DONDERDAG 31 OCTOBER 1907.
229
AYONDVERG ADERING.
{Geopend des avonds te half acht uur).
Afwezig: de heer Timp.
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling der
ontwerp-begrooting voor het jaar 1908.
De volgnrs. 124126 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgn. 127, verhoogd met f50, en daarna de volgnrs.
'127129 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
(De heer Fokker komt ter vergadering).
De Voorzitter De heer Fokker vraagt alsnog het woord
over volgnummer 125. Ik stel voor de beraadslaging over
dat volgnummer te heropenen.
Daartoe wordt besloten.
Beraadslaging over volgn. 125, luidende: r>Onderhoud van
klokkenhorloges, speelwerken en dergelijke en jaarwedde van
den klokkenist"f 1070.
De heer Fokker. M. d. V. Uit het aardige boekje dat
vanwege de directie van de Electrische Centrale is verspreid,
blijkt dat er electrische uurwerken bestaan, die zeer goed
voldoen. Nu zou ik willen vragen, of er ook hier niet een elec-
trisch uurwerk kan worden aangebracht op enkele punten
van de stad. Ik heb nooit in eene gemeente zoo weinig
openbare klokken gezien; slechts op de Hoogewoerd is er
één, en die is nog niet eens van de Gemeente. Burg. en
Weth. zeggen, dat er een belangrijk bedrag mede gemoeid is
en dat het aanbrengen van electrische uurwerken daarom
geen instemming zal vinden bij den Raad. ^Belangrijk be
drag" is een rekbaar begrip, mijnheer de Voorzitter. En
daarom zou ik gaarne vernemen, of er niet eene raming van
kosten kan worden gemaakt en te gelegener tijd aan den
Raad overgelegd.
De heer Korevaar. M. d. V. Het bezwaar tegen het voor
stel van den heer Fokker is natuurlijk slechts van financi-
eelen aard. Burg. en Weth. zouden het ook zeer toejuichen
wanneer er sierlijke electrische klokken in de stad konden
komen. Maar waar wij al die jaren het zonder die klokken
hebben gedaan, vraag ik of het nu de tijd is om er mede
aan te komen, terwijl dat men nog niet weet wat het kost. Men
moet voor zoo'n klok toch een ietwat sierlijken kolom hebben;
men kan hem niet op een houten paal plaatsen als een
petroleumlamp op een boerendorp. Nu spreekt de heer Fokker
nog wel van enkele klokken. Hoeveel de kosten zullen zijn
weet ik niet, maar met een f 1000 komen wij er zeker
niet. Daarom zou ik zeggen: laten wij nu geen besluit nemen,
maar laten Burg. en Weth. het in gedachten houden en het
volgende jaar een voorstel doen, wanneer de kosten niet te
hoog blijken te zijn.
De heer van der Lip. Ik ben het met den heer Fokker
eens dat het te betreuren is, dat wij hier niet één officieele
leesbare klok hebben. Eenige jaren geleden heb ik dan ook
al voorgesteld het torenuurwerk van een minuutwijzer te
voorzien, maar dat voorstel is toen met een overgroote meer
derheid verworpen. Slechts twee leden van den Raad waren
zoo verstandig vóór te stemmen. Hieruit concludeeren nu
Burg. en Weth., dat een dergelijk voorstel thans ook wel
weer schipbreuk zou lijden. Dat is echter niet juist, want
toen is mijn voorstel o. a. door den heer van Gruting be
streden met het oog op de electrische centrale, welke wij
zouden krijgen. Er is mij toen gezegd: laten wij nogeenigen
tijd wachten, omdat wij, indien die centrale er is, een elec
trische klok kunnen krijgen. Het beroep van Burg. en Weth
op het voorgevallene bij de behandeling der begrooting over
1906 gaat dus m.i. niet op. Ik blijf het aanbrengen van een
leesbare klok, hetzij op het Stadhuis of op een andere plaats
als een dringenden eisch beschouwen.
De heer Fockema Andreae. Ik geloof, dat de Raad op dit
oogenblik geen besluit kan nemen, omdat wij de noodige
gegevens missen omtrent de kosten, welke het maken van
dergelijke electrische klokken met zich zal brengen. Mij dunkt
echter, dat wij, die over zooveel stedelijke gebouwen hebben
te beschikken, zulke klokken op practische wijze kunnen
aanbrengen. Ik heb er verschillende gezien, welke slechts uit
twee wijzerplaten bestonden, die schuin tegen den gevel van
een huis waren geplaatst. Ik geloof, dat er vroeger in de
gemeente Dieren een aantal warener woonde daar een
horlogemaker, die die klokken leverde. De prijs kan niet
hoog zijn geweest, want verscheidene kleine gemeenten en
tal van particulieren hadden er een. Ik weet niet, of zij goed
en degelijk waren, maar ik denk het wel, want de klok te
Dieren liep altijd goed. Ik hoop dat Burg. en Weth. eens
naar die soort van klokken zullen informeeren.
