119
naar wij meenen, afdoende en gelijk ons dezer dagen bleek,
hebben Gedeputeerde Staten dezer provincie daarin dan ook reeds
aanleiding gevonden om de Provinciale Staten tot het verleenen
van de gevraagde subsidie-verhooging te adviseeren.
Het nut dat de Practische Ambachtsschool voor het algemeen
en voor de ingezetenen van onze gemeente in het bijzonder
afwerpt, springt te zeer in het oog, dan dat het noodig zou zijn
daarover thans nog in den breede uit te wijden. En waar nu blijkt
dat de middelen, waarover de vereeniging kan beschikken, ook
bij het meest zuinige beheer, waarvan de door haar overgelegde
stukken getuigenis afleggen, beslist onvoldoende zijn om de
haar toevertrouwde belangen naar behooren te behartigen,
zoodat zij, wel verre van aan het onderwijs de gewenschte
uitbreiding te geven, zich integendeel, zonder versterking harer
inkomsten, genoodzaakt zou zien, het aantal harer leerlingen
belangrijk te beperken, daar mag het zeker der gemeente tot
plicht gerekend worden ook harerzijds, door het verleenen van
een hoogere subsidie, dit noodlottig gevolg te.voorkomen.
Het Bestuur toont aan, dat de bezoldigingen door het onder
wijzend personeel'genoten, hier lager zijn dan op eenige andere
ambachtsschool waarvan het leerlingental ongeveer met dat
van de Leidsche overeenkomt; dat hoe noodzakelijk het ook
moge heeten, dat op eenigerlei wijze voor den ouden dag van
dat personeel en de toekomst hunner na te laten betrekkingen
worde gezorgd, daaraan bij de karige bezoldigingen thans genoten
en de beperkte middelen, waarover de vereeniging zelve be-
beschikt, tot dusver niets noemenswaards kon worden ge
daan dat ook de post voor leermiddelen, materialen en gereed
schappen dringend versterking behoeft, wil het onderwijs
behoorlijk vruchten kunnen blijven dragen; en dat eindelijk
de verschillende normale uitgaven bijeengenomen, de Leidsche
ambachtsschool, per leerling berekend, over het jaar 1906
minder heeft gekost, dan welke andere ook.
En bedenkt men dan nog, dat ook indien de door de ver
eeniging overgelegde concept-begrooting voor 1908, dank
zij de van Rijk, Provincie en gemeente verkregen subsidie-
verhoogingen, werkelijkheid zou kunnen worden, toch nog
alleen in Zwolle en Nijmegen de kosten per leerling iets
minder, maar aan alle andere scholen meer dan te Leiden
zouden bedragen, dan mogen toch zeker geen bezwaren van
welken aard ook ons kunnen weerhouden de gevraagde
subsidie-verhooging toe te staan.
Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten de ge
meentelijke subsidie aan de Vereeniging »de Practische
Ambachtsschool" met ingang van het jaar 1908 te brengen op
5350.—.
Voorloopig zal, in afwachting van de in deze door u te
nemen beslissing, deze verhoogde subsidie door ons op de
concept-gemeentebegrooting van het volgend dienstjaar worden
uitgetrokken.
At n den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden,
geeft met verschuldigden eerbied te kennen het Bestuur der
«Vereeniging »de Practische Ambachtsschool" te Leiden, deze
vereeniging vertegenwoordigende krachtens Art 7 harer sta
tuten, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 28 Januari
1893 N°. 24,
dat het onmogelijk is, in de behoeften van de school der
vereeniging op behoorlijke wijze te blijven voorzien zonder
vermeerdering van inkomsten.
dat de bezoldigingen van het onderwijzend personeel lager
zijn dan op eenige andere ambachtsschool van matigen omvang
waarvan de rekening aan ondergeteekende bekend is,
dat hetzelfde het geval is met de aan materialen en leer
middelen bestede bedragen.
dat, tengevolge van de groote zuinigheid die in de laatste
jaren moest worden betracht bij het onderhoud van gebouw,
werktuigen enz., dit thans noodwendig op iets ruimer schaal
moet worden ter hand genomen, zullen de eigendommen der
vereeniging niet bedenkelijk in waarde verminderen
dat de begiooting van het thans loopende jaar sluit met
een belangrijk tekort, ten gevolge waarvan geld moest worden
opgenomen.
