DINSDAG 3 SEPTEMBER 1907. 175 touw gezet en heeft de burgerij door deel te nemen in het Waarborgfonds getoond er belang in te stellen; waar dat het geval is, brengt het belang der gemeente mede, dat zij niet achteraankomtmaar op royale wijze ƒ1500 uit de stadskas ter beschikking stelt. Heeft men het geheele bedrag niet noodig, dan zal het overblijvende worden teruggegeven. Ik zou daarom willen voorstellen om het subsidie in dien zin toe te staandat bij een eventueel tekort allereerst die 1500 zullen worden aangewend en eerst daarna het Waar borgfonds. De heer Fockema Andreae. Ik durf mij niet tegen het voorstel van Burg. en Weth. verklaren en ik zou dan ook zwijgend daarvóór hebben gestemdindien ik den heer Reime- ringer niet had hooren spreken. Ik moet opkomen tegen de redeneering, welke wij van dat geachte raadslid hebben vernomen, een redeneering, welke wij den laatsten tijd hier en ook elders zeer ten detri mente van de gemeentefinanciën, geloof ik, zoo dikwijls hebben gehoord. De heer Reimeringer redeneert aldus: kijk, daar zetten wij nu een plan op touw, dat in het belang der gemeente en in het algemeen belang is; wij maken dat plan hij zegt dat niet met zooveel woordenmaar het komt er toch op neer wij stellen de begrooting vast, wij komen daarop tekort en nu is het billijk, dat de Gemeente, in wier belang de zaak is, die som vergoedt. In kom daartegen op, juist niet met het oog op deze zaakwant waar het hier een Tentoonstelling geldt als reclame in het belang der Gemeente als industrieel, mag zij er wel wat voor over hebbenmaar ik verzet mij in het algemeen tegen de redeneering, dat als particulieren iets op touw zetten, waarvan niet te ontkennen valt, dat het in het algemeen belang is en als dan de begrooting dier onder neming niet sluit, de publieke lichamen het tekort maar moeten bijpassen. Wij kunnen ons niet genoeg voor oogen houden, dat die redeneering, welke tegenwoordig in allerlei opzicht wordt gevoerd en ons dringt om hoe langer hoe meer subsidie te geven, uit den booze is. Indien zij voor juist werd aangenomen, zouden wij de koorden der beurs niet in handen houden en zouden de particulieren, die nuttige en weldadige instellingen in het leven roepenons het mes op de borst kunnen zetten. Wij mogen daarom die redeneering niet zonder tegenspraak in den Raad aanhooren. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik begrijp, dat gij, die er in den regel op uit zijt voor de gemeentefinanciën op te komen, ook nu weder eén poging waagt dat te doen, maar ik meen toch, dat de billijkheid medebrengt, dat de gemeente royaal, zonder voorbehoud, deze subsidie geeft. Er staat trouwens in het adres van het bestuur van de Maatschappij van Nijverheid niet, dat eerst het waarborgfonds moet worden opgebruikt en pas daarna het gemeentelijk subsidie. Ik dacht dat er alleen een subsidie van ƒ1500 werd gevraagd en ik ben van meening, dat de gemeente dat wel mag verleenen zonder dat haar te groote goedgèefschheid kan worden ver weten. Immers, toen wij het voorstel om tot de oprichting van de Centrale over te gaan behandelden, werd tusschen de regels door gezegd door U, Voorzitter, zelf dat er wel reclame voor gemaakt zou worden en nu het Departement Leiden van de Maatschappij van Nijverheid met andere plaatse lijke vereenigingen, zooals »Leiden's Belang" en de «Vereeni- ging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer" eere wien eere toekomt het initiatief hebben genomen tot het houden eener Tentoonstelling, is de gemeente van een groote zorg en moeite ontlast. Indien zij zelve zulk een Tentoonstel ling op touw had moeten zetten, zou het haar veel meer dan ƒ1500 hebben gekost. Wanneer een particulier een in richting als de electrische centrale in het leven riep, zou hij duizenden guldens aan de reclame ten koste leggen, maar de Gemeente krijgt eenige lichamen naast zich, welke zeggen wij. zullen de reclame voor U maken, steun gij ons alleen. Ik had gedacht, dat de Gemeente dat aanbod niet alleen met beide handen zou aanvatten, maar bij het steunen ook royaal zou zijn. Ik heb ook een bestuurslid voor het garantiefonds bij mÜ gehad en ik kreeg den indrukdat ook zij dachten als de heer Reimeringer, zoodat de meesten, die in het waarborgfonds hebben gestort, toen zij dat deden, de over tuiging hebben gekregendat de Gemeente ook nog wel wat zou doen. Daarin worden zij nu teleurgesteld, en zij zullen voor het vervolg niet zoo licht voor een nuttige zaak zich er voor spannen. Wat de heer Fockema Andreae betreft, die generaliseert, dunkt mij, te veel. Hij zegt, dat wanneer men een zaak op touw heeft gezet, men altijd maar bij de Gemeente komt, alsof het haar plicht washet ontbrekende te gevenen dat men voorzichtig moet zijn met daaraan toe te geven. Zeker, maar wij moeten ieder geval op zich zelf beschouwen. Wanneer .wij deze voor de Gemeente nuttige en noodige Tentoonstelling beter tot haar recht kunnen doen komen, waardoor