De Voorzitter. Het resultaat van de discussie is, dat Burg.
en Weth. zich bereid verklaren een onderzoek in te stellen
naar de kosten van dergelijke uurwerken, welke door elec-
triciteit in beweging worden gebracht. Te gelegener tijd en
uiterlijk bij de volgende begrooting kan de Raad een mede-
deeling en wellicht een voorstel verwachten.
De heer Fokker. M. d. V. Ik dank u wel voor uw antwoord.
Ik wensch van deze gelegenheid gebruik te maken om te doen,
wat ik zooeven verzuimd had, n.l. u mijn erkentelijkheid te
betuigen voor de deferentie, welke gij tegenover mij hebt
betoond door de beraadslaging over dit volgnummer aan te
houden, ik geloof, dat de omstandigheid, dat ik te laat ge
komen ben, een bewijs is, dat wij geen klok hebben, waarop
een ieder kan zien. Indien er zulk een klok ware geweest,
mag ik hopen wel op tijd gekomen te zijn.
De beraadslaging wordt gesloten en volgnummer 125 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgn. 130, luidende: y>Kosten voor het
verstrekken van en aanleg voor duinwater" 10.104.
De heer Fockema Andreae. Zooals uit de begrooting blijkt,
zullen er tien nieuwe brandkranen worden aangebracht, en
nu zou ik willen vragen of daarbij ook aan Levendaal en het
Rapenburg zal worden gedacht. Over de behoefte aan brand
kranen in die buurt is gesproken, toen de mogelijkheid ter
sprake kwam, dat een brand gebluscht zou worden met het
water uit een van die heerlijke grachten, welke men daar
vindt.
De heer Korevaar. M. d. V. Bij de verdeeling der brand
kranen, welke jaarlijks op de begrooting staan, wordt altijd
eerst de vraag gesteid, of er straten zijn aangelegd, waar
men niet onder het bereik van slooten of grachten is. Der
gelijke straten komen in de eerste plaats in aanmerking en
daarna andere punten der gemeente, waar het aanbrengen
van brandkranen het meest urgent is. Gaarne zullen wij
letten op den wenk van den heer Fockema Andreae.
De beraadslaging wordt gesloten en volgnummer 130 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgn. 131, luidende: ï>Kosten der Ge
meentereiniging" f 40.293.
De heer Zaalberg. M. d. V. Toen hedenmiddag Dr. Meu-
leman het rioheringsvraagstuk ter sprake bracht en de heer
Roem, over het spuien sprekende, den raad gaf daarbij de
bagger te roeren, heb ik gezwegen, omdat ik toch voornemens
was dat onderwerp bij dit volgnummer te behandelen. Zooals
de heeren weten, heb ik verleden jaar voorgesteld nu en dan
voor rekening van de gemeente te laten spuien. Dat is zes
maal geschied en het heeft wel eenige maar geen blijvende
verbetering gebracht. Ik heb gisterenavond in een ingezonden
stuk in het Leidsche Dagblad de mededeeling gelezen, dat
het spuien telkens voor eenige dagen heeft geholpen. Trou
wens dit is ook door U, mijnheer de Voorzitter, geconstateerd.
Ik heb later medegedeeld, dat, wanneer in het Oegstgees-
terkanaal schotten werden geplaatst een deskundige heeft
mij dit aan de hand gedaan het spuien veel meer zou
helpen dan nu zonder zulk eene afsluiting tijdens het spuien.
Ik wil dit daarom nog eens in herinnering brengen. De
kosten aan dit plan verbonden, kunnen niet zoo verbazend
groot zijn, in ieder geval zullen zij heel wat minder bedragen,
dan die van het voorgestelde rioleeringsplan en ik ben er
zeker van, dat wij dan hier in Leiden geen klachten meer
zullen hooren over onwelriekende grachten. Ook acht ik het
roeren, zooals de heer Roem voorstelt, alsdan onnoodig. Ik
heb het spuien geregeld nagegaan en opgemerkt, dat na het
spuien het water reukeloos blijfttotdat wij een flinken
regenval krijgen. Dan krijgen wij weder de onwelriekende
grachten terug. Dit laat zich ook gemakkelijk verklaren. Het
regenwater is van veel lager temperatuur dan het gracht
water en dus specifiek zwaarder zijnde, zoekt dit zijn weg
naar de onderste waterlagen, terwijl juist deze van hooger
temperatuur zijnde of specifiek lichter naar de oppervlakte
opstijgen, maar ook de daarin weder verzamelde of opgeno
men rioolvloeistofïen tegelijk naar de oppervlakte meevoeren.
Er is dan in de grachten een waterverplaatsing, een soort
roering, maar juist daardoor gaan dan ook de grachten weder
stinken. Hoe meer dan ook het water in de Leidsche grachten
verplaatst, doorgespoeld kan worden, hoe beter de toestand
worden zal en wanneer wij in het Oegstgeesterkanaal een
afsluiting hebben, dan zal, ook zelfs wanneer langs natuur-