222 DONDERDAG 31 OCTOBER 1907. in allerlei aangelegenheden zijn ingewijd, en als zoodanig dan ook recht hebben om den financieelen toestand der ingeze tenen te beoordeelen Menig keer wordt op dit gebied het uiterlijk front aangezien, hetgeen voor de bepaling van het inkomen op een groote vergissing uitloopt. Ik moet tot op dezen stond tegen de aanstelling van een controleur blijven, omdat ik die totaal doelloos vind en alleen beschouw als een post van uitgaaf te meer voor de gemeente. De heer Juta. M. d. V. Het heeft mij getroffen, dat de aan stelling van een Controleur der Gemeentebelasting hier zoozeer werd aanbevolen en geroemd op twee gronden: in de eerste plaats omdat, het in de toekomst zooveel beter zou gaan met de voorbereiding van het kohier, met het aanslaan der belasting schuldigen. Ik heb echter niet gehoord, waarom het zooveel beter zou gaan dan bij de tegenwoordige wijze van handelen Het is eigenaardig ik wil dat hier wel eens mededeelen, want op enkele uitzonderingen na, weten de heeren het niet dat bij de oorspronkelijke vaststelling van de verordening op de inkomstenbelasting geen sprake was van eene commissie uit de burgerij; het werk zou worden gedaan eenigszins op de wijze, welke thans zoozeer wordt aanbevolen en opgehemeld, n.l. door belastingambtenaren als men hen zoo wil noemen. Dat heeft .zeer kort geduurd, want, al waren die ambtenaren betrouwbare en beste menschen, al zeer spoedig kwamen de klachten uit de burgerij, ook bij de leden van den Raad, over de ongelijkmatige aanslagen, over geheel hun optreden en over de niet goede werking der belasting. Die klachten werden zóó sterk, dat zelfs de warme voorstanders van de belasting in dezen gemeenteraad in het jaar 1878 bij de behandeling van de begrooting voor 1879 een waarschuwende stem deden hooren, dat het op dien weg niet kon doorgaan en men gaf Burg. en Weth. in overweging om uit de burgerij een Com missie te benoemen van goed ter naam en faam bekend staande personen, welke de voorbereiding van de aanslagen in de gemeentebelasting geheel op zich zou nemen. Dat denkbeeld vond zooveel bijval, dat principieele tegenstanders der belasting verklaarden zich bij deze te zullen nederleggen, indien dat denkbeeld ten uitvoer gebracht kon worden, want, zoo rede neerde men, de burgerij kan zich geen beteren waarborg voor de goede behartiging van hare belangen en voor de onpar tijdigheid in de beoordeeling van haar inkomsten denken, dan wanneer men een Commissie uit haar midden heeft, die de aangiften eerlijk en rechtvaardig zal behandelen, wikken en wegen en onder nadere goedkeuring van Burg. en Weth. vaststellen. Het Dagelijksch Bestuur heeft aan dien wenk gevolg ge geven en al zeer spoedig aanvaardden eenige ingezetenen, op uitnoodiging van Burg. en Weth., de benoeming tot lid dier Commissie, zoodat deze was samengesteld. Aan den Raad is daarvan mededeeling gedaan. Wij hebben hier dus te doen met een Commissie, ontstaan uit warmen aandrang uit den Raad zelf, benoemd door Burg. en Weth. en van welker benoeming aan den Raad mede deeling is gedaan, die deze stilzwijgend heeft goedgekeurd. Het is dus een olficieeie commissie. Ik maak deze conclusie, dat men niet al te onbeperkt vertrouwen moet stellen in de goede werking van de betrek king van Controleur; althans wat Leiden betreft kan men zich op het verleden niet beroepen; het tegenovergestelde is waar; maar men kan zich wel beroepen op de goede werking van de Commissie uit de burgerij. Nu is die Commissie van verschillende zijden aangevallen, maar men houde mij ten goede, dat ik absoluut niet overtuigd ben van de juistheid der argumenten, die tegen die Commissie zijn ingebrachtzij komen mij voor weinig steekhoudend te zijn. Dat die Com missie niet zoo slecht werkt heb ik twee jaar geleden, toen de heer Witmans een dergelijk voorstel deed, aangetoond door de mededeeling, dat het belastbaar inkomen in 1905 met twee ton was vermeerderd Het volgende jaar is het weder vermeerderd met f 237000 en in 1907 met f 167000. Indien nu de Commissie zoo slecht op de hoogte was, zoo slecht haar plicht vervulde om tot voorlichting te dienen van Burg. en Weth. en den Raad, dan zou dit resultaat zeker niet zijn bereikt. Wil men billijk en onpartijdig oor- deelen, dan zal men wel tot de conclusie moeten komen, dat de Commissie zeer goed op de hoogte is en de zaken goed onderzoekt. Die Commissie heeft haar taak altijd zeer ernstig opgevat. Niet alleen houdt zij een 25 a 30 vergaderingen, maar zij houdt ook bovendien gedurende het geheele jaar aanteekeningen en er zijn heel weinig zaken, die betrekking hebben op den vermogenstoestand der belastingschuldigen, en die daarin bijv. wijziging brengen, of zij worden aange- teekend en in de Vergadering besproken. Die aanteekeningen zijn van de grootste waarde bij de vaststelling van het be lastbaar inkomen. Denkt men nu inderdaad, dat, wanneer hier een zekere mijnheer A of B tot Controleur wordt be noemd, die, wellicht hier onbekende persoon, zooveel beter in staat zal