men wel licht meer aansluitingen zal verkrijgen aan het electrisch bedrijf, dan is dit niet voordeelig voor het Departement, noch voor «Leiden's Belang", maar in de eerste plaats voor de Gemeente en daarom moeten wij wat royaal zijn met het geven van subsidie. Wat het door den heer Zaalberg aangevoerde betreft, ik ben het met Burg. en Weth. eens, dat wij in deze niet verder behoeven te gaan. Er is gevraagd opgave van den prijs tegen welken electrische energie en gas kan worden geleverd. Nu zijn wij royaal en zeggendaar betaalt gij niets voor, alleen betaalt gij de grondstoffen en het arbeidsloon. Verder behoeven wij toch niet te gaandan zouden wij meer geven dan ge vraagd en gewenscht werd. Maar wel zal ik met hart en ziel steunen het voorstel van den heer Reimeringer, om de subsidie der Gemeente vóór het garantiefonds te laten gaan. De Voorzitter. Ik moet nog even opkomen tegen hetgeen de heer Sijtsma heeft gezegd, dat piisschien de 1500 niet eens noodig zullen zijn. Wanneer men de stukken echter goed nagaat, dan blijkt het, dat nu reeds wordt vooropgesteld het denkbeeld, dat een ongedekt nadeelig saldo van 1500 dreigt open te blijven. Het Bestuur zegt zelf, en dat zal het toch wel wetenmen moet zich geen illusie maken, dat men het geld niet noodig zal hebben. Wat de overtuiging aangaat van hen, die steun hebben toegezegd ja daarmede hebben wij niets te maken. Als het Bestuur, die de zaak op touw zet, subsidiën of toezeggingen van verschillende menschen tracht te verkrijgen door zekere voorspiegelingen, en die voorspiegelingen komen later niet uit, dan is dat de schuld van degenen, die de voorspiegelingen hebben gedaan, maar nooit de schuld van de Gemeente. Dat kan dus nooit een argument zijn om den Gemeenteraad te bewegen subsidie te geven. Ik neem echter aan, dat al die voorspiegelingen ter goeder trouw zijn gedaan. Maar wanneer het dan naderhand blijkt, dat men zich een weinig heeft verpraat, dan is het toch niet aan ons om de zaak weer in het reine te brengen. Toen de menschen zich hebben doen bepraten, ik hoor er ook onder, om subsidie te geven, toen was er geen quaestie van subsidie vanwege de Gemeente, in het geheel niet. Nu moet men naderhand de zaak niet gaan omdraaien en zeggen eerst subsidie van de Gemeente en dan zullen wij zien in hoeverre van de toezeggingen van particulieren gebruik kan worden gemaakt. Dat is een verkeerde voorstelling van zaken. De heer Korevaar. M. d. V. Ik wil nog even terugkomen op het voorstel van den heer Zaalberg. Het Bestuur van het Departement van Nijverheid vraagt een subsidie van/1500al of niet met voorkeur boven het waarborgfonds, maar nu wil de heer Zaalberg nog verder gaan en een ander subsidie geven door kosteloos een ongelimiteerd gebruik van gas en electrische energie toe te staan. Dit zou een tweede subsidie zijn en wel met een ongelimiteerd karakter. Ik geloof dat dit een gevaarlijk stelsel zou zijn en ik zou den Raad daarom ten sterkste ontraden om het voorstel van den heer Zaalberg aan te nemen. De heer Stigter. M. d. V. Ik kan mij tot mijn spijt niet met uwe redeneering vereenigen. Het komt mij voor, dat hier verward wordt waarborgsom en subsidie. Toen men bij ons kwam om deel te nemen in het waarborgfondszeide men: wij zullen trachten de rekening zooveel mogelijk sluitend te maken, opdat, wanneer er weder iets dergelijks op touw wordt gezet, de burgerij niet te veel wordt afgeschrikt voor het deelnemen in het waarborgfonds, dat er nu eenmaal moet wezen. Wanneer de burgerij in zulk een fonds deel neemt, moet men dat beschouwen als een dienst, welken zij bewijst, omdat dat fonds noodig is voor het welslagen der onderneming. Het komt mij voor, dat wanneer de quaestie, waarover het nu gaat, niet ware aangeroerd en de stad zonder eenige voorwaarde een subsidie had gegevendit bij een eventueel tekort in de eerste plaats zou zijn aangesproken, want ik meen, dat een subsidie allereerst in aanmerking komt om op den ontvangstaat van een dergelijke onderneming te wor den geplaatst. Bij het opmaken van de balans wordt een subsidie als een inkomst beschouwd en als over zulk een inkomst niet kan worden beschikt, omdat zij onder een be paalde voorwaarde binnenkomt, wordt het waarborgfonds aangesproken. Iedereen zal dus gevoelendat een subsidie tenzij aan de toekenning een bijzondere voorwaarde wordt verbonden, veelmeer tot de inkomsten behoort dan een waarborgsomwelke eerst wordt aangesprokenindien de inkomsten uitgeput zijn en er nog een ongedekt nadeelig saldo overblijft. Daargelaten wat de Gemeente nog zal willen doen, wensch ik er op te wijzen, dat van de royaliteit van Burg. en Weth., waarvan de heer Meuleman heeft gesproken, niet veel blijkt, want het College heeft, wetende dat de burgerij in het waar borgfonds tot een bedrag van ƒ3000 a 5000 had ingeschreven, gemakkelijk zijn toezegging kunnen doen, gedaan, als het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 7