GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 16! IXOEKOIIEN STUKKEN. N°. 296. Leiden, 22 October 1907. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij tegen den in hare handen gestelden staat van af- en overschrijving op de begrooting van het College van Vrouwen- Kraammoeders en tegen de rekening dier instelling, beide het dienstjaar '1906 betreffende, geene bedenkingen heeft. Zij stelt U derhalve voor dien staat en die rekening goed te keuren, wat de rekening betreft: in ontvangst op f 2700.58 in uitgaaf op 2453.98 sluitende met een batig saldo van f 246.60 Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën. N°. 297. Leiden, 25 October 1907. Volgens het bepaalde bij artikel 4 der verordening van den 5en Juni 1902 (Gem. Rlad n°. 10 van dat jaar), wordt het Hoofd der Jongensschool 1® klasse bijgestaan door een onderwijzer-plaatsvervangend hoofd en voorts door acht onderwijzers. Op het oogenblik echter zijn aan die school, behalve het plaatsvervangend hoofd, slechts zes leerkrachten verbonden, aangezien in de latere jaren slechts ééne van de drie hoogste klassen behoefde te worden geplitst. Thans evenwel zal wegens het toenemen van het aantal leerlingen wederom tot de split sing van een klasse moeten worden overgegaan, zoodat het aantal leerkrachten met één zal moeten worden vermeerderd In verband hiermede, hebben wij de eer Uwe Vergadering, ter benoeming van een onderwijzer aan de Jongensschool 1® klasse, de navolgende voordracht aan te bieden: 1°. J. HFEMSTRA, onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de openbare school der 4® klasse n°. 2, te Leiden; 2°. J. KLEEUWENS, onderwijzer te den Bommel; 3°. J. G. VAN REIJEN, onderwijzer te Dordrecht. Onder mededeeling, dat deze voordracht is opgemaakt in overleg met den Arrondissemerits-Schoolopziener, na inge wonnen bericht van het Hoofd der school, en dat de des betreffende stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in overweging alsnu tot de benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 298. Leiden, 26 October 1907. Krachtens uwe besluiten van den 16en Juni en den 29en December 1892 (Zie ïngek. Stukken n»s 174 en 405) werd het gebouw 's Gravensteinbenevens het oostelijk daaraan grenzende woonhuis, met ingang van 1 Januari 1903 voor den tijd van 15 achtereenvolgende jaren aan het Rijk ver huurd, o. a. onder bepaling dat de huur daarna telkens voor twee jaren onder dezelfde voorwaarden zou worden verlengd, wanneer zij niet uiterlijk op den 1en Juli te voren door een der partijen schriftelijk aan de wederpartij zou zijn opgezegd. Aangezien nu noch door het Rijk, noch door de gemeente de huur vóór den len Juli van dit jaar werd opgezegd, is deze dus weder tot 1 Januari 1910 onder dezelfde voorwaarden verlengd. Dit neemt intusschen niet weg, dat wanneer daaromtrent bij beide partijen overeenstemming bestaat, in de voorwaarden wijziging kan worden gebracht, en waar nu krachtens eene bepaling van de loopende overeenkomst toch een nieuw con tract moet worden opgemaakt, zou het Rijk gaarne van deze gelegenheid gebruik maken om eenige, overigens weinig be langrijke wijzigingen in de overeenkomst aan te brengen. Die wijzigingen zijn aangegeven en toegelicht in het in de Leeskamer liggend schrijven van den Majoor, eerstaanwezend- ingenieur in het 2e genie-commandement, van 13 Augustus 1.1. en opgenomen in het door hem bij schrijven van 30 September 1.1. toegezonden concept-contract, dat eveneens in de Leeskamer ter inzage is neergelegd. Onzerzijds ontmoeten die wijzigingen geenerlei bezwaar. Eenerzijds betreffen zij het weglaten van bepalingen, welke als uitsluitend de eerste in gebruik neming der perceelen betreffende, voor het vervolg geheel overbodig kunnen worden geacht, anderzijds