200 DONDERDAG 10 OCTOBER 1907 bij de gemeente als minimum, dat daarvan het gevolg zal zijn, dat diegenen, die niet de volle werkkracht kunnen leveren, niet aangenomen worden. Bij de tegenwoordig heerschende werkeloosheid kan een patroon werklieden te kust en te keur krijgen en zal dan alleen die werklieden nemen, die uitmunten. Dat is volgens mij een groot bezwaar. Maar bovendien is het niet gewenscht de loonstandaard nu weer te wijzigen, 5 maanden nadat deze is vastgesteld. Ik meen den Raad dus ernstig te moeten ontraden dit voorstel aan te nemen. De heer Bosch. M. d. V. Wanneer de heer Korevaar spreekt dan moeten wij ook thans weer erkennen, gelijk wij dat altijd moeten doendat hij niet alleen op de hoogte is van de zaken betreffende de fabricage, maar dat hij ook, al neemt hij vaak den schijn aan, tegen den werkman te moeten opkomentoch den werkman een goed hart toedraagt. Dat staat bij mij vast. Toch hebben wij gemeend een kleine aan vulling te moeten geven bij hetgeen door B en W. is voor gesteldomdat, wanneer de particuliere patroon begint met voor 10| uur reeds 22 cent uit te trekkenhet dan niet aangaat, om voor werken, die voor de gemeente worden aanbesteed, onder bepaling dat de maximum werktijd 10 uur is, niettegenstaande dit half uur minder, hetzelfde uurloon te betalen. Dat zou voor de menschen werkelijk een terug gang zijn. Er is in ons voorstel echter meer. Ons voorstel noemt be halve den timmerman ook den stucadoor en den metselaar onder letter a. Dat is doodeenvoudig niets anders dan een regulariseering van reeds bestaande feiten. De timmerman toch staat op het. oogenblik werkelijk niet bovenaan wat zijne verdiensten betreft; de metselaar, de stucadoor, de steen houwer verdienen meer. Wat nu het door den heer Korevaar bedoelde betreft, dat hierdoor minderwaardige krachten moei lijker plaatsing zullen vinden, meen ik dat bij werken van eenige beteekenis men toch altijd de beste krachten zal zoeken voor het laagst mogelijke loondat is nu eenmaal overal zoo waar losse werklieden gebruikt worden en daar zal deze cent meer geen verandering in brengen.. Er is geen sprake van loonsverhooging, zegt de heer Kore vaar. En hiermede kom ik op het laatste door spreker aange voerde punt. De door ons voorgestelde regeling zou van invloed zijn op het vastgestelde minimum voor gemeentewerklieden, maar dit zal volstrekt niet het geval zijn. Indien ik toch moest kiezen tusschen 23 cents bij een aannemer en 22 cent bij de gemeente, dan koos ik het laatste, want, zou ik overwegen, dat is vast, en die aannemer gebruikt mij alleen maar zoo lang hij mij noodig heeft, ik zie dan ook niet de groote be zwaren van den heer Korevaar en durf ons amendement met gerustheid aan te bevelen. De heer van Tol. Door den heer Korevaar is te berde gebracht dat de verhooging ingaat met het twaalfde uur. Maar het wil mij voorkomen, dat bij de vaststelling van een maximum-arbeidsduur de bedoeling is, dit maximum niet als regel te overschrijden. Alleen bij hooge noodzakelijkheid mag dat toegestaan worden. Dan heeft hij gezegd, dat wij nu na vijf maanden weer om verhooging komen. Wij komen echter om geen verhooging. Er is een reglement vastgesteld voor gemeentewerklieden, maar niet voor particulieren. De standaard is op het oogenblik 22 cent, en ik kan daar niet uit afleiden dat de gemeente den standaard aangeeft voor particulieren, wel dat de gemeente werklieden op denzelfden voet dienen betaald te worden, als de particulieren, daar bij sommige werken wel 23, 24, 25 cent betaald wordt voor werklieden van hooge bekwaamheid. Het is wel meer de gewoonte dat dit woord minimum-loon ver keerd begrepen wordt. Men zou het eigenlijk moeten noemen: «maximum", want per slot van rekening vvordt er eigenlijk nooit meer betaald. En ook aan de maximum-arbeidsduur dient men zooveel mogelijk nabij te blijven. Dank U, mijnheer de Voorzitter. De heer Korevaar. Nog een enkel woord. De heeren Bosch en van Tol verkeeren in de meening, dat een verhooging van één cent voor alle werklieden in de verordening genoemd, niet zou meebrengen een verhooging van den loonstandaard. Maar de loonen die betaald moeten worden bij de uitvoering van gemeentewerken, die vormen nu eenmaal den standaard, die men heeft vastgesteld na vergelijking met den particu lieren loonstandaard. Verhoogt de gemeente die loonen, dan verhoogt zij ook den standaard. Dat is nu eenmaal niet anders. En dat de heer van Tol meent, dat