128
3de klasse n°. 1 met ingang van 1 September a.s. heb ik de
eer, U mede te deelen, dat tegen inwilliging van dit verzoek
mijnerzijds geen bezwaar bestaat.
Het Hoofd der Openbare School 3e klasse n°. 1,
P. A. Hibma.
Aan
Heeren Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Leiden16 Juli 1907.
Aan de gemeenteraad van Leiden.
De ondergeteekendeJohanna Elisabeth Krieger verzoekt
beleefd eervol ontslag als onderwijzeres 4de klasse in de
nuttige handwerken aan de o. 1. s. der 3de kl. N°. 1 en
verzoekt tevens de raad te willen bepalen, dat dit ontslag
verleend wordt met ingang van 1 September e. k.
Hoogachtend,
J. E. Krieger.
Aan de Gemeenteraad van Leiden.
N°. 229. Leiden, 26 Juli 1907.
Na de indiening van ons voorstel, opgenomen onder n°. 210
der Ingekomen Stukken, bereikte ons nevensgaand adres van
het bestuur der Vereeniging »de Practische Ambachtsschool»,
waarin verzocht wordt de aan haar toegekende gemeentelijke
subsidie met ingang van het jaar 1908 in plaats van op
f 5350, te brengen op f 5650, en wel naar aanleiding van
het besluit der Provinciale Staten van Zuid-Holland, om de
aan de vereeniging toegekende provinciale subsidie, in plaats
van met f 950, slechts met f 650 te verhoogen. Wij zijn
van oordeel, dat het in de gegeven omstandigheden het meest
op den weg der gemeente is gelegen, het bedrag van f 300,
hetwelk de provincie nu minder bijdraagt in de subsidiever-
hooging, te voegen bij de verhooging van f 1000, welke
aanvankelijk aan Uwe Vergadering werd aangevraagd.
Onder verwijzing overigens naar de in het adres gegeven
uiteenzetting stellen wij U derhalve nu voor de gemeentelijke
subsidie aan de Vereeniging »de Practische Ambachtsschool» met
ingang van het jaar 1908 te verhoogen met f 1300 en mits
dien te brengen op f 5650.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Heeren Burgemeester en
Wethouders van Leiden.
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen het Bestuur van
de Vereeniging »de Practische Ambachtsschool» te Leiden,
dat het op 10 April 1.1. tot de Staten der Provincie Zuid-
Holland het verzoek richtte om het subsidie aan de Vereeni
ging, tot nu toe verleend tot een bedrag van f2150.— 'sjaars
te verhoogen tot f3100.
dat het op 8 April te voren en op 27 April daaraanvolgende,
onderscheidenlijk aan den Minister van Binnenlandsche Zaken
en aan den Raad Uwer Gemeente, overeenkomstige verzoek
schriften richtte, strekkende tot verhooging der Rijks- en
Gemeente-subsidiën van f8300 en f4350.tot f10300 en
f5350.'sjaars.
dat de Provinciale Staten, in hare zitting van 16 Juli 1.1.,
hebben besloten om het tot haar gericht verzoek bovenver
meld slechts in zooverre in te willigen als eene verhooging
van het subsidie met f650.— betreft, inplaats van met f 950.
als aangevraagd, en zulks onder voorwaarde »dat Rijk en
Gemeente hunne subsidiën verhoogen met een gezamentlijk
bedrag van ten minste f3300.'sjaars".
dat deze voorwaarde is gesteld op grond van de volgende
overwegingen, zooals die letterlijk luiden in het praeadvies
van Gedeputeerde Staten
»Zijn wij dus eenerzijds geneigd te bevorderen, dat aan de
onderwerpelijke school de benoodigde meerdere ontvangsten
verzekerd worden, anderzijds kunnen wij onze goedkeuring
niet hechten aan de door het bestuur beoogde verdeeling der
som van f3950.n. 1. f2000.— van het Rijk, f950.van
de Provincie en f1000.van de Gemeente. De verhouding
tusschen de bestaande subsidiën van Provincie en Gemeente
is 12 en het aantal leerlingen, buiten de gemeente woon
achtig, is niet van dien aard om van die verhouding af te
wijken, waarvoor te minder reden bestaat omdat het subsidie
der Gemeente niet hoog kan worden genoemd. Van het aan
de Provincie en Gemeente gevraagde gezamentlijk bedrag van
f 1950.dient dus naar onze meening f 650.ten laste te
komen van de Provincie en f1300.ten laste van de Ge
meente.»
dat deze beslissing van de Provinciale Staten het herstel
van de uiterst zorgelijken toestand onzer geldmiddelen, zoo
als dat is ontworpen in ons adres van 27 April 1.1. aan den
Raad uwer Gemeente, dreigt onmogelijk te maken, tenzij de
Raad mocht besluiten om het aan onze Vereeniging toege
kende gemeentelijk subsidie alsnog te brengen op f 5650.—
's jaars.