de wijze van betaling door het Rijk van de verschuldigde huur, waaromtrent het Rijk gaarne dezelfde regeling zag getroffen, welke in de latere jaren in soortgelijke huurovereenkomsten van het Rijk is opgenomen, terwijl ein delijk eenige redactie verbeteringen zijn aangebracht, die slechts ten doel hebben den zin der bepalingen te verduidelijken. Gelijk gezegd, wijzigingen van ingrijpenden aard, komen in het ontwerp der nieuwe overeenkomst niet voor. Mitsdien geven wij IJ in overweging te besluiten het ge bouw 's Gravenstein benevens het oostelijk daaraan grenzende woonhuis, met daarbij behoorende erven, kadastraal bekend onder Sectie G nis 521 en 520 gemeente Leiden, met ingang van 1 Januari 1908, wederom aan het Rijk te verhuren tegen een huurprijs van f 500.— per jaar, thans evenwel voor den tijd van twee jaren, onder bepaling dat de huur daarna telkens voor den tijd van twee jaren onder dezelfde voorwaarden wordt verlengd, wanneer zij niet uiterlijk op den len Juli tevoren door een der partijen schriftelijk zal zijn opgezegd, en overigens onder de voorwaarden, welke in het in de Lees kamer liggende concept-contract zijn vervat. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden. N°. 299. Leiden, 28 October 1907. In uwe vergadering van den 3en September 1.1. werd door u kennis genomen van den volledigen inhoud van een aan u gericht verzoek van M. van Blankenstein en vier andere paardenslagers hier ter stede, om een onderzoek in te stellen naar verschillende toestanden op het openbaar slachthuis. De commissie van het openbaar slachthuis, in wier handen dat adres werd gesteld, geeft ons in overweging u voor te stellen het verzoek voor kennisgeving aan te nemen, zonder meer. Zou toch op zich zelf reeds de toon, waarin het stuk is gesteld, en die tegenover Uwe Vergadering minder passend kan worden geacht, daartoe aanleiding kunnen geven, daar voor bestaat naar zij meent te meer reden, nu in het adres slechts onderwerpen worden ter sprake gebracht, die reeds zoo van alle kanten ook door Uwe Vergadering zijn bekeken, dat toch inderdaad noch van U, noch van ons college mag worden verlangd, dat zij andermaal een punt van overweging zouden uitmaken. Wij sluiten ons volkomen bij dit advies der commissie aan. Ook ons komt het voor dat in deze geen nieuw licht behoeft te worden ontstoken, en dat van een nadere bespreking van de geuite grieven evenmin eenig nieuw resultaat is te ver wachten. Mochten er intusschen onder u zijn, die alsnog gaarne nadere inlichtingen ter zake zouden ontvangen, dan meenen wij hen gereedelijk naar het zeer uitvoerige door den Directeur van het Slachthuis uitgebrachte rapport te mogen verwijzen, waarin de verschillende geopperde grieven andermaal punt voor punt worden besproken, en dat in de Leeskamer ter inzage is neergelegd. Inmiddels geven wij U in overweging het adres voor kennisgeving aaii te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 300. Leiden, 29 October 1907. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van den heer W. C. de Graaff geven wij u in overweging den heer de Graaff wederom voor den tijd van 3 jaren in zijne betrekking van gemeente-apotheker te bestendigen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Ik heb de eer Uw Edel Achtbaren beleefd te verzoeken mij met ingang van 15 November e. k. wederom te herbenoemen tot gemeente apotheker. De gemeente apotheker: W. C. de Graaff. Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Leiden15 October 1907. N°. 301. Leiden, 2 November 1907. Aangezien noch bij de commissie van fabricage noch bij ons college bezwaar bestaat tegen verlenging van den termijn, waarvoor aan de Leidsche Duinwater-Maatschappij vergunning

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 1