DONDERDAG 27 JUNI 1907. 141 IX. Benoeming van drie leden van het Bestuur der Stede lijke Werkinrichting. (Zie Ing St. n°. 176.) Benoemd worden de heeren: Dr. J. G. van der Sluis met 22, H. W. Tieleman met 22 en W. F. Verhey van Wijk met 19 stemmen, terwijl 4 stemmen zijn uitgebracht op den heer Dr. Th. W. van Lidth de Jeude, 1 op den heer Dr. Murk Jansen en 1 op den heer B. J. H. Haitink. X. Benoeming van een lid der Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 179). Benoemd wordt de heer Dr. R. Horst met 21 stemmen, terwijl 1 stem op den heer Dr. J. Bruining en 1 van onwaarde is uitgebracht. XI. Benoeming van een lid van den Gemeenteraad tot lid voorzitter van het bestuur der arbeidsbeurs. Uitgebracht worden 23 stemmen, waarvan op den heer Korevaar 1, den heer Timp 1, den heer Fokker 1, den heer A. Mulder 2, den heer de Boer 2, den heer Sytsma 3, den heer Zaalberg 3, den heer Zwiers 6 en den heer Bots 4 stemmen. Daar door niemand de volstrekte meerderheid is behaald, is een tweede vrije stemming noodig. Daarbij worden weder uitgebracht 23 stemmen, waarvan op den heer Zwiers 12, op den heer Bots 5, op den heer Zaalberg 2, op den heer Sijtsma 1, op den heer Fokker 1, op den heer Korevaar 1 en op den heer Timp 1 stem, zoodat benoemd is de heer Zwiers, die verklaart de benoeming te aanvaarden. De Voorzitter. In een volgende vergadering zal worden overgegaan tot de benoeming van een lid van den Gemeente raad tot lid van het bestuur der Arbeidsbeurs. Aangezien geen benoemingen meer zijn te doen, dank ik de heeren leden van het stembureau voor de genomen moeite. XII. Verzoek van Mej. N. H. Gouwentak om eervol ontslag als onderwijzeres met verplichte hoofdakte aan de school der 3e klasse No. 5. (Zie Ing. St. n°. 175). Wordt zonder beraadslaging of zonder hoofdelijke stemming eervol verleend. XIII. Verzoek van J. Ramaker om eervol ontslag als onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de school der 3e klