DONDERDAG 27 JUNI 1907.
147
De Voorzitter. Er zijn bij ons geen opgaven gedaan wat
betreft den aanslag.
Indien men het kohier wenscht te bespreken stel ik voor
over te gaan in comité generaaltenzij iemand nog iets heeft
voor de openbare vergadering.
De heer van der Lip. Ik zou wel willen vragen, hoe het
toch staat met de Melkverordening. Wanneer ik mij niet
bedrieg, hebben Gedeputeerde Staten den 18den April een
schrijven gezonden, waarbij zij eenige bezwaren ontwikkelden,
die echter naar het mij voorkwam niet van grooten omvang
waren. Nu is het al bijna Juli en nog heeft de Raad er niets
van gehoord. Wat is de reden van deze vertraging?
De Voorzitter. Ik zal U daaromtrent de volgende inlich
tingen geven. Het schrijven van Gedeputeerde Staten heeft
er aanleiding toe gegeven, te trachten tot een overeenkomst
te geraken met de Gezondheids-commissiën in den omtrek.
Zooals u weet, heeft de Raad, inplaats van het advies van
Burg. en Weth. te volgen, in de verordening gebracht de
bepaling, dat alle melkslijters van buiten in het bezit moeten
zijn van een verklaring van de gezondheids-commissie onder
wie zij ressorteeren. Ik heb daartegen dadelijk het bezwaar
geopperd, dat het niet vaststaat, dat die commissies daaraan
hebben te voldoen. De Raad heeft dat echter gewild en het
is in de verordening gekomen. Een van de opmerkingen was
dan ook, dat het, wanneer de Gezondheidscommissiën niet alle
bereid waren hiertoe mede te werken, bezwaarlijk zou zijn
de verordening goed te keuren, omdat dan de invoer van
melk in de Gemeente van een bepaalden kant gesloten zou
zijn. Wij hebben ons eerst vergewist bij de Gezondheids-
Commissiën, hoe zij daarover dachten. Dat heeft eenigen tijd
gekost, maar in de eerstvolgende vergadering zullen wij den
Raad daaromtrent inlichten.
Voorts kan ik mededeelen, dat de Commissie voor de Straf
verordeningen ook praeadvies geeft over de kwestie, of van
de veroordeelingen in de courant melding zal worden gemaakt.
Wat de keuring der lokalen betreft, vonden Gedeputeerde
Staten, dat daarbij te veel macht werd gegeven aan Burg.
en Weth. Al die bezwaren zullen aan de orde komen in één
van de eerstvolgende vergaderingen.
De heer van der Lip. Ik dank U, mijnheer de Voorzitter, voor
Uw inlichtingen.
De heer Sijtsma. M. d. V. In de sectievergadering ter be
handeling van de begrooting van het vorige jaar is er op
aangedrongenhet drieploegenstelsel toe te passen op de
gasfabriek. Daar fs niet dadelijk bevredigend antwoord op
gekomen, maar in de openbare vergadering ter behandeling
van de begrooting heb ik die vraag weer gesteld. De heer
Juta heeft gezegd, de zaak is in onderzoek, en hij zou er toe
medewerken, dat dat onderzoek zoo spoedig mogelijk be
ëindigd werd. De heer Aalberse heeft mij nog een zeer be
moedigend woord toegevoegd en gezegd, dat voor een groot
deel het onderzoek al is geschied, want hij had van den kant
van de werklieden van die fabrieken, waar het drieploegen
stelsel ingevoerd is, reeds inlichtingen ontvangen en die ter
hand gesteld aan den Directeur: Nu zijn wij weer acht
maanden verder en hebben wij nog niets daarvan gehoord.
Mijn meening is, dat wanneer het drieploegenstelsel wordt
toegepast, dat zou moeten gebeuren in de wintercampagne,
in September en daarom zou ik U, mijnheer de Voorzitter, of
misschien nog beter den Voorzitter van het Bestuur der
Gemeentelijke Gasfabriek, willen vragen: is het onderzoek
reeds geëindigd, en zoo ja, met welk resultaat? Is het resultaat
bevredigend voor het stelsel, wanneer zal dan tot invoering
wordenovergegaan
Het antwoord op deze vragen zal meer licht op de zaak
werpen, en wellicht zal daardoor bevorderd worden, dat in
September en niet nog weer eens een jaar later dan noodig
is, deze heilzame verbetering aan de gasfabriek zal worden
ingevoerd.
De heer Juta. Het spijt mij, dat ik op het oogenblik op de
gestelde vragen geen bepaald antwoord kan geven. Omtrent deze
zaak is nog niet beslist De zaak is wel een enkele maal ter
sprake gebracht in de vergadering van Commissarissen der
Stedelijke Gasfabriek, maar de Directeur was nog niet, wat
men noemt „beschlussfahig".
Ik ben het echter met den heer Sijtsma eens, er moet
beslist voortgang mede gemaakt worden en ik kan hem de
verzekering geven, dat het mijn voornemen volstrekt niet is
die zaak op de lange baan te schuiven, maar dat wel degelijk
een beslissing, in welken zin dan ook, zal komen.
Meer kan ik op het oogenblik niet zeggen. Ik ben te on
voorbereid om meer gepreciseerd te antwoorden.
De heer Sijtsma. Dank U, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. Wanneer geen van de heeren meer het
woord verlangt, verander ik de openbare vergadering in eene
vergadering met. gesloten deuren.
Na heropening der openbare vergadering deelt de Voorzitter
mede, dat nader wordt voorgesteld het belastbaar inkomen
vast te stellen op f 7.524.224.—het bedrag, dat uit hoofde-
lijken omslag moet worden verkregen op f 318.504.— en in
verband daarmede het heffingspercentage op 4.25%.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt dien
overeenkomstig tot vaststelling van het kohier besloten
Niemand verder het w:oord verlangende, wordt de ver
gadering gesloten.
Gedrukt bij J. J. GROEN ZOON, te Leiden.