zijn de aangiften te beoordeelen, dan de Com missie, die reeds zoolang hier werkt en die allerlei gegevens tot hare beschikking heeft? Ik kan dit onmogelijk inzien en ik ben overtuigd, dat, wanneer het voorstel van den heer Witmans wordt aangenomen, de gunstige vooruitgang, dien men in het bedrag van het belastbaar inkomen nu mag constateeren, over een paar jaar er geheel anders zal uitzien, maar ik waarschuw de leden van den Raaddan is het te laat! Zou men dan weder op de Commissie willen terugkomen, dan moet men verwachten, dat deze zou zeggen: dank u welHet votum van de leden van den Raad om een Contro leur aan te stellen is natuurlijk een votum, dat onaange naam moet zijn aan de Commissie, die nu 28 a 29 jaren geheel belangeloos haar tijd en arbeid heeft gegeven aan het opmaken van het kohier en dus ook aan het belang der gemeente. De benoeming door den Raad van een Controleur kan absoluut niet anders uitgelegd worden dan als een soort van votum van afkeuring over het w'erk dier Commissie en dat deze de aanneming van het voorstel van den heer Wit mans als zoodanig zou opvatten, kan ik vrijwel met zekerheid zeggen, want zij heeft de zaak natuurlijk ook wel besproken. Zoo is twee jaren geleden de vraag ter sprake gekomen, wat voor de Commissie het gevolg zou zijn geweest, indien des tijds het voorstel van den heer Witmans ware aangenomen. Vindt dat voorstel in den Raad een meerderheid, dan zal daarvan het gevolg zijn, dat men hier een Controleur krijgt, die misschien van de Leidsche toestanden iets of niets weet, maar in elk geval veel minder dan die Commissie uit de burgerij. Nu wordt het voorgesteld, alsof de resultaten van den arbeid van dien eventueel aan te stellen Controleur ont zettend veel beter zullen zijn dan het werk, dat totnogtoe door die Commissie is verricht. Ik waarschuw den Raad nogmaals, want men zal zich daarin uitermate teleurgesteld zien en men zal dan niet meer op den vroegeren weg kunnen terug- keeren. Dat is het groote gevaar. Dat er aanmerkingen te maken zijn op den arbeid der Commissie, geef ik toe, want het is slechts menschelijk werk aanmerkingen zijn er altijd te maken en dat zal ook wel het geval zijn ten aanzien van het werk van zulk een Controleur doch dat neemt niet weg, dat die arbeid is gebleken goed en deugdelijk te zijn. De bestaande toestand heeft de proef door staan, men weet wat men aan die Commissie heeft en uit het verleden mag men tot de toekomst besluiten Men weet echter niet, wat de benoeming van een Controleur zal opleveren; men mag zich de illusie vormen, dat zijn werk in deugde lijkheid dat der Commissie zal overtreffen, zekerheid daar omtrent heeft men niet. Ter aanbeveling van het voorstel van den heer Witmans is er ook nog op gewezen, dat de Raad weieens verbeteringen in het kohier heeft aangebracht. Ik geef toe, dat de Com missie wél eens iets over het hoofd heeft gezien en ik ver moed, dat dit in de toekomst nog wel meer zal gebeuren, maar zou men denken, dat het werk van een Controleur on feilbaar zou zijn? Absoluut niet. Naar mijn meening zou het werk van zulk een ambtenaar in veel hooger mate reden tot aanmerkingen kunnen geven van de zijde van den Raad dan dat van de Commissie uit de burgerij, welke in die werkzaamheden reeds zoovele jaren is geschoold. Wil de gemeenteraad en misschien beslaat daartoe wel eenige neiging besluiten tot de aanstelling vaneen Controleur, dan waarschuw ik de heeren nogmaals. Men zal moeten kiezen of deelen; wil de Raad een Controleur, dan verliest hij de Commissie. De heer Witmans. De heer Juta is verbazend uitvoerig geweest. En van zijn standpunt heeft hij natuurlijk gelijk. Ik meen echter, dat het hier den moriaan schuren is, te trachten den heer Juta te bekeeren. Toch geloof ik verplicht te zijn mij af te vragen, of indien de Commissie zou heengaan wanneer de Controleur werd aangesteld, daardoor het belang van Leiden geschaad zou worden, want die verantwoorde lijkheid zou ik niet willen dragen. Omtrent die Commissie ben ik het overigens niet eens met den heer Juta, al moge hij deze Commissie nog zooveel lof hebben toegezwaaid. Ik kan niet zeggen, dat zij goed werkt of niet goed werkt, want ik ken de leden van die Commissie niet. De heer Juta sprak van de Commissie van 1878. Dat waren 8 menschen die niet schroomden in die Commissie zitting te nemen. Die lieten hunne namen behoorlijk publiceeren. Maar tegenwoordig wil men werken in het geheim, ik noem dit in het geniep. En dat vind ik verkeerd. In een belastingstelsel moet alles zijn klaar, helder en duidelijk. Nu beroept de heer Juta zich op de vermeerdering van het belastbaar inkomen in de laatste twee jaren. Ik zou willen vragen, wie zijn die men schen die verhoogd wordenzijn dat menschen die toch groote kapitalen bezitten? Ik zou het overtuigend bewijs willen hebben, dat het daarin alleen niet zit. De heer Pera is bij de bestrijding weder geheel getrouw gebleven aan zijn verleden, doch de heer Pera heeft van al

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 12