176 DINSDAG 3 SEPTEMBER 1907. werd, met de bedoeling dat eerst de ƒ5000 zou worden aange sproken en pas daarna het geld der Gemeente. Er is dan eigenlijk van subsidie geen sprake, zelfs niet van het deel nemen in het waarborgfonds; eerst wanneer het eerste waar borgfonds zal zijn teniet gegaan, zal de Gemeente wel zoo goed wezen een tweede waarborgfonds van hoogstens 1500 te stellen. Dat is niet een juiste positie, en niemand zou het zóó hebben opgevat, indien de heer Reimeringer de zaak niet had ter sprake gebracht, hetgeen ik dan ook liever niet gezien had. De Voorzitter. De redeneering van den heer Stigter is mij niet geheel helder, want Burg. en Weth. stellen voor om eerst dan, wanneer het beschikbare geld, waaronder dus ook de ƒ3000 van het waarborgfonds, verbruikt zal zijn, de ƒ1500 van de Gemeente te verstrekken. Dat is hetgeen de Commissie voor de Tentoonstelling ook vraagt. Wanneer de heer Stigter met aandacht de Ingekomen Stukken leest, zal hij daaruit zien, dat de bedoeling van de vragers een andere is dien indruk heb ik er althans van gekregen dan de heer Reimeringer wil doen voorkomen. Eerst wanneer de beschik bare gelden niet voldoende zullen zijn daaronder vallen dus ook de genoemde 3000, zoodat er een ongedekt nadeelig saldo openblijft, zal de Gemeente verder bijspringen. Indien er een nadeelig saldo is van ƒ3000, mogen wij spreken van een gedekt nadeelig saldoimmers verschillende particulieren hebben ingeschreven en zich bereid verklaard een eventueel tekort tot een bedrag van 3000 te dekken, maar, zeggen Burg. en Weth., als het waarborgfonds niet voldoende is, dan zullen wij nog met een bedrag tot een maximum van ƒ1500 bijspringen. Dat is volkomen juist en dat is de oorspronkelijke bedoeling geweest, ook van de aanvragers-van het subsidie. Het antwoord van Burg. en Weth. is daarmede in over eenstemming, maar nu komt de heer Reimeringer, staande de vergadering, zeggen: neen, de toezegging van 1500 van de Gemeente moet nummer één zijn, en dan eerst komen de ƒ3000 die van particulieren zijn toegezegd. Hij draait de zaak dus geheel om. Dat staat niet in het adres van Commissarissen. Daar staat duidelijk: dat de voor deze Tentoonstelling beschik bare gelden niet voldoende zullen zijn, zoodat er nog een ongedekt nadeelig saldo van ƒ1500 dreigt open te blijven. Wanneer er dus een tekort is, dan moet de Gemeente bij springen, terwijl de heer Reimeringer de 1500 van de Gemeente eerst wil geven en dan eerst de gelden door particulieren toegezegd in aanmerking wil doen komen. Ik hoop, dat de heeren het verschil zullen gevoelen. De toezegging van Burg. en Weth. is zoo welwillend mogelijk, en het verbaast mij eigenlijk, dat men nu de zaak gaat omdraaien. De heer F'okker. De zaak is mij nog niet recht duidelijk. Wat is de bedoeling van Burg. en Weth., wanneer bijv. er een tekort is van ƒ4500. Moeten die 4500 geheel uit het waarborg fonds betaald worden, of wordt daaruit het eerst uitgetrokken nadeelig saldo betaald, ad b.v. ƒ3000? De Voorzitter. Wanneer er te kort komt, moet het eerst uitgetrokken nadeelig saldo uit het waarborgfonds worden betaald. Het waarborgfonds was oorspronkelijk geraamd op ƒ3000. Wanneer er nu te kort komt boven dat bedrag, dan moet de Gemeente bijspringen tot een bedrag van 1500. Het voorstel van Burg. en Weth. betreffende verzoek a wordt aangenomen met 26 tegen 2 stemmen. Voor stemmen de heerenvan der Lip, Witmans, Zaalberg, van der Eist, de Goeje, Fockema Andreae, Vergouwen, Eerstens, Korevaar, van Hamel, A. Mulder, Bosch, Pera, Stigter, van Gruting, Timp, Driessen, de Boer, Zwiers, Roem, Bots, Fokker, Le Poole, Meuleman, Juta en van Tol. Tegen stemmen de heeren: Reimeringer en Sijtsma. Het voorstel betreffende verzoek b wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XIV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor den aanleg van eene electrische installatie ten behoeve van de verlichting der Stadsgehoorzaal. (Zie Ing St. n3. 238). De beraadslaging wordt geopend. De beer Fokker. M. d. V. Ik heb gezien, dat Burg. en Weth. voorstellen deze uitgave over vijf jaren te verdeelen en nu zou ik wenschen te vragen, of dit nu niet een uitgave is, welke, wanneer men er een dubbele boekhouding op na houdt, op de kapitaalsrekening behoort te worden gebracht en uit een leening moet worden gevonden. Het is een tamelijk groot bedrag, dat in enkele jaren zal moeten worden opge bracht, terwijl vele geslachten van belastingbetalers wellicht pleizier zullen hebben van hetgeen met dat geld wordt tot stand gebracht. De Voorzitter. Wanneer men den heer Fokker hoort zeggen, dat die som door de belastingbetalers in enkele jaren moet worden opgebracht, en men wist verder niets, dan zou men denken, dat het een bedrag van duizenden guldens per jaar