204 DONDERDAG 24 OCTOBER 1907 6°. Verzoeken van verschillende personen om afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1907. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 7°. Verzoek van de afd. Beiden van den Bond van Nederl. onderwijzers om het voorstel tot verhooging der schoolgelden niet aan te nemen. Dit stuk luidt als volgt Aan den Gemeenteraad. Edelachtbare Heeren, De Afd. LEIDEN van den Bond van Nederlandsche Onder wijzers (goedgekeurd bij Kon. Besl. van 22 Maart 1890) heeft de eer zich tot U te wenden met het beleefd verzoek, het voorstel tot verhooging der schoolgelden aan de 2de klasse- scholen niet aan te nemen. De gronden, waarop dit verzoek steunt, zijn vervat in bijgaande toelichting. Met verschuldigden eerbied, Namens de atd. Leiden voornoemd, J. M. Vos Jz., Voorzitter. A. Tuk, Secretaris. Leiden, 22 October 1907. Zal worden behandeld bij punt 10 der agenda. 8°. Adres van de afd. Leiden van den Bond van Nederl. onderwijzers betreffende de voorgestelde wijziging der salaris verordening van 5 Juni 1902. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der gemeente Leiden. Edelachtbare Heeren, Het bestuur van de Afd. LEIDEN van den Bond van Neder landsche Onderwijzers (goedgekeurd bij Kon. Besl. van 22 Maart 1890) verzoekt U beleefd, van de door B. en W. voorgestelde wijzigingen in de Salaris-Verordening van 5 Juni 1902, die, welke opgenomen is in artikel 3, niet aan te nemen. De redenen, die tot dit verzoek hebben aanleiding gegeven, zijn uiteengezet in nevensgaande toelichting. Met verschuldigden eerbied, Namens het bestuur van de afd. Leiden voornoemd, J. M. Vos Jz., Voorzitter. A. Tuk, Secretaris. Leiden, 23 October 1907. Zal worden behandeld bij punt 11 der agenda. 9°. Voorstel van de heeren Zaalberg en Reimeringer tot ver hooging van de schoolgelden aan de school 2e kl. voor jongens en aan die voor meisjes en aan de school 3e kl. No. 4. Zal worden behandeld bij punt 10 der agenda. De Voorzitter deelt alsnog mede: dat bij Kon. besluit van 18 Sept. j.l. No. 105 aan den eervol ontslagen onderwijzer M. J. H. van der Koog een pensioen ten laste van den Staat is verleend groot ƒ734.'sjaars. De Voorzitter. Voordat wij tot de behandeling van de agenda overgaan, zou ik aan den Raad de vrijheid willen verzoeken om een paar spoedeischende zaken alsnog in te dienen en die ook nog te doen behandelen. Wij hebben van Gedep. Staten het ontvangstbericht der Melk- verordening ontvangen. Nu zou die Verordening moeten worden afgekondigd, volgens art. 169 der Gemeentewet, uiterlijk den 4den November, immers binnen 14 dagen na de dagteekening van bovengenoemd bericht, en in werking treden uiterlijk 3 dagen daarna, dat is 7 November. Er staat echter in die Verordening, in art. 31, dat de Verordening in werking moet treden den lsten October. Dat is natuurlijk nu niet meer mogelijk. Men zou nog kunnen zeggen dat het in werking treden zoo spoedig mogelijk na de afkondiging in elk geval thans moet geschieden; maar ik geloof niet dat dit gewenscht is. Tusschen de afkondiging en het in werking treden acht ik het nuttig en noodzakelijkdat men een periode heeft, waarin belanghebbenden zich kunnen voorbereiden, en evenzoo de Keuringsdienst. Er zijn toch verschillende bepalingen die voor bereiding vereischen. En daarom was bepaald, dat de eerst vastgestelde verordening met 1 Juli in werking zou treden en die van 18 Juli met 1 October. Nu de loop van zaken zoo is geweest, dat de verordening van 18 Juli eerst in den loop dezer maand kan worden afgekondigd, stellen wij, in overeenstemming met den Directeur van den Keuringsdienst voor, eene speling te geven van twee maanden tusschen de afkondiging en de in werking treding. De Commissie voor de Strafverordeningen heeft dus de eer den Raad voor te stellen art. 31 aldus te wijzigen, dat in plaats van I October 1907, wordt gelezen: 1 Januari 1908. I Ik stel tevens voor deze zaak als spoedeischend terstond te behandelen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De Voorzitter. De afkondiging der wijzigingsverordening kan nu waarschijnlijk tegelijk plaats hebben met de afkon diging der Melkverordening van 18 Juli; beide verordeningen treden dan op hetzelfde tijdstip in werking. De door de Commissie voor de