dat, bij gebrek aan voldoende meerdere inkomsten, onder
geteekende verplicht zal zijn om, wel verre van aan de steeds
toenemende aanvragen tot plaatsing van leerlingen binnen
de grenzen der beschikbare ruimte te kunnen voldoen, het
aantal leerlingen aanzienlijk te verminderen.
dat ondergeteekende bij dezen aanbiedt eene begrooting voor
1908 welke, eenerzijds slechts de dringend noodige uitgaven
en anderzijds de tot nu toe als verzekerd te achten inkomsten
vermeldende, sluit met een tekort van ƒ3915.
dat ondergeteekende mede aanbiedt een overzicht van de
rekening- en van de begrootings-cijfers, onderscheidenlijk voor
1906 en 1907, en eene toelichting op de begrooting voor 1908.
dat in evengemeld tekort zal kunnen worden voorzien
wanneer de subsidiën van Rijk, Provincie en Gemeente, thans
bedragende ƒ8300, ƒ2150 en ƒ4350, worden verhoogd tot
onderscheidenlijk ƒ10300, ƒ3100 en 5350 'sjaars.
redenen waarom ondergeteekende eerbiedig verzoekt, dat
het aan de Vereeniging »de Practische Ambachtsschool'' te
Leiden toegekende subsidie worde verhoogd met duizend gulden
en alzoo worde gebracht op vijf duizend drie honderd en
en vijftig gulden 'sjaars.
hetwelk doende
het Bestuur voornoemd
G. van Driel, Voorzitter.
B. J. H. Haitink, Secretaris.
Leiden, 27 April 1907.
No. 211. Leiden, 6 Juli 1907.
Door Mej. H. S. M. Steffelaar is ons de wensch te kennen
gegeven de huur van het lokaal boven de Waag, welke krach
tens Raadsbesluit van 4 September 1906 werd aangegaan en
met 31 Augustus a. s. eindigt, voor den tijd van één jaar,
onder de bestaande voorwaarden te verlengen.
Onzerzijds bestaat daartegen geen bezwaar.
Wij geven u daarom in overweging het lokaal boven de
Waag weder te verhuren aan mej. H. S. M. Steflelaar, van
1 September 1907 tot 31 Augustus 1908, tegen een huurprijs
van ƒ100.per jaar en verder onder de bestaande voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 212. Leiden, 6 Juli 1907.
De post «Tijdelijke geldleening ter voorziening in de behoefte
aan Kasgeld" op de begrooting voor 1907, aanvankelijk voor
Memorie uitgetrokken met het oog op de krachtens Raadsbe
sluit van 21 Juni 1906 te sluiten vaste geldleening, groot
890.000.werd bij Raadsbesluit van 10 Januari 1907 op
140.0Ü0.— gebracht ten behoeve van eenige accepten welke,
vóór dat de storting op de obligatien van de leening 1906
was geschied, nog éénmaal moesten worden verlengd. Aan
gezien dit bedrag dus sedert weder is afgelost, kan daarvan
niet andermaal worden gebruik gemaakt.
De leening nominaal groot 890.000.werd gegund tegen
den koers van 9474%; dientengevolge werd eene som van
ƒ51175.minder ontvangen dan benoodigd was. Bovendien
hadden, krachtens latere leeningsbesluiten (o.a. die tot aan
koop van de perceelen Prinsensteeg 2, Lange Vrouwenkerk
steeg 10, en Oude Singel 34 en het besluit tot aanvulling van
het Uitbreidings-ionds der Stedelijke Gasfabriek ten behoeve
van de gasleiding naar Sassenheim en Voorschoten), belang
rijke uitgaven plaats die, zoolang niet over het volle bedrag
der leening was beschikt, voorloopig uit de aanwezige gelden
konden worden bestreden, doch, in verband met het te weinig
ontvangene uit de leening van 1906, weldra opneming van
kasgeld noodig zullen maken.
Ten einde nu over de benoodigde gelden te kunnen beschik
ken, zoodra daaraan behoefte ontstaat, stellen wij U voor
den begrootingspost volgn. 62 «Tijdelijke geldleening ter voor
ziening in de behoefte van Kasgeld" met 250.000. te
verhoogen.
De daartoe strekkende suppletoire begrooting dienst 1907
wordt U hierbij ter vaststelling aangeboden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.