192 DONDERDAG 19 SEPTEMBER 1907. er eene te maken, n.l. dat aan den eenen kant de te ont smetten goederen in den oven gaan, terwijl zij aan den ande ren kant van den oven uit het gebouw verwijderd worden maar er kunnen toch ook wel maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld, dat het lokaal waar de besmette goederen ge weest zijn, terwijl deze in den oven zijn, inmiddels door middel van formaline ontsmet wordt. In elk geval is het wenschelijk af te wachten, tot wij iets naders weten van de desinfectie- inrichtingen door de Regeering toegezegd. Daarom doe ik het voorstel om voorloopig niet over te gaan tot het instellen van een gemeentelijken ontsmettingsdienst. De Voorzitter. Door den heer Zaalberg wordt voorgesteld om niet over te gaan tot de inrichting van een gemeente lijken ontsmettingsdienst, maar eerst af te wachten de toe zegging door H. M. de Koningin in de Troonrede gedaan, en tot zoolang gebruik te maken van de particuliere ontsmet tingsovens. Dit laatste kan wel vervallen, want dat zal wanneer het voorstel niet wordt aangenomen toch wel ge schieden. De heer Zaalberg. Daarmede kan ik mij wel vereenigen, mijnheer de Voorzitter. Het voorstel van den heer Zaalberg wordt voldoende on dersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadsla ging uit. De heer Stigter. M. d. V. Ik merk op dat door mijne woorden straks niet duidelijk wordt uitgedrukt wat ik bedoel. Ik bedoel afvoeren van de agenda van dit voorstel tot een volgende vergadering. Mijne motie luidt: de ondergeteekende stelt voor dit punt tot een der volgende vergaderingen van de agenda af te voeren. De reden van mijn voorstel is deze, dat ik meen, dat dergelijke voorstellen niet bij de leden van den Raad moeten worden rondgezonden 8 dagen voordat de behandeling in den Raad plaats heeft; 8 dagen, is te kort om over dergelijke belangrijke voorstellen zich een wel overwogen oordeel te vormen. 8 dagen, terwijl de voorbereiding van het voorstel jaar heeft geduurd. In Februari 1906 werd de zaak aanhangig gemaakt; tusschen de verschillende adviezen zijn maanden verloopen. En nu vind ik voor mij, waar ik zoo weinig tijd heb gehad om mij een oordeel te vormen, geen vrijmoedigheid om zoo spoedig mijn stem uit te brengen. Deze zaak behoort tot die onderwerpen, er is reeds herhaal delijk de aandacht op gevestigd, die veel langer aan de kennisneming van de leden van den Raad moeten worden onderworpen, minstens wel een maand. Men moet toch niet alleen de stukken raadplegen, maar men moet ook de locali- teiten gaan zien, en in dit geval onderzoeken in hoever de ontsmet ting kan samengaan met den een of anderen dienst. Ik geloof daarom dat voor ieder lid de vrijmoedigheid moet ontbreken om op zoo korten termijn eene beslissing te nemen. Het is daarom dat ik voorstel dit punt tot eene volgende vergadering van de agenda af te voeren, tevens als protest tegen den korten tijd gedurende welken dergelijke belangrijke stukken vóór de behandeling te onzer kennis komen. De Voorzitter. Burg. en Weth. geven de voorkeur aan de motie-Zaalberg. Ook wij hebben de vraag overwogen, of we de voordracht zullen terugnemen met het oog op de toezegging door H.M. de Koningin gedaan in de Troonrede betreffende een algemeenen ontsmettingsdienst van rijkswege. Bij nader inzien, nu wij bemerken, dat het meerendeel van den Raad de zaak uitgesteld wil zien, kunnen we ons vereenigen met de motie van orde van den heer Zaalberg en willen dus het punt van de agenda afvoeren. Verlangt iemand stemming hierover? Zoo niet, dan is daartoe besloten. XIV. Voorstel tot vaststelling van het bedrag der koop sommen van de perceelen Paardensteeg nis. 3, 5, 7 en 9. (Zie Ing. St. n°. 270). De Voorzitter. Hierbij komt tevens in behandeling het adres van den heer Horloos om de koopsom voor zijne per ceelen nog niet vast te stellen. Burg. en Weth. vinden hierin geen termen hun voor stel terug te nemen. De heer Horloos maakt er bezwaar tegen dat hem nu eerst het cijfer ter oore komt en zegt, dat dat niet is volgens de minlijke overeenkomst, die de Gemeente krachtens de Onteigeningswet vooraf moet trachten te verkrijgen tusschen de onteigenaars en de onteigende perceelen. Maar de heer Horloos vergeet, dat er al lang over leg heeft plaats gehad, hetzij direct, hetzij indirect, en dat door den heer Horloos dergelijke sommen zijn genoemd, dat er eenvoudig geen beginnen aan was. Met iemand, die der gelijke eischen stelt en blijft stellen is geen overleg mogelijk, en dan moet de Gemeente zich afvragen, welke som zij in billijkheid als maximum kan geven. Daarom kunnen Burg. en