strafverordeningen voorgestelde wijzigingsverordening wordt zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Dan is er nog een zaak van spoedeischenden aard. Bij Raadsbesluit van 6 Juli 1.1. is aan de Commissie voor de Electrische Tentoonstelling het kosteloos gebruik van de Gehoorzaal gegeven tot uiterlijk 31 October. Het is waar schijnlijk dat bedoelde Commissie in overweging zal nemen, om de Tentoonstelling nog eenige dagen langer open te houden, maar daaromtrent kan eerst over enkele dagen eene beslissing worden genomen. Aangezien nu de tijd voor de eerstvolgende vergadering van dezen Raad te kort is om dan nog een voorstel in te dienen en te behandelen, wenschen Burg. en Weth. gemachtigd te worden door den Raad, om wanneer een dergelijk verzoek inkomt, alsnog de Gehoorzaal gratis eenige dagen, ten hoogste een week, te geven. De heer Fockema Andreae. M. d. V. Alvorens mijne stem te geven aan dit voorstel zou ik gaarne eene inlichting ont vangen. Ik heb namelijk vernomen, dat bij verschillende per sonen ontevredenheid bestaat over het feit, dat zij nog niet zijn aangesloten en dus nog geen licht kunnen branden. Die ontevredenheid, werd mij gezegd, zou nog niet zoo groot zijn, zoo althans niemand was aangesloten, maar enkele bevoor rechten zijn in staat licht te branden. Nu vreest men, dat als de Tentoonstelling langer duurt, ook de aansluiting nog langer op zich zal laten wachten. Gaarne zal ik daarom van Burg. en Weth. vernemen of er inderdaad eenige samenhang bestaat tusschen een uitstel van de aansluiting en den langeren duur der Tentoonstelling. De heer Juta. M. d. V. De heer Fockema Andreae heeft mij kort voor de opening der vergadering medegedeeld, welke vraag hij mij zou doen. Aangezien het hier eene technische quaestie geldt, heb ik getracht mijn licht te ontsteken bij den Direc teur van de Gasfabriek, maar de tijd is te kort geweest om hem te kunnen bereiken. Maar naar het mij voorkomt kan het antwoord op de gestelde vraag zeer geruststellend zijn. De werkzaamheden voor de aansluiting der Tentoonstelling, in hoofdzaak fitterswerk, zijn gedaan; alles loopt daar goed. Ook weet ik, dat in de stad twaalf fitters bezig zijn met het maken van aansluitingen. Die aansluiting van particulieren zal dan ook geregeld voortgaan, zelfs gedurende de Tentoon stelling, al wordt deze nog langer open gehouden. Dat de eene aanvrager eerder wordt geholpen dan de ander, is onver mijdelijk; allen kunnen niet te gelijk geholpen worden. Als men nagaat, dat er ongeveer honderd contracten gesloten zijn, dan spreekt het van zelf, dat de een op den ander moet wachten. De heer Roem. M. d. V. Ik zal gaarne voor deze verlenging stemmen, maar zou het niet mogelijk zijn met eenigen aan drang van uwen kant de Tentoonstelling eenige avonden voor een aanmerkelijk lager tarief open te stellen. Gij hebt daar wel geen di'recten invloed, maar indirect zoudt gij misschien in die richting iets kunnen bereiken. De heer Pera. M. d. V. Het zal niet mogelijk zijn op dit oogenblik het tarief te verlagen met het oog op het drukke bezoek. Het is thans iederen avond zóó vol, dat er onmogelijk meer mensehen kunnen worden toegelaten; een paar avonden is er reeds aan gedacht geworden de deuren tijdelijk te sluiten. Werd de toegangsprijs nu nog lager, dan zouden de bezoekers zeker niet te bergen zijn. Blijft de Tentoonstelling nog lang open, dan zou misschien later een lager toegangs prijs kunnen gesteld worden; maar thans gaat het m. i. niet. De Voorzitter. Ik kan den heer Roem antwoorden, dat ik zijn verzoek zal overbrengen bij den President van de Com missie. Mijnerzijds zal ik er echter niet op aandringen om aan het verzoek te voldoen, omdat ik het eens ben met den heer Pera, dat met het oog op de beperkte ruimte, het niet raad zaam is om den toegang gratis of tegen lageren prijs te verschaffen. De heer P. J. Mulder. M. d. V. Ik zou het toch wenschelijk achten dat verschillende patroons in de gelegenheid werden gesteld om er hunne werklieden heen te doen gaan. Ik weet dat er voorloopig over gesproken wordtin hoeverre de Com missie er zich echter toe zal laten vinden, weet ik niet. De Voorzitter. Ook uwe mededeeling zal ik den President der Commissie overbrengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 2