DONDERDAG 10 OCTOBER 1907. 199 De Voorzitter. Als u de zaak aanhangig wilt maken dan zou ik u aanraden de motie te wijzigen. Want ze houdt ver band met een voordracht van Burg. en Weth., in verband met punt VIII van de agenda Gij stelt voor, Burg. en Weth. uit te noodigen »in afwachting daarvan". Dat hangt samen met het verzoek. Wilt gij uw zaak in behandeling zien gebracht, dan dient gij daaraan een anderen vorm te geven. De heer Sijtsma. De eenvoudigste weg is, de door u aan gehaalde zinsnede er uit te lichten. Dan is de zaak weer in orde. Het verzoek van den Typografenbond wordt alsnu in stem ming gebracht. Zonder hoofdelijke stemming wordt er afwij zend op beschikt. De Voorzitter. Nu komen wij tot de vraag, of de motie van de heeren Fokker, Sijtsma en Van der Eist afzonderlijk behandeld zal worden. Deze motie ig namelijk een voorstel, en een voorstel moet op de agenda zijn gebracht, wil het be handeld kunnen worden. Daarom zou ik den heeren in over weging willen geven alsnog een anderen vorm te kiezen voor hun motie. Ik leg er den nadruk op. dat het reglement van orde een andere manier van handelen niet toelaat, en het reglement van orde is de beste waarborg voor de handhaving van een goeden gang van zaken. De heer Sijtsma. Noemt u dat artikel dan op! Ik heb het niet kunnen vinden. Tenzij er juristerij aan te pas moet komen. De zaak is zoo eenvoudig. Zij is ruimschoots besproken en nu rijp voor een beslissing. Waarom deze nu op te houden? De Voorzitter. Artikel 20 van het reglement van orde luidt: »Het staat ieder lid van den Raad vrij voorstellen in te dienen, mits die ten minste 24 uren te voren inzendende bij den Voorzitter." Hiermede is uw vraag volkomen beantwoord. L' hebt daar even ingediend een voorstel en geen motie van orde. Dus ben ik volkomen in mijn recht, wanneer ik de behandeling er van in deze vergadering weiger. De heer Sijtsma. Dan maak ik er een motie van orde van. De Voorzitter. Die zult u in ieder geval dan eerst nog moeten indienen. Wij zullen intusschen verder gaan met de behandeling van de agenda. IX. Verzoek van de Timmerlieden-vereeniging „Vooruit" afdeeling Leiden van den Alg. Ned. Timmerliedenbond, be treffende beperking van den arbeidsduur voor werklieden in de bouwvakken. (Zie Ing. St. n°. 271). De Voorzitter. Hierbij is ingediend een amendement door de heeren van Tol en Bosch, luidende Aan den Raad der gemeente Leiden. De ondergeteekenden hebben de eer aan den Raad voor te stellen de verordening jvan de bepalingen omtrent minimum loon en maximum-arbeidsduur te wijzigen als volgt: Art. 1 wordt gelezen als volgt: sub a. aan een steenhouwer, timmerman, met selaar of stucadoor23 ets per uur. b. vervalt. c. aan een verver, loodgieter of smid 20 d. behanger, witter of grond werker 19 e. aan een opperman of sjouwer 17 Leiden, 7 October 1907. C. J. van Tol. J. Bosch. De heer van Tol. M. d. V. Naar aanleiding van dit verzoek, om gedurende de wintermaanden den duur van den arbeid te verminderen, stellen Burg. en Weth. voor daarop afwijzend te beschikken. Toch zou in tijden van algemeene slapte wel een tijdelijke maatregel genomen kunnen worden, als werken van de gemeente in aanbouw zijn. Ik zal hier thans niet verder op ingaan. Om hieraan tegemoet te komen hebben Burg. en Weth. voorgesteld, om den arbeidsdag op 10 uur in plaats van 11 uur te bepalen en daartegenover een schijnbare verhooging te stellen van één cent. Daarom hebben wij voorgesteld om die verhooging nog met één cent te vermeerderen en dan de werklieden, die onder a en b genoemd zijn, onder één lijn te scharen, zoodat ze hetzelfde loon zullen verdienen. Wat aangaat de werklieden onder c, is een klein abuis ingeslopen, dat naderhand weer hersteld is; voor de overige werklieden wordt ook voorgesteld om hun loon met één cent te verhoogen. Er wordt voorgesteld om de minimum-loonen, zooals die vastgesteld zijn in 1901, met één cent te verhoogen, maar men moet niet vergeten, dat sinds 1901 de loonstandaard veranderd is en dat hetgeen nu voorgesteld wordt, het loon is, dat overal uitbetaald en verdiend wordt, en daarom hebben we gemeend om tegenover een uur arbeid minder per dag nog één cent verhooging te moeten gevenanders zou de werkman 10 cent per dag, dat is een halve gulden per week, minder ontvangen en dat is voor een werkman te veel. De heer Korevaar. M. d. Y. Mag ik eens even vragen wat op het oogenblik aan de orde isDe motie van de heeren van Tol c.s. of het adres? Zoo beide aan de orde zijn, dan mag ik zeker wel namens Burg. en Weth. spreken wanneer ik mijn spijt uitdruk over het feit dat een drukfout aanleiding heeft ge geven tot een misverstand. Er is in de