206
DONDERDAG 24 OCTOBER 1907.
5 maanden en nu is het maar 3 maanden geleden, dat de
Slachthuis-commissie haar ontslag nam.
De Voorzitter. Ik wil er nog even bijvoegen, dat toen de
verordening is gewijzigd en dientengevolge een Ingenieur zou
worden aangesteld, er een breedvoerige discussie heeft plaats
gehad, waarbij de heer Paul, ook een deskundige, krachtig den
wensch heeft bestreden om een Ingenieur aan te stellen.
Niettegenstaande dit, heeft de Raad toen met overgroote meer
derheid besloten toch tot de aanstelling van een Ingenieur over
te gaan. Gaat het nu aan, om binnen zoo korten tijd op die
beslissing terug te komen Ik zou den Raad ten ernstigste in*
overweging willen geven zich niet te vereenigen met een
voorstel, om thans niet tot de benoeming over te gaan.
De heer Roem. M. d. V. Ik zou niet gaarne een conflict
willen uitlokken en daarom trek ik de geheele zaak nu maar in.
De Voorzitter. Dan kunnen wij nu tot de benoeming
overgaan.
Benoemd wordt met 28 stemmen de heer J. H. E. Riïckert.
De heer Onderwater verkreeg 1 stem terwijl een briefje van
onwaarde was.
IV. Benoeming van een Adjunct-Directeur der Stedelijke
Fabrieken van gas en electriciteit.
(Zie Ing. St. n°. 290).
Benoemd wordt met algemeene (30) stemmen de heer F. A.
Holleman Jr.
De Voorzitter. Ik dank de heeren van het stembureau
voor de genomen moeite.
V. Voorstel tot:
a. regeling van de salarissen van den Directeur, den Ad
junct-Directeur en den Hoofdboekhouder der Stedelijke
fabrieken van gas en electriciteit;
b. toekenning van een personeele toelage aan den Adjunct-
Directeur der Stedelijke fabrieken van gas en electriciteit.
(Zie Ing. St. n°. 290).
De heer Witmans. M. d. V. Ik zal gaarne medewerken tot deze
voordracht, maar ik zou gaarne eene inlichting willen vragen
over het traktement van den boekhouder. Uit het gemeente
verslag is mij gebleken, dat de heer Kriens een inkomen
heeft van 2500 'sjaars, bestaande uit ƒ2000 traktement en
500 personeele toelage. Nu meen ik te begrijpen, dat dit
zal worden ƒ2500 traktement en 500 personeele toelage,
maar waarom staat dit nu niet in de voordracht. Andere
bijzondere inkomsten, als vrije woning, worden ons medege-
gedeeld, maar van deze personeele toelage wordt ons niet
gesproken.
De heer Juta. M. d. V. Hier wordt alleen voorgesteld het
salaris te verhoogen met 500 afgescheiden van de personeele
toelage, die in 1896 is vastgesteld. Wij hebben deze als be
kend ondersteld. Ik geel toe, dat het er bij had kunnen staan.
De bedoeling is echter, dat de hoofdboekhouder zal ontvangen
2500 traktement en 500 personeele toelage.
De Voorzitter. Dat de personeele toelage niet vermeld is
vindt zijne oorzaak daarindat het hier geen nieuw gecreëerde
betrekking betreft, waarvan de financieele bijzonderheden
moeten worden medegedeeld. Bij de betrekking van Adjunct-
Directeur is dit wel vermeld, daar is de toelage nieuw, ter
wijl zij voor den Hoofdboekhouder reeds bestaat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De punten 1, 2, 3 en 4 van het voorstel van Burg. en
Weth. worden achtereenvolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
VI. Rekening, dienst 1906, van het R. Kath. Wees- en
üudeliedenhuis.
(Zie Ing. St. no. 286).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
VII. Rekening, dienst 1906, van het R. Kath. Armbestuur.
(Zie Ing. St. no. 286).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
VIII. Voorstel tot onbewoonbaar verklaring van de perceelen
Vogelenzangpoort 1, 2 en 3, Sliksteeg 5, Geeregracht 58 en
Kal verstraat 60, 62 en 64.
(Zie Ing. St. no. 287).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
IX. Verzoek van A. G. den Boesterd om toekenning van
een bijdrage in de kosten der voorbereidende werkzaamheden
voor den aanleg van een spoorwegverbinding LeidenGouda.
(Zie Ing. St. n°. 289).
De heer Reimeringer. M. d. V. Waar ik mij welvereenigen kan
met het voorstel van Burg. en Weth. om de 700 voor een
voorloopig onderzoek niet toe te staan, kan ik mij toch niet
geheel en al met het praeadvies vereenigen. Ik vind het
praeadvies veel te pessimistisch gesteld. Men kan daartegen
over stellen, dat Leiden wel degelijk belang heeft bij deze
spoorwegverbinding, en in elk geval kan het niet anders dan
toegejuicht worden, wanneer onze Gemeente er weder een
verkeersweg bijkrijgt. Dat nu juist de Staatsspoor de nieuwe
lijn zou moeten exploiteeren, kan ik niet inzien. Ik zou juist
meenen dat een concurreerende lijn naar Gouda veel goeds
zou kunnen doen; dan krijgt men een snellere verbinding
met Gouda, waardoor de Staatsspoor weder geprikkeld zal
worden om een goede verbinding te maken niet alleen met
Gouda, maar ook met verder gelegen plaatsen van ons land.
De beraadslaging wordt gesloten en overeenkomstig het
voorstel van Burg. en Weth. zonder hoofdelijke stemming
afwijzend op het verzoek beschikt.
X. Verordening houdende wijziging van de verordening van
'19 April 1900 (Gem. blad N°. 10), regelende de heffing van
schoolgelden aan de openbare scholen voor Lager Onderwijs
te Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 273).
De Voorzitter. Burg. en Weth. zijn te rade gegaan om
de behandeling van deze verordening thans aan te houden,
en wel naar aanleiding van het voorstel van de heeren
Reimeringer en Zaalberg, dat ons nu bereikt heeft. Wij
hadden het dienstiger gevonden, wanneer dit voorstel ons
eenigszins eerder had bereikt; dan hadden wij het kunnen
overwegen en er met de Schoolcommissie over kunnen spreken.
Nu heeft de tijd ons daarvoor ontbroken en het voorstel is
te ingrijpend om nu zoo voetstoots behandeld te worden. Wij
geven den Raad dus in overweging om punt 10 voorloopig
van de agenda af te nemen.
De heer Zaalberg. M. d. V. Ik wensch alleen op te merken,
dat het niet onze schuld is, dat ons voorstel wat laat inkomt.
Wij hebben te laat gehoord, dat wij als leden der Commissie
van Financiën onze meening moesten uitspreken over eene
verandering der schoolgelden, en zijn toen eerst pas verleden
week Vrijdag als Commissie van Financiën bijeen kunnen
komen om daarover te spreken. Naar aanleiding van die be
spreking is bij ons, den heer Reimeringer en mij, het plan
gerijpt een voorstel in te dienen. Wij hebben daarmede den
grootsten spoed betracht, maar eerder konden wij het niet
indienen. Ik vind het overigens uitstekend wanneer het voor
stel wordt aangehouden tot eene volgende vergadering.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierop besloten punt
10 der agenda tot eene volgende vergadering aan te houden.
De Voorzitter. Mag ik nu vragen of het voorstel van de
heeren Reimeringer en Zaalberg ondersteund wordt?
Voldoende ondersteund wordt het gesteld in handen van
Burg. en Weth.
XI. Verordening houdende wijziging van de verordening
van 5 Juni 1902 (Gem. blad N°. 10), bepalende het getal
der scholen voor openbaar lager onderwijs te Leiden, den
omvang van het onderwijs enz. en de bezoldiging van het
onderwijzend personeel.
(Zie Ing. St. n°. 288).
De Voorzitter. Zooeven bereikt mij een voorstel van den
heer van der Eist om de behandeling van deze verordening
aan te houden tot bij de behandeling der begrooting, dat is
dus heden over acht dagen. Burg. en Weth. kunnen zich
hiermede niet vereenigen, maar doen een ander voorstel, nl.
om de behandeling van deze zaak aan te houden tot de be
handeling van de verordening regelende de heffing van school
gelden.
De heer Fokker. M. d. V. Naar aanleiding van het voor
stel van Burg. en Weth. tot aanhouding zou ik wel iets in
het midden willen brengen. Ik voor mij meen dat er geenerlei
verband mag bestaan tusschen de heffing van schoolgelden
en eene hoogere bezoldiging van de onderwijzers. Wanneer
Burg. en Weth. tusschen beide zaken door hun voorstel tot
uitstel verband willen leggendan zou daartegen bij mij be
zwaar bestaan en zou ik mij daartegen ten sterkste moeten
verzetten. Ik zou dan veel liever steunen het voorstel van
den heer van der Eist om bij de aanstaande begrooting de
regeling der salarissen van de onderwijzers eens goed onder
de oogen te zien.