoeuvres heeft vervuld zonder eenige
stoornis, dan vraag ik of er hier nu inderdaad geen reden
bestaat, om eens ernstig te onderzoeken of hier geen abuis
heeft plaats gehad.
Waarom heb ik nu deze zaak hier ter sprake gebracht?
Uit een oogpunt van algemeen belang wil het mij voorkomen,
dat het inderdaad billijk is, dat in zeer bijzondereernstige geval
len, zooals dit er een is, eene eenvoudige afkeuring kan worden
gevolgd door eene herkeuring, gedaan door een dokter, die geheel
en al staat buiten het kader der gemeente-geneeskundigen.
Het komt mij voor, dat Burg. en Weth. wanneer zij de
overtuiging hadden, dat een abuis had plaats gehad, niet
zouden zeggen: de stadsdokter heeft nu eenmaal afgekeurd,
dus nu moet het zoo ook blijven. Ik geloof niet, dat zij eene
dergelijke onrechtvaardigheid zouden wenschen te bestendigen.
Daarom ook heb ik nog de behandeling van deze begrooting
willen medemakenom deze zaak in het openbaar ter sprake
te brengen. Namen noemen acht ik niet noodig. Wie in deze
zaak belang stelt, kan zelf wel nagaan, wie de partijen in deze
zijn. Ik geloof, dat wanneer na verloop van eenigen tijd de
verordening zal moeten worden herzien, op den voorgrond
zal moeten staan, dat in zeer bijzondere gevallen herkeuring
mogelijk moet zijn, dat het Dagelijksch Bestuur niet steeds
behoeft te zweren bij de uitspraak der stadsdoctoren. Ik heb
er het mijne van gezegd, zal het er nu bij laten, maar blijf
van meening, dat er eene omissie is begaan.
De Voorzitter. Ik geloof, dat de opmerkingen van den
heer Witmans niet kunnen leiden tot eene wijziging in de
cijfers der begrooting. Het geldt eene quaestie, die buiten de
begrooting omgaat, die als het ware moet worden beschouwd
als een wensch, dat Burg. en Weth. te gelegener tijd reke
ning zullen houden met de gemaakte opmerkingen. Op 't
oogenblik zijn Burg. en Weth. nog niet overtuigd van de
noodzakelijkheid om, waar het betreft personen die nog aan
gesteld moeten worden, na afkeuring herkeuring toe te staan.
Van een recht daarop kan bij te benoemen personen zelfs
geen sprake zijndaarvan kan eerst sprake komen als iemand een
maal tot ambtenaar is benoemd en de verordening zulks toelaat.
Bij de genomen beslissing.is terecht aangenomen, dat, indien
sollicitanten nu eenmaal niet zijn goedgekeurd door de keurende
geneesheeren, niet nog een recht zou bestaan een nieuwe
keuring te vorderen.
Voorloopig zijn Burg. en Weth. dan ook niet van oordeel,
dat op het denkbeeld van den heer Witmans kan worden
ingegaan. Het is trouwens een redeneering, die buiten de
begrooting en haar cijfers omgaat en in de stukken alleen
ter kennis van den Raad is gebracht, opdat deze te gelegener
tijd er zijn voordeel mede kan doen.
De heer Megleman. Ik wensch den heer Witmans te doen
opmerken, dat zelfs wanneer tegemoet gekomen werd aan
zijn wensch betreffende dat herkeuren, dit slechts een ver
plaatsen van de moeielijkheid zou zijn.
Gesteld een candidaat-gemeenteambtenaar wordt door twee
geneesheeren gekeurd en deze komen tot de conclusie, dat
die persoon niet geschikt is voor den gemeentedienst. Zulk
een persoon dat zal altijd het geval zijn is natuurlijk
met die uitspraak niet tevreden en vraagt altijd herkeuring
aan. Nu wordt hij door twee andere doktoren gekeurd en
laten wij eens aannemen, dat deze hem wel voor den ge
meentedienst geschikt achten, wie hebben dan gelijk, de eerste
twee doktoren of de twee anderen? In dat geval staan wij dus
weder voor dezelfde moeielijkheid, terwijl Burg. en Weth.
den zekersten weg zullen kiezen en hem niet zullen aanstellen,
omdat goedkeuring nog geen recht op aanstelling geeft.