voordracht over het loon een drukfout geslopen en dat heeft den heer van Tol c.s. in de meening gebracht, dat Burg. en Weth. voorstellen een loonsverhooging. En dat is niet het geval, hetwelk uit de latere verbetering is gebleken. Zij stellen alleen voor, den maximum-arbeidsduur voor werklieden in dienst van aan nemers van gemeentewerken te bepalen op 10 uur in plaats van op 11 uur, zooals het tot nogtoe was, en een gelijk loon als de gemeentewerklieden. De motiveering is m. i. duidelijk. Nu de Raad, zoo staat er in de ingekomen stukken, twee jaar geleden den 10-urigen werkdag heeft ingevoerd voor de werklieden in gemeentedienst, was het alleszins rationeel dat die bepaling ook geldend werd gemaakt voor alle werklieden van aannemers van gemeentewerken. Nu hebben de heeren Bosch en van Tol daarin aanleiding gevonden om bovendien een loonsverhooging voor te stellen en ik behoef u niet te zeggen, dat ik moet adviseeren die motie niet aan te nemen. En wel om de volgende redenen De heer van Tol stelt het voor, alsof de werklieden er met den 10-urigen arbeidsdag op achteruit gaan. Ik ben van een tegengestelde meening. Vroeger, toen het maximum 11 uur was, ging bij het begin van het twaalfde uur (men kan er nu eenmaal niet aan ontkomen, wel eens langer werk te eischen) een loonsverhooging in van 20 tot 50%. Nu zal die natuurlijk beginnen na afloop van het tiende uur. De werk lieden komen daardoor dus in voordeeliger positie. Maar er is een grooter bezwaar verbonden aan het voorstel van de heeren Bosch en van Tol. Vijf maanden geleden zijn Burg. en Weth. gekomen met een voorstel om de loonen van de stadswerk- lieden te verhoogen. Dit wil dan zeggen, en het is ten over vloede uit de toenmalige discussie nog duidelijk gebleken, dat de loon standaard geacht wordt verhoogd te zijn. Voordat Burg. en Weth. dan ook toen met hun voorstel kwamen, hebben zij dien standaard getoetst aan de loonen die in andere ge meenten onder dezelfde omstandigheden werden betaald, en ook aan de loonen die hier ter stede bij particuliere patroons geldend waren. Na nauwkeurige overweging is nu vijf maanden geleden dat voorstel gedaan en aangenomen. Gaat het nu aan om vijf maanden later weer een cent loonsverhooging te gaan geven en den standaard te verhoogen Ik zou dit een bedenke- lijk antecedent achten. De leden van dezen Raad zullen toch wel eens willen overdenken waar het heengaat wanneer men nu op die wijze den loonstandaard op losse schroeven gaat zetten. Dat zou inderdaad lichtzinnig zijn. Ik zeg, dat ik om die reden reeds de motie zou willen ontraden, maar er is nog een andere reden die mij persoon lijk een bezwaar daartegen doet hebben en wel, omdat ik de belangen van een groote categorie van werklieden door deze motie bedreigd acht. Dit moge vreemd klinken, waar ik de heeren, die altijd de belangen van den werkman zoo op het hart dragen, zoo dikwijls moet tegenspreken wanneer hunne voorstellen in strijd komen met het gemeente- en algemeen belang; maar toch ben ik overtuigd de belangen van den werkman niet minder dan anderen te behartigen. Want wat zou het geval zijn? Hier wordt alleen voorgesteld om den tienurigen werkdag in te voeren en het standaardloon dat in dit voorjaar is vast gesteld voor werken, die door de gemeente worden aanbesteed. M. a. w. een zeker iemand neemt aan, voor een bepaald bedrag een bepaalde hoeveelheid werk te leverendie aannemer zal nu zijne werkkrachten natuurlijk zoo voordeelig mogelijk tr achten te krijgen, dat wil niet zeggen, dat hij niet zal nemen de goedkoopste, maar de voordeeligste, en dat doet hij door ze te betalen naar bekwaamheid. En wat zal nu gebeuren wan neer het minimum-standaardloon gebracht wordt op 23 cent voor werken voor de gemeente uitgevoerd De particuliere loonstandaard is 22 cent als minimum, die wordt dus gegeven aan werklieden die niet hun volle werkkracht kunnen pres- teeren; dat zijn in de eerste plaats minder intellectueel ont wikkelden, in de tweede plaats jongere krachten, in de derde plaats diegenen, die lichamelijk niet zooveel kunnen presteeren de natuur heelt ons nu eenmaal verschillend aangelegd en in de vierde plaats de meer oudere krachten, menschen die, hoewel niet afgeleefd, over hun grootste kracht heen zijn. Die menschen moeten toch ook werken, en die menschen zullen bij particulieren betaald worden met een standaardloon van 22 cent; de patroon heeft volkomen vrijheid om 23, 24 en 25 cent |te betalen, en zal dat ook doen aan werklieden die meer kunnen presteeren (dat is ook verleden jaar nog gebleken). Nu ben ik bang, dat, wanneer we 23 cent invoeren

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 7