220 DONDERDAG 31 OCTOBER 1907. voor het bepalen der inkomsten in het geheim aanslaat. Dat is totaal een vergissing, want die Commissie doet niets anders dan een advies uitbrengen aan Burg. en Weth.deze komen met voorstellen bij den Raad en de Raad slaat aan. Men moet de Commissie niet gaan beschuldigen van werk gedaan te hebben, dat niet op haar weg ligt, en waaraan zij ook niet schuldig staat. Thans nog even de quaestie van het schoolgeld. Men heeft het een verkeerd systeem genoemd, dat aan de ouders wordt voorgeschreven, hoeveel zij aan schoolgeld moeten betalen en dat daarbij als maatstaf wordt genomen het inkomen, waar voor zij in dat bewuste boekje zijn aangeslagen. Ik zie vol strekt niet in, dat daarin eenig kwaad zou schuilen; ik acht dat integendeel den aangewezen weg. Evengoed als men iemand belasting laat betalen overeenkomstig zijn inkomen, kan men naar dienzelfden maatstaf bepalen, hoeveel hij aan schoolgeld moet betalen. Wanneer men het eenvoudig aan de personen hoofd voor hoofd overliet om te bepalen, hoeveel zij aan belasting zouden betalen, dan zou men'eens zien, wat er van de inkomstenbelasting terecht kwam. Ten slotte wil ik mededeelen met groot genoegen de ver klaring van de heeren Sytsma en Stigter te hebben gehoord, dat zij niet tegen verhooging van schoolgeld zijn, als deze noodig is. Zij hebben echter wel bezwaar tegen de verhooging, zooals die thans door Burg. en Weth. wordt voorgedragen en daarom wensch ik hun in overweging te geven zeiven met voor stellen tot reorganisatie van het schoolgeldwezen te komen. De Voorzitter. Ik kan volstaan met twee opmerkingen. De heer Stigter heeft er zich over beklaagd, dat ik de op merkingen, welke hij heeft gemaakt, als schromelijk over dreven heb gequalificeerd, maar ik wil er de aandacht op vestigen, dat de heer Stigter geen recht gedaan heeft aan hetgeen ik aangevoerd heb ter bestrijding van zijn be schouwingen op het gebied der onderwijspolitiek. De heer Stigter heeft gezegd, dat men nieuwe scholen moet bouwen, ook al bestaat daaraan niet direct behoefte, teneinde te zorgen, dat er geen plaatsgebrek zal komen. Ik heb daarop geantwoord, dat een dergelijke school- bouwpolitiek niet gevolgd kan worden met het oog op de verantwoordelijkheid, welke Burg. en Weth. dragen voor een richtig beheer der gemeentefinanciën. Men wacht in alle andere gemeenten totdat de hoofden van scholen berichten, dat de scholen vol zijner wordt dan een hulpschool gezocht, om tijdelijk in de behoefte te voorzien en Burg. en Weth. vragen intusschen gelden voor een nieuwe school aan. De heer Fokker heeft de opmerking gemaakt, dat verleden jaar de begrooting later is rondgedeeld dan nu het geval is geweest en hij baseerde zich daarbij op den datum van het Algemeene Verslag, welke ten vorigen jare 21 October was en nu 14 October is. De opmerking van den geachten spreker is niet juist, want het Algemeene Verslag van dit jaar is wel gedateerd op 14 October, maar het is eerst den 23sten d.a.v. rondgedeeld. Het antwoord hebben de heeren een week voor de laatste Raadszitting in handen gekregen. Eu waar ik dit jaar een week nam vóór de behandeling der begrooting aan de orde te stellen, had ik dit verleden jaar ook kunnen doen, maar dan had ik weder niet voldaan aan den wensch van den heer Fokker, wiens bezwaar juist was, dat hij slechts een week had tot bestudeering. De algemeene beraadslaging wordt gesloten. De Voorzitter. Ik zal nu als naar gewoonte het eerst in behandeling brengen de uitgaven. De volgnrs. 61—65 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 66, luidende: «Jaarwedden van de ambtenaren en bedienden der Ge meente-Secretarie f 19600. De Voorzitter. Hierbij komt aan de orde het amendement, ingediend door den heer Witmans, luidende als volgt: Aan den Gemeenteraad. Ondergeteekende heeft de eer aan den Raad voor te stellen onder Volgnommer 66, begrooting 1908, ook op te nemen de betrekking van Controleur der Gemeentebelasting, en het salaris eventueel aan die betrekking te verbinden nader te bepalen, thans voor «Memorie" uit te trekken. A. I. Witmans Mz., Lid van den Gemeenteraad. Leiden, 31 October, 1907. Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Witmans. M. d. V. Ik zal bijzonder kort zijn. Het wil mij voorkomen, dat het nu toch van algemeene bekend heid kan worden geacht, wat men beoogt met de betrekking van Controleur bij de Gemeentebelastingen. Eenige jaren ge leden is Amsterdam ons hierin voorgegaan en in den loop van het jaar zijn andere kleinere gemeenten gevolgd. En eindelijk is in den laatsten tijd, ik zou haast zeggen in alle grootere gemeenten, een Controleur aangesteld of is een voorstel daar toe aanhangig. In de laatste weken hebben wij gezien, dat in Zwolle, Deventer en Vlissingen drie Controleurs zijn aan gesteld. En hoewel ik nu geen voorstel heb gedaan ten op zichte van de salarieering van zulk een ambtenaar, (daarop wensch ik geen invloed uit te oefenen) wil ik er toch op wijzen, dat in die andere gemeenten het traktement is gere geld van f 1400 tot f 1800. Men heeft dien ambtenaar elders noodig geoordeeld, om daaruit te krijgen een betere controle op de aangifte en in dit opzicht is het hier niet beter gesteld dan elders. Het is gebleken, dat de Commissiën niet voldoende kunnen beschikken over de noodige gegevens; dat zij niet bestaan uit belastingambtenaren, die inderdaad ge schikt zijn om over aangiften te oordeelen. En als ik inder tijd het denkbeeld aan de hand heb gedaan om ook in deze Gemeente een Controleur aan te stellen, dan heb ik dit zeker niet gedaan om daarvan als het ware te maken een stok paardje, dat ik bij alle begrootingen zou kunnen berijden, maar het is mijn vaste overtuiging geworden, dat, wanneer de Raad nog langer weigert een Conti oleur voor de gemeen tebelastingen aan te stellen, dit ik zal het zachte woord er voor gebruiken zeer verkeerd is. Burg. en Weth. zeggen ditmaal, dat de aanstelling van een Controleur voor het oogenblik nog wordt ontraden. Wij komen stap voor stap nader tot hetgeen ik wensch. Zullen wij den Controleur aan dien kapstok, de bekende Staatscom missie natuurlijk in figuurlijken zin ophangen Neen, mijnheer de Voorzitter! Als wij, wat ik zou toejuichen, een Rijksinkomstenbelasting kregen, zoodat men de gemeente lijke zou kunnen laten vervallen, zouden wij zulk een Con troleur eigenlijk wel weder kunnen missen, maar men weet zeer goed, dat die Rijksinkomstenbelasting in afzienbaren tijd niet zal zijn te erlangen. Men zal door allerlei hulpmiddelen trachten de financiën, ook die des Rijks, iets te versterken. Ik geloof dan ook, dat, indien men een Controleur aanstqlde, men een ambtenaar zou krijgen, van wien men nog jaren genot kan hebben. Ik wensch nog even te zeggen, waarom ik de aanstelling van zulk een Controleur noodig acht. Wat moet die man nu eigenlijk doen? Ik heb er in de jaren, gedurende welke ik zitting in den Raad heb gehad, weieens op gewezen, hoe wenschelijk het is, dat men een goede vaste leiding bij en een uitstekende controle op de beschrijving zelve heeft. De beschrijving voor een inkomstenbelasting! Hoe noodig is het. niet, dat het publiek vol vertrouwen kan hebben in den ambte naar, die komt om de biljetten in te vullen, want her haaldelijk moet dat door don ambtenaar worden gedaan. Ik heb dat werk tien jaar bij de bedrijfsbelasting verricht, en ik weet dus uit ervaring, waarop het aankomt. Hierop, dat de aangever een zeker vertrouwen in den ambtenaar krijgt. Als het publiek weet, dat die ambtenaar boven zich een Controleur heeft, die alles nagaat, zullen wij betrekkelijk althans een juiste aangifte krijgen; dan zal er, als het over de fijne schaaf gaat, weieens wat meer uitkomen. De behandeling van de reclames en de verzoekschriften, een belangrijk werk, moet mijns inziens in één hand zijn, omdat men dan niet het gevaar loopt somtijds ontheffingen te verleenen, waar die niet ver leend moeten worden en omgekeerd. Het verdient, naar ik meen, ook overweging, of het niet wenschelijk zou zijn met het oog op de groote uitzetting, welke de geldmiddelen voortdurend ondergaan, eenige controle op de andere takken van dienst te gaan uitoefenen. Mocht die vraag bevestigend worden beantwoord, dan geloof ik, dat een Controleur als ik wensch aangesteld te zien, op dit gebied goede diensten zou kunnen verrichten. Ik heb er over gedacht met. cijfers te komen, teneinde daarmede het nut van de aanstelling van zulk een ambtenaar nader aan te toonen. maar, waar ik gedurende de zes jaren, dat ik lid van deze Vergadering ben geweest, steeds heb gestreden voor het instituut van een Controleur, hoop ik, indien mijn voorstel ditmaal niet wordt aangenomen, dat er iemand in dezen Raad zal gevonden worden, die mijn lievelingsdenkbeeld overneemt. Ik heb dan mijn voorstel nergens anders voor gedaan dan om te doen uitmaken, dat de meerderheid van den Raad tegen het aanstellen van een Controleur der gemeentebelastingen is. Wat het salaris betreft, dat aan den eventueel te benoemen titularis zal behooren te worden toegekend, wil ik geen invloed uitoefenen, maar ik wensch een stemming uit te lokken over de vraag, of er al dan niet een Controleur zal worden aan gesteld. De heer de Goeje. Ik moet erkennen, dat de overtuiging, waarmede de heer Witmans reeds verscheidene jaren de aan stelling van hen Controleur heeft aanbevolen, op mij indruk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 10