Weth. niet medegaan met het verzoek van den heer Horloos om de zaak aan te houden; een overleg met een dergelijk veeleischend man als deze heer, leidt toch tot niets. De heer Fokker. M. d. V. Ik heb een soortgelijk bezwaar tegen deze voordracht als straks door den heer Stigter is genoemd. Ik heb naar stukken gezocht, die hierbij behooren, maar heb geen andere stukken kunnen te lezen krijgen om deze zaak te beoordeelen, dan het gedrukte ingekomen stuk. Ik kan dan ook geen vrijheid vinden aan de beslissing over deze zaak deel te nemen, voor ik er beter over ben ingelicht. Ik kan deze cijfers niet beoordeelen zonder gegevens, en waar de te bieden sommen het fundament van de procedure uitmaken, voorzoover ik althans iets van onteigening afweet, meen ik aan de discussie geen deel te mogen nemen en mij van stemming te moeten onthouden, omdat ik tenzij ten volle ingelicht de verantwoordelijkheid niet mede kan dragen. Ik zeg uitdrukkelijk: ik treed niet in de beoordeeling der te bieden sommen; ik weet niet, of zij te hoog of te laag zijn en zou gaarne iets meer van de zaak willen weten. De Voorzitter. Ik geloof dat de heer Fokker zich in deze op een verkeerd standpunt stelt. Wanneer de opinie van deskundigen was medegedeeld, dan zou deze wel zoo luiden, dat zij tot de conclusie zijn gekomen, dat de tijdsomstandig heden in aanmerking genomen, de perceelen f 14000 waard zijn. Wanneer voor de Rechtbank taxatie van perceelen wordt gevraagd, dan wordt aan de deskundigen den eisch gesteld, dat zij de tijdsomstandigheden in aanmerking genomen, moeten komen tot de vaststelling van een bedrag. Ik acht mij niet in staat te beoordeelen of de factoren, die deskundigen als maatstaf hebben aangenomen, juist zijn of niet, maar wij mogen toch op het oordeel der deskundigen wel afgaan. Ik geloof dat dit het standpunt is waarop de Raad zich in deze epineuse zaak moet plaatsenwij moeten ons van het vragen van veel inlichtingen onthouden. Het gemeentebelang wordt hiermede niet gediend. De heer Fokker. M. d. V. Ik buig mij gaarne voor des kundigen die ik ken, en in wier advies ik vertrouwen stel, maar voor deskundigen wier namen mij zelfs onbekend zijn, mijnheer de Voorzitter, kan ik niet buigen. Voor een autoriteit van gezag buig ik mij gaarne, maar niet voor »de groote onbekenden.1' De Voorzitter. Bij dergelijke zaken moet men vertrouwen stellen in Burg. en Weth. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen- De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord De heer Fokker. M. d. V. Ik heb dezer dagen in de courant een advertentie gelezen, waarbij iemand, mededeelde, dat hem was opgedragen de levering van booglampen ten behoeve der electrische straatverlichting door de Gemeente. Ik heb mij afge vraagd, of dit juist kon zijn, wantik herinner mij niet, dat door den Raad ooit een crediet is toegestaan voor een gedeeltelijke electrische verlichting van de Gemeente. Het komt mij voor, dat dit weder veel geld zal kosten, en waar wij nu pas gehoord hebben, dat de toestand van de gasfabriek niet zóó rooskleurig is, denk ik dat dit ook wel niet uit de overwinst van de gasfabriek zal gevonden worden Mijn vraag is nu, of het bericht juist is en of toch wellicht een crediet is geopend, dat aan mijne aandacht is ontsnapt, waarvoor ik eventueel mijne excuses aanbied. De Voorzitter Indien u de loopende begrooting inziet, dan zult u daarop vinden een post voor straatverlichting. Uit dien post zal men trachten te vinden hetgeen noodig is, en wanneer die post daarvoor niet toereikend is, dan zal aan den Raad om meer worden gevraagd. Op de begrooting voor 1908 vindt u gespecificeerd, wat voor electrische en wat voor gasverlichting zal worden uit gegeven. De heer Witmans. M. d. V. Ik zou tl even wat willen vragen. Den I4den Maart van dit jaar heb ik een voorstel ingediend tot verhooging van het schoolgeld op de Hoogere Burgerschool voor meisjes. Uit de begrooting is mij niet ge bleken, dat aan dit voorstel aandacht is geschonken, terwijl er ook geen praeadvies van Burg. en Weth. is ingekomen. Ik denk dus dat men nog niets aan de zaak heeft gedaan. Toch zou ik het zeer op prijs stellen wanneer binnenkort praeadvies over mijn voorstel aan den Raad werd uitgebracht, althans voordat de begroot ing zal worden behandeld. De Voorzitter. Ik kan U mededeelen, dat de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs zich reeds voor de tweede maal met deze zaak bezig houdt. Niemand verder het woord verlangende, wordt de Verga dering gesloten. Gedrukt bij J. J. GROEN ZOON te Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 12