gold. Het is echter per jaar niet meer dan 1000 en nu vraag ik, of dat nu zoo veel is. Wij willen die uitgave, waarvan de Gemeente vele jaren het voordeel zal hebben, over vijf jaar verdeelen; als de som ƒ6000 bedroeg, zouden wij wellicht een termijn van zes jaren hebben genomen; wij moeten een maatstaf hebben en het is wenschelijk de schulden der Gemeente zoo spoedig mogelijk te laten aflossen. Bovendien is het hier voorgestelde niets nieuwsherhaaldelijk is getracht op deze wijze de lasten niet te veel op één jaar te leggen, maar aan den anderen kant móet men zich wachten voor het inslaan van den tegenovergestelden bezwaarlijken weg, n 1. dien van het maken van schulden voor de gemeente en het aflossen daarvan over een zeer groot aantal jaren. Burg. en Weth. adviseeren ook thans weder zij hebben dat reeds sedert jaren gedaan in dergelijke gevallen den gulden middenweg te kiezen. Zij zeggen Maten wij dergelijke uitgaven wij hebben weieens groote uitgaven voor bruggen gehad in een zeker aantal jaren aflossen, wij betalen wat en zij, die na ons komen, betalen ook wat; dan duurt het niet al te lang, vóórdat die schulden afgelost zijn. Dat is een zeer goed en gezond begrip, aan de toepassing waarvan wij het te danken hebben dat er in de achter ons liggende jaren, reeds heel wat betaald is en tal van schulden van de baan zijn. Indien wij daarentegen het systeem, dat de heer Fokker aanprijst, hadden toegepast, zouden wij nu nog altijd zitten onder de restantjes van de schulden van vroeger. Ik acht die methode daarom niet aanbevelenswaardig. De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik heb U met ge noegen wederom het systeem hooren verdedigen, dat gij vroeger als voorzitter der Commissie van Financiën herhaal delijk hebt verdedigd. Ik hoop dan ook, dat de Raad met het voorstel van Burg. en Weth. zal medegaan, maar toch wensch ik de aandacht van het Dagelijksch Bestuur te ves tigen op het volgendedat in deze wel van eenig belang kan zijnomdat de vraag of het maken van een electrische installatie aanbeveling verdient, ten nauwste samenhangt met deze andere vraag, wat de verlichting van de zaal per avond zal kosten. Ik weet het niet authentiek, maar ik heb toevallig vernomen, dat van een concertzaal ongeveer een zaal als de Stadsgehoorzaal waarin een electrische instal latie was aangebracht, het eerste jaar de verlichting het achtvoud heeft gekost van hetgeen zij kostte toen er gas voor de verlichting werd gebezigd. Daarom moet juist bij een concertzaal duchtig worden overwogen, hoe meri de instal latie zal maken. Ik zou Burg. en Weth. ernstig in overweging willen geven er hun aandacht aan te wijden, hoeveel pitten zij aanbren gen hoe zij die aanbrengen, wat voor branders zij zullen gebruiken en hoeveel stroom per avond zal gebezigd worden, opdat wij niet voor tegenvallers komen te staanindien de installatie gereed is en wij de zaal gaan verlichten en verhuren. De Voorzitter. Ik dank u zeer voor uwe mededeeling, die wij zeker ter harte zullen nemen. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XV. Verzoek van de Leidsche Tuinders-Patroonsvereeniging a. om de verordening op het veilen zoodanig te wijzigen, dat in het vervolg bloemkoolen op den walkant vóór den aanvang der veiling van andere tuinbouwproducten mogen worden geveild; b. om alsnog over te gaan tot het bouwen van eene bergplaats voor manden en bakkenaan het einde der loods in den daaraan grenzenden tuin der gemeenteschool. (Zie Ing. St. n°. 246). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. besloten. XVI. Voorstel tot wijziging der verordening van 9 Januari 1902, houdende regeling van de jaarwedden der leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens, te Leiden. (Zie Ing. St. n°. 241). De heer Pera. M. d. V. Ik heb bezwaar om mede te gaan met het voorstel van Burg. en Weth. De leeraar dr. Rutten is hier al een en ander maal ter sprake gekomen en telkens gaat het er weer om, om zijn salaris te vermeerderen. Wij hebben ons in alle mogelijke bochten gewrongen om dit doel te bereiken. Nu meen ik, vooral met het oog op de tijdsomstandigheden, die voor de burgerij zeer drukkend zijndat het nu zeker geen gunstige tijd is, om te denken aan verhooging van salarissen, waar dit niet strikt noodig is. En ik stel er prijs op om bij mijn weder intreden in dezen Raad eene gelegenheid als deze niet ongebruikt te doen voorbijgaan, om te stemmen tegen eene verhooging, die ik niet noodig acht. Zeker, dit bedrag is niet groot, dat zou op zich zelve geen reden zijn om tegen te stemmen, maar het gaat hier om het beginsel. Het kan in het vervolg voorkomen, dat ik zal medewerken tot verhooging van salarissen, maar dan zeker eerst na ernstige overweging,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 8