De Voorzitter. Zooals ik reeds zeide, is het geen onderwerp,
dat met de begrooting of de cijfers daarvan verband houdt
en ik acht het dan ook raadzaam geen verdere discussie er
over te voeren. Het is een wensch en een meening, die de
heer Witmans heeft te kennen gegeven en te gelegener tijd
kunnen de leden van den Raad hun voordeel daarmede doen.
Op dit oogenblik bestaan er voor Burg. en Weth. geen termen
een andere uitspraak te geven dan zij gedaan hebben.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgn. 165 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgn. 166 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgn. 167, luidende; Kosten van
ziekenverplegingf 10.944.
De heer Stigter. Ik heb mij bij de antwoorden op vragen,
die in de afdeelingen, ook dóór mij, zijn gesteld en waarop
zulke welwillende antwoorden kwamen als het geval is met
de bij dit artikel gedane vraag, gaarne neergelegd, omdat ik
overtuigd ben, dat Burg. en Weth., waar zij beloften afleggen,
alle middelen in het werk zullen stellen om daaraan te vol
doen. Diezelfde gedragslijn zou ik gaarne bij dit artikel hebben
gevolgd en ik wil dan ook wel verklaren, dat ik mijn denk
beeld om f 1000 op de begrooting te brengen niet handhaaf,
maar ik heb het woord gevraagd om te doen opmerken, dat
ik die gedachte heb geopperd, niet omdat ik meende, dat
dat bedrag van f 1000 voldoende zou zijn om aan mijn
wensch gevolg te geven, maar als een middel om van den
Raad de uitspraak uit te lokken, dat naar zijn gevoelen deze
zaak spoedig en krachtig behoort te worden ter hand genomen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgn. 167 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgn. 168, verhoogd met f 1260, wordt zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 169172 worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgn. 173, luidende: »Subsidiën aan
werkhuizen en dergelijke armeninrichtingenf 4000.
De Voorzitter. Bij dit volgnummer komt de begrooting van
de Werkinrichting aan de orde.
De begrooting der Werkinrichting, alsook volgnummer
173, wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
De volgnrs. 174177 worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgn. 178, luidendeïtKosten der Kamer
van Koophandel en Fabrieken"f 650.
De Voorzitter. Hierbij komt aan de orde de begrooting
van de kamer van Koophandel en Fabrieken.
De begrooting, alsook volgn. 178, wordt zonder beraadsla
ging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs 179 en 18Ü worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aungenomen.
Beraadslaging over volgn. 181, luidende: Grondlasten en
personeele lastenf 5021.
De heer Fokker. Ik zou over dit punt wel een enkele op
merking willen maken. Wij hebben hier de kosten van beheer
voor onze bezittingen. Nu wordt in andere gemeenten wel
eens aangedrongen op de instelling van een apart grondbedrijf.
Zoover behoeven wij hier niet te gaan, omdat ons grondbezit
niet zoo heel groot is. Maar toch komt het mij voor, dat wij
onze begrooting jaarlijks zouden kunnen ontlasten, wanneer
wij in aanmerking nemen, dat de gemeente in het bezit is
van verschillende terreinen, die wellicht binnenkort voor
bouwterreinen kunnen worden gebezigd. Die terreinen geven op
dit oogenblik slechts een geringe opbrengst in den vorm van
huur of pacht, terwijl er toch in der tijd groote sommen voor zijn
uitgegeven. Bij slot van rekening wordt er dus aan rente en aflos
sing een groot bedrag uitgegeven, welke som uit de gewone mid
delen ten slotte uit den hoofdelijken omslag moet worden
betaald. Het tegenwoordige geslacht betaalt dus voor het na
geslacht, dat de vruchten plukt. Ik zou dus Burg. on Weth.
wel in overweging willen geven, of zij het niet op de een of
andere wijze zoo kunnen inrichten, dat een boekhouding wordt