Redenen waarom ondergeteekenden, met wijziging in zoo
verre van haar verzoek d.d. 27 April 1.1. aan den Gemeente
raad, eerbiedig verzoekt dat uw College het er toe moge lei
den dat het subsidie, der Gemeente Leiden aan de Vereeniging
»de Practische Ambachtsschool toegekend, met ingang van
1908 wordt gebracht op f5650.'sjaars.
Hetwelk doende
Het Bestuur der Vereeniging
»de Practische Ambachtsschool.»
G. Van Driel, Voorzitter.
E. C. Wiersma, 2e Secretaris.
Leiden 23 Juli 1907".
Leiden, 26 Juli 1907.
Onder overlegging van nevensgaand verzoek van de Leidsche
Duinwatermaatschappij om vergunning tot demping van een
tweetal slooten voor en achter haar terrein bestemd voor
den bouw van een 2en watertoren en beambtewoning, ge
legen aan den Hoogen Rijndijk, kadastraal bekend gemeente
Leiden, Sectie M. no. 2627 (in het adres wordt abusievelijk
vermeld 2335), hebben wij de eer U mede te deelen dat tegen
de demping van de sloot langs den Hoogen Rijndijk, noch
bij ons, noch bij de Commissie van Fabricage bedenkingen
bestaan, mits de vergunning onder de gebruikelijke voor
waarden wordt verleend, terwijl de voor de demping van de
sloot langs het Utrechtsche jaagpad vereischte vergunning,
als zijnde die sloot geheel op eigen terrein gelegen, bereids
door ons College is verleend.
Wij geven Uwe vergadering derhalve in overweging aan
de Leidsche Duinwatermaatschappij voornoemd, behoudens
rechten van derdenvergunning te verleenen tot het
dempen van het gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk
ter lengte van ongeveer 35 Meter, gelegen vóór het perceel
aldaar, kadastraal bekend Gemeente Leiden, Sectie M. no. 2627.
onder voorwaarde:
1°. dat uit het gedeelte sloot de schoeiing en dam worden
weggeruimd en het ontdaan worde van bodem- en drijfvuil,
en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot nader door
Burgemeester en Wethouders aan te geven hoogte;
2°. dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot een
riool, inw. wijd 40 bij 60 cM. van cementen bodem- en
kruinstukken van voldoende sterkte, op doorgaande grond
plank van voldoende zwaarte of op andere wijze ten genoegen
van Burgemeester en Wethouders ondersteund, worde gelegd,
met den bodem binnenwerks op 1.15 M. N.A.P. en dit
in aansluiting worde gebracht met het bestaande riool on
middellijk beoosten het slootgedeelte.
Dit riool (in afwijking van de overgelegde teekening) te
leggen bezuiden het afscheidingshek.
3°. dat het riool op nader aan te wijzen plaatsen voorzien
worde van
a. »één ruimdamkast, inw. wijd 0.80 X 2.36 M., met den
bodem binnenwerks op een diepte van 1.30 M N.A.P,
met wanden en bodem ter dikte van ten minste 27 cM., van
klinkers in sterke specie te metselen op een houten rooster
werk en op door Burgemeester en Wethouders nader aan
te geven hoogte af te dekken met platen van voldoende zwaarte,
van cementijzer;
b. aansluitend tegen het bestaand riool, een ruimkast, inw.
wijd 0.80 X 50 M., met den bodem binnenwerks op een
diepte van 1.30 M. N.A.P., met wanden en bodem ter
dikte van ten minste 27 cM. van klinkers in sterke specie te
metselen op een houten roosterwerk en op door Burg. en
Weth. nader aan te geven hoogte af te dekken met platen
van voldoende zwaarte, van cementijzer;
4". dat aan het westelijk einde van het gedeelte sloot ge
plaatst worde een schoeiing, met ijzeren hek, waarvan teeke
ning en constructie vooraf door Burgemeester en Wethouders
moeten zijn goedgekeurd;
5°. dat op de nader door Burgemeester en Wethouders aan
te wijzen plaatsen, 2 gegoten ijzeren straatkolkenvan het
door de Gemeente gebruikt wordende model, worden geplaatst,
die door middel van verglaasd Engelsch aarden buizen, inw.
wijd 20 cM. met het riool worden verbonden. De gemetselde
putjes achter de kolken, zoowel als die op het riool, af te
dekken met ijzeren platen, groot resp. 50X^0 en 60X60
c.M. en dik 10 m.M.;
6°. dat de grond van adressant van den gemeentegrond
worde afgescheiden ter halver breedte van de gedempte sloot,
door een ijzeren hek op steenen voet, waarvan teekening en
N°. 230.