198 DONDERDAG 10 OCTOBER 1907. zoo'n onderzoek krijgt men wellicht argumenten waardoor we overtuigd kunnen worden. Als Burg. en Weth. met een voorstel komen, dat zij gaarne zien aangenomen, dan wordt wèl als argument aangevoerd het voorbeeld van andere plaatsen; toen het vorig jaar hier de verhooging der jaarwedden der Wethouders ter sprake kwam, werd hier in de vergadering ook naar andere gemeenten verwezen. Maar nu het een zaak geldt waar Burg. en Weth. tegen zijn, nu is onderzoek elders overbodig, nu kan 't hier toch niet. U meent mijnheer de Voorzitter dat de controle zoo moeilijk is, maar er zijn toch loonlijsten voor de Ongevallenwet, waarop van uur tot uur staat aangegeven, wat de werklieden ver dienen; dat is toch niet moeilijk te controleeren. Ik kan dan ook niet anders doen, dan de motie warm aan bevelen. We vragen niet om het werk aan den laagsten inschrijver te gunnen, maar om het te gunnen, aan dien in schrijver, die onder de te stellen voorwaarden laat werken. Is die man toevallig de laagste inschrijver, welnu, dan is dat een benefietje voor de gemeente. De heer Fockema Andreae. M. d. V. Het spijt mij dat de heer Fokker heeft gezegd al wat hij gezegd heeft. Men mag zich ook in het vuur van zijn improvisatie niet zoo maar alles laten ontvallen en zeker niet beweringen, die, indien ze juist waren, beleedigend zouden zijn voor Burg. en Weth. De heer Fokker heeft namelijk ongeveer het volgende gezegd: wanneer Burg. en Weth. iets wèl willen, dan onderzoeken ze er in alle mogelijke plaatsen naar, maar willen ze iets niet, dan onderzoeken ze het liefst heelemaal niet. En het eerste geval zou zich hebben voorgedaan toen de traktementen van de Wethouders moesten worden verhoogd. Ik wil hier even op merken dat èn het voorstel, èn het onderzoek in andere plaatsen zijn uitgegaan niet van Burg. en Weth. maar van den Raad, en wat de heer Fokker hier mededeelde zou dan worden een grief tegen de Raadsleden die allerminst aan Burg. en Weth. zou mogen worden aangewreven. Üok overigens deel ik niet de meening van den heer Fokker en die van den heer Sijtsma en schaar mij veeleer aan de zijde van den heer Pera. Indien ik mij wel herinner heb ook ik, zoolang de zaak van het minimum-loon, niet die van maximum-arbeidstijd, in dezen Raad aanhangig was, gestaan aan de zijde van hen die bepalingen omtrent het minimum-loon wenschten. Maar evenals aan den heer Pera komt het ook mij voor, dat wij hier staan voor een gansch ander gevalhier betreft het werklieden aan wie nu en dan beperkte werkzaamheden worden opgedragen, vroeger gold het gevallen waarin iemand geruimen tijd voor de gemeente werkzaam is. Hier hebben wij te doen met personen, die nu een keer voor de gemeente werken en daarna weer voor een ander, en wanneer Burg. en Weth. dan zeggen dat het niet te controleeren is, dan hebben zij volgens mijn meening volkomen gelijk. Wanneer zij er bezwaar in zien dat een zetter of drukker die arbeidt voor de gemeente, zoolang hij dat doet zooveel loon ontvangt en wanneer hij aan een ander zetsel gaat weer minder, dan kan ik hun inzicht volkomen deelen. Nu antwoordt men: »Goed, maar laten wij dan eens infor- meeren hoe het op andere plaatsen gaat." En ook dan is de Voorzitter volkomen juist wanneer hij zegt: »A1 valt de in formatie nog zoo gunstig uit, het verzoek is en blijft niet vatbaar voor inwilliging." Maar wenscht men het onderzoek, wil men dat Burg. en Weth. gaan informeeren te Haarlem en te Deventer en te Leeuwarden, (waar de menschen nogal vooruitstrevend zijn. zou ik terloops willen opmerken) laat men dit dan direct uitspreken. En brengt het onderzoek Burg. en Weth. tot andere conclusies, dan kan men nog practische voorstellen indienen. Maar laten wij niet wachten met »neen" te zeggen op een request dat toch niet voor in williging vatbaar is, nu niet, en over een jaar nog niet. Daarover zijn wij het toch allen eens. De heer Pera. Nog een enkel woord, mijnheer de Voorzitter, naar aanleiding van de bewering van den heer Fokker dat het uurloon zou worden aangeteekend op lijsten voor de Ongevallenwet. Ik heb nog nooit gehoord dat iemand er voor denzelfden werkman verschillende uurloonen per dag op na houdt. Hij meent dat dat samenhangt met de Ongevallenwet, maar ik zou wel durven constateeren dat een dergelijke aan- teekening niet bestaat. Het weinige dat wij in de richting van het verlangen van den Typografenbond zouden kunnen doen, is m. i. dat wij het werk gunnen aan hen, die het hoogste loon uitkeeren. Ik meen, dat we op die manier gaan meewerken, om de loonen te verbeteren, en toezicht te houden vooral op diegenen, die met jongens werken en weinig loon betalen voor veel werk. De heer Sijtsma is wat dat betreft te rade gegaan bij den heer Taconisik zal er op het oogenblik niets meer van zeggen, maar den heer Sijtsma aanraden, zijn onderzoek op dit punt nog wat verder voort te zetten. De heer Stigter. M. d. V. Ik wensch er