D. Teske Jr.
172
DINSDAG 3 SEPTEMBER 1907.
woorden ziet U wel E. A. Heeren dat er een stal bij moet
komen ze (ondergeteekenden) komen al plaats tekort. U zal
dan echter een onderzoek ifistellen en U zal dan blijken dat
er beslist geen stal bijgebouwd behoeft te worden. De direc
teur zal U dan voorts adviseeren met verschillende kleinig
heden dat genoemde stallen niet door ons kunnen worden
gebruikt, wat wij hem gedeeltelijk niet kwalijk kunnen
nemenwant zal hij denkenwaar moet ik in den winter
mijn proefdieren laten als ik ze niet in die stallen kan plaat
sen, want thans nu deze dieren op net land loopen (op grond
van de Gemeente en bovendien het gras, hetwelk ten voor-
deele van de Gemeente kon worden verkocht, eten) behoeft
bij ze natuurlijk niet te stallen.
Edel Achtbare Heeren, op die proefdieren van den directeur
willen wij ook nog eens even terug komen.
Met een paar woorden gaven wij U reeds te kennen, dat
de proefdieren van dr. de Jong het gras, hetgeen groeit op
Gemeentegrond, eten. Dat gras wordt dat door hem betaald?
Wij vreezen van niet.
Zooals U ook wel zal begrijpen kan dat gras voor de Ge
meente ieder jaar nog heel wat opbrengen, wij hebben het
uitgerekend en geschat op ongeveer twee honderd gulden
per jaar.
Yoor de proefdieren gebruikt de directeur ook nog steeds
het personeel van het Slachthuis. Als onze directeur proef
dieren wil houden, laat hij dan voor eigen rekening een stuk
grond koopen, (achter het Slachthuis ligt juist nog een stuk
grond ongebruikt van 30 M2.) en daar een stal laten bouwen.
Voorts personeel in dienst nemen, want het is hem immers
verboden personeel van het Slachthuis te gebruiken. Van de
verordening N°. 16'1903, Instructie voor den directeur van
het Openbaar Slachthuis luidt art. 18 toch:
s>het is den directeur verboden:
»a. enz.
»b. enz.
»c. werklieden in dienst der gemeente te gebruiken voor zijn
persoonlijke of huiselijke bezigheden".
Als voorbeeld deelen wij U mede, dat een directeur van
het Slachthuis in Nederland, zonder medeweten van de Ge
meente, proefdieren hield of beter gezegd stalde, en dat, toen
de Gemeenteraad dit ter oore kwam, deze hem bevolen heeft
die dieren te verwijderen. Die directeur heeft toen voor
eigen rekening een stal, benevens personeel aan moeten schaften,
voor de stalling en de verzorging dier dieren.
In verband hiermede, kunt U ons toch niet kwalijk nemen,
dat wij, als belasting-betalende burgers, met een en ander
betrekkelijk die proefdieren niet erg ingenomen zijn.
Nog kwam ons dezer dagen ter oore dat men vanwege het
Slachthuis hier ter plaatse een rondschrijven heeft verzonden
aan de directeuren der Slachthuizen in Nederland, behelzende
het verzoek om hem mede te deelen hoe zwaar de paarden
wegen die op hun slachthuizen worden geslacht. Men moet
toen tot de ontdekking zijn gekomen dat de paarden, die in
Leiden worden aangevoerd het zwaarst wegen, wat met het
oog op het feit dat wij maar tien paarden tegelijk mogen
aanvoeren nogal begrijpelijk is.
De bedoeling met dat rondschrijven zal vermoedelijk niet
anders wezen als, nu men tot de ontdekking is gekomen,
dat de paarden die hier worden aangevoerd het zwaarst zijn,
de directeur van het Slachthuis weder bij U zal aankloppen
om het keurloon te verhoogen. Wij willen hem echter voor
zijn en hem een raad geven, weliswaar betalen wij reeds
een hoog keurloon (ƒ3.per paard) maar raden hem aan
een tarief te vragen, waarin bepaald wordt dat 'tkeurloon
zal afhangen van het bruto of netto gewicht der beesten.
Wij verzoeken U beleefd E. A. Heeren van al het boven
staande goede nota te nemen en een en ander aan een dege
lijk onderzoek te onderwerpen, waarna wij niet twijfelen of
IJ zal onze verzoeken inwilligen, mochten echter al onze
mededeelingen en feiten U nog niet voldoende blijken, ver
klaren wij ons bereid, desgewenscht, meerdere inlichtingen
te verstrekken.
Hetwelk doende enz.
M. van Blankenstein.
J. Riethoven.
Abr. den Os.
Leiden, den 2 September 1907.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
Aan de orde is alsnu:
II. Benoeming van twee Wethouders, jaar van aftreding
1911. (aftredend: de H.H. H. C. Juta en J. A. van Hamel).
De Voorzitter. Mag ik de heeren Meuleman, Roem, van
Tol en van der Lip verzoeken het stembureau te willen uit
maken
De uitslag der stemming is, dat in de eerste plaats wordt
benoemd de heer Fl. C. Juta met 26 stemmen. De heer Pera
verkreeg 1 stem en 1 biljet was in blanco.
De Voorzitter. Is de heer Juta bereid de betrekking te
aanvaarden
De heer Juta. Ik ben zeer gaarne bereid de betrekking te
aanvaarden, maar wensch aan deze verklaring nog toe te
voegen mijn oprechten dank voor de wijze waarop mijne be
noeming heeft plaats gehad, waaruit blijkt dat ik mij mag ver
heugen in het bijna unaniem vertrouwen van mijne medeleden.
De heer Juta neemt hierop als oudste wethouder het voor
zitterschap over.
In de tweede plaats wordt benoemd de heer J. A. van Hamel
met 23 stemmen. De heer Vergouwen verkreeg 1 stem, ter
wijl 4 biljetten in blanco waren.
De heer van Hamel verklaart de benoeming aan te nemen.
III. Benoeming van de leden der vaste Commissiën uit den
Gemeenteraad als:
a. drie leden van de Commissie van Financiën en uit dezen
van den Voorzitter (aftredende leden: de H.H. A.J. Witmans
Mzn., Voorzitter, A. L. Reimeringer en J. C. Zaalberg Jzn.,
leden).
Worden achtereenvolgens benoemd de heeren:
Witmans met 25 stemmen; de heer Vergouwen verkreeg
2 stemmende heer Bots 1 stem.
Reimeringer met 26 stemmen; de heer Timp verkreeg
1 stem terwijl 1 biljet in blanco was.
Zaalberg met 26 stemmende heer Driessen verkreeg 1 stem
terwijl 1 biljet in blanco was.
Al de benoemden verklaren zich bereid de benoeming aan
te nemen.
Tot Voorzitter wordt benoemd de heer Witmans met 24
stemmen. De heeren Zaalberg en Reimeringer verkregen ieder
1 stem, terwijl 2 biljetten iu blanco waren.
De heer Witmans verklaart zich bereid de benoeming aan
te nemen.
b. drie leden van de Commissie voor de Huishoudelijke
verordeningen en uit dezen van den Voorzitter (aftredende
leden: de H.H. Mr. S. J. Fockema Andreae, Voorzitter, Mr.
J. C. van der Lip, lid, 1 vacature);
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Men ziet het dikwerf
gebeuren dat aftredende leden van Commissiën worden her
kozen. Daarom geloof ik niet indiscreet te zijn, wanneer ik
vóór de verkiezing aan mijne geachte medeleden vraag, mij
ditmaal niet te verkiezen in de Commissie voor de Huis
houdelijke Verordeningen. Tal van jaren heb ik deel uitge
maakt van die Commissie en ik geloof niet dat ik mij aan
plichtverzuim schuldig maakwanneer ik thans verzoekdat
een ander in mijne plaats de taak op zich neemt.
De Voorzitter. Ofschoon het ons allen zeker leed zal doen,
dat wij de voorlichting van den heer Fockema Andreae in
de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen zullen
moeten missen, geloof ik toch dat wij zijn verzoek moeten
eerbiedigen.
Achtereenvolgens worden hierop benoemd:
De heer van der Lip met 25 stemmen; de heeren van der
Eist en Fockema Andreae verkregen ieder 1 stem, terwijl 1
biljet in blanco was.
De heer van der Eist met 19 stemmen; de heer Aalberse
verkreeg 7 stemmen en de heeren Sijtsma en van der Lip
ieder 1 stem.
De heer Sijtsma met 16 stemmende heer Aalberse verkreeg
10 stemmen en de heeren Bosch en Zwiers ieder 1 stem.
Tot voorzitter wordt benoemd de heer van der Lip met
27 stemmen; 1 biljet was in blanco.
Al de benoemden verklaren zich bereid hunne benoeming
aan te nemen.
c. twee leden van de Commissie van de Strafverordeningen
(aftredende leden: de H. H. Mr. S. J. Fockema Andreae en
Mr. E. de Vries).
De Voorzitter. Alvorens tot deze verkiezing over te gaan,
zij het mij veroorloofd mede te deelen, dat ik een schrijven
van den heer de Vries heb ontvangen, waarin de volgende
zinsnede voorkomt:
«Tevens deel ik U mede dat ik na meer dan 10 jaren deel
uitgemaakt te hebben van de Commissie voor de Strafveror
deningen, gaarne wensch niet meer als lid dier Commissie te
worden herkozen."
Ik neem' derhalve de vrijheid den heeren te verzoeken op
dit schrijven acht te slaan, en ik voeg daarbij, ik mag zeker
wel namens allen spreken, den dank der Vergadering aan
S. V. WlERINGEN.