het gewoonlijk niet goed begrepen wordt, en dat men minimum-loon verwart met maximum-loon, dat vind ik zeer treurig, maar ik moet zeggen, dat het toch niet algemeen de gewoonte is, want in den strijd die verleden jaar in de couranten gevoerd werd, kon men geen stuk aantreffen, of men vond er in, dat er ook wel voor goede krachten 25 cent werd uitbetaald en dat is nooit tegengesproken. De strijd ging dus over het minimum-loon als standaard. Er is dus wel degelijk gelet op een minimum, waarboven men de vrijheid had te gaan; het minimum is slechts een waarborg, dat de werkman nooit minder krijgt, en wanneer men nu dat minimum gaat verhoogen, dan ver hoogt men den loonstandaard. Het amendement van de heeren van Tol en Bosch wordt in stemming gebracht en aangenomen met 14 tegen 11 stemmen. Voor stemmen de heeren A. Mulder, Witmans, Fokker, Pera, van Gruting, Stigter, Vergouwen, Timp, Bosch, van der Eist, van Tol, Sijtsma, de Boer en Bots. Tegen stemmen de heeren Zaalberg, Le Poole, Kerstens, Korevaar, van Hamel, Juta, Meuleman, van der Lip, Driessen, Fockema Andreae en Reimeringer. (De heer de Vries had inmiddels de vergadering verlaten). Het aldus gewijzigde artikel 1, artikel 2 en vervolgens de geheele verordening worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen en verder op het verzoek afwijzend beschikt. De Voorzitter. Inmiddels is nu ingekomen een motie van orde van de heeren Sijtsma, van der Eist en Fokker, luidende als volgt: Ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen aan den Raad Burg. en Weth. uit te noodigen bij de gemeentebesturen van Haarlem en Deventer en bij het provinciaal bestuur der provincie Friesland een onderzoek in te stellen in hoeverre daar vanwege die gemeenten en provincie bepalingen omtrent loon en arbeidsduur voor werklieden in de grafische vakken bestaan en van hunne bevindingen ter zake rapport uit te brengen en over te gaan tot de orde van den dag. K. Sijtsma. A. VAN DER ElST. Fokker. De Voorzitter. Ik geloof dat, na hetgeen de heeren hier omtrent gezegd hebben, het niet noodig is, de motie nader toe te lichten. Ik kan hieraan toevoegen, dat Burg. en Weth. zich niet ongeneigd verklaren, dat onderzoek in te stellen. Ik wil hiermee allerminst prejudicieeren op dat onderzoek; we zullen ons eenvoudig bepalen tot het inwinnen van inlich tingen en daarvan den Raad mededeeling doen. Burg. en Weth. kunnen zich dus na deze toelichting met de motie vereenigen. De motie wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aan genomen. X. Verzoek van de Vereeniging «Leidens belang" om te bevorderen dat de tol aan den Rijnsburgerweg wordt opge heven. (Zie Ing. St. n°. 282). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming be sloten conform het praeadvies. XI. Verzoek van de Vereeniging van bezoldigde agenten van politie «Door Eendracht Saamgebracht" om vaststelling van verordeningen betreffende de dienstregeling en de rechts positie van het politie-personeel. (Zie Ing. St. n°. 278). De heer Fokker. Tk zou aan den Raad het verzoek willen doen, dit punt nog aan te houden. Ik heb met veel belang stelling kennis genomen van het preadvies van Burg. en Weth., doch moet tot mijn leedwezen zeggen, dat de stel lingen daarin verdedigd, mij niet alle even onbetwistbaar voorkomen. Wij hebben nu maar enkele dagen tijd gehad om de zaak te bestudeeren; het is een zaak werkelijk voor de betrokkenen van groot gewicht; zij is moeilijk en eischt studie. Ik zou er prijs op stellen het onderzoek te mogen voortzetten, waar de zaak mij belangrijk genoeg voorkomt, om er wat dieper op in te gaan. De Voorzitter. Ik voel niet veel voor dat voorstel. De zaak is reeds van alle kanten bekeken en de meeningen zijn zoozeer gevestigd, dat de discussie naar mijn meening heel kort kan zijn. Wil de heer Fokker verklaren dat hij het niet eens is, dan komt hij in strijd met de meest bekende rechtsgeleerden en ook met zijn door hem zoo zeer geprezen leermeester Professor Oppenheim, die ook verklaart, dat de Gemeenteraad zich met deze zaken niet in kan laten. Ik zie werkelijk niet in wat een breedvoerig debat hier zou kunnen uitwerken. Ik ben natuurlijk bereid, den heer Fokker bondig te antwoorden, en indien ik wel geïnformeerd ben, dan zijn de adressanten zelf overtuigd, dat het den kant op moet, dien Burg. en Weth. hier hebben aangegeven, zoodat ons praeadvies allerminst onverwacht komt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 8