nog even den nadruk op te leggen, dat zoolang Burg. en Weth niet aan komen met inlichtingen van drukkers zeiven, die gezegd hebben dat het niet gaat, ik geen vrijheid kan vinden nader in te gaan op hetgeen Burg. en Weth. gezegd hebben. Ik ga niet mee met den heer Fockema Andreae, die zegt: »Als Burg. en Weth. zeggen, dat het op een dergelijke werkplaats, waar nu eens het eene en dan het andere werk gedaan wordt, zeer moeilijk of onmogelijk gaat, dan hebben zij gelijk." »Neen," zeg ik, »dat zal eerst nog moeten blijken." Ik heb nog van geen een werkelijk deskundige gehoord, dat hij meent, dat het niet kan. De inlichtingen zijn onvoldoende en mij dunkt, dat het nog niet aangaat vrijmoedigheid tot oordeelen te hebbendaarom is de motie zoo een goede uitkomst, om naar aanleiding van het verzoek van de Typografen nog een onder zoek hier en elders in te stellen, of het niet mogelijk zou zijn het gemeentewerk voor drukkers te doen plaats hebben onder bepaalde voorwaardende heer Fockema Andreae wil dat tot het onderzoek, los van het adres, wordt beslotendat doet er toch waarlijk weinig toe; en het is mij niet duidelijk dat men veel tegen zulk een onderzoek in aansluiting van het adres hebben kan, en het mag toch in geen geval een reden zijn om met deze motie thans niet mee te gaan. De Voorzitter. De heeren Stigter en Sijtsma wijzen erop, dat Burg. en Weth. niet zijn afgegaan op inlichtingen van deskundigen en geen eigenaars van drukkerijen hebben ge raadpleegd, maar dan moet ik er op wijzen, dat er ook hier wel eenige ervaring is van den kant van de secretarie; het komt niet alleen aan op de ervaring van de producenten, maar ook van de consumenten; en nu is de ervaring van de ge meentesecretarie gedurende jaren deze, dat aan de leverantie van drukwerk niet dezelfde maatstaf kan gelegd worden als bij de leverantie van bouwwerk. Daar heeft men een volkomen controle op het werkvolk; hier heeft men te doen met een levering van werk, dat van dag tot dag moet worden afge leverd en voortdurend contact eischt tusschen de drukkerij en den Burgemeester en Secretaris. De eischen die men stelt aan de leverantie van bouwwerk zijn onmogelijk te vergelijken met de eischen die men aan de leverantie van drukwerk moet stellen. En daarom zeg ik De ervaring heeft geleerd, en we kunnen daarop prat gaan omdat zij in dezen afdoende is, dat de eischen die men moet stellen aan drukkerijen heel andere zijn, uit den aard van de zaak, dan die voor de bouwwerken. Nu heeft de heer Van der Eist een opmerking gemaakt, die van zijn standpunt, als onderteekenaar van de motie, zeker wel karakteristiek is. Hij acht het wenschelijk dat wij al het werk voor de gemeente aan een enkele drukkerij toever trouwen. Wat blijkt daaruit? Dat hij zelf goed voelt dat controle eigenlijk niet mogelijk is, daar waar tevens nog voor anderen gewerkt wordt. Indien de gemeente een eigen drukkerij bezat, dan zou zeker datgene wat de vakbond vraagt kunnen worden toegepast, maar op het oogenblik, nu wij zoo ver nog niet zijn, is controle onmogelijk. Daarom kunnen Burg. en Weth. zich ook niet vereenigen met den wensch van sommige raadsleden om naar elders op onderzoek uit te gaan. Er zijn misschien wel zeer enkele gemeenten die op de bier bedoelde wijze handelen, maar de overgroote meerderheid van de ge- meente-secretariën volgt denzelfden weg als wij, omdat men weet dat voor de leverantie van drukwerk andere eischen mogen worden gesteld dan voor bouwwerk. Daarom, mijne heeren, kunnen wij niet meegaan met de motie. En dit staat nu wel vast, dat eigenlijk niemand er zich voor heeft verklaard, het adres zooals het hier voor ons ligt, in te willigen. Daar nu het adres in ieder geval moet worden afgestemd, heeft het naar onze meening geen verder nut het nog langer aan te houden. De heer Fokker. Indien ik den indruk mocht hebben verwekt, dat ik, door de zaak ter sprake te brengen die mr. Fockema Andreae aanhaalde, kwetsend voor het College van Burg. en Weth. heb willen zijn, dan zou mij dat leed doen. Dit lag allerminst in mijn bedoeling en ik herinner mij zeer goed, dat de kwestie van de verhooging der Wethouders traktementen niet in deze van Burg. en Weth. is uitgegaan. De Voorzitter. Ik moet een verzuim herstellen dat ik on willekeurig gepleegd heb. Ik heb n.l. vergeten, den heer Fockema Andreae te bedanken voor de flinke bewoordingen waarin hij geantwoord heeft op een verwijt van den heer Fokker, dat ons persoonlijk trof. Het deed ons pijnlijk aan, dat verwijt, en nu die stem eenmaal in onzen Raad vernomen is, kan ik niet anders dan, namens Burg. en Weth. een hartelijke dankbetuiging richten tot den heer Fockema Andreae, die daartegen een protest deed hooren (Applaus). De heer Sijtsma. M. d. V. Naar ik meen wilt U thans in stemming brengen het verzoek van den Typografen Bond. Dan brengt u natuurlijk tevens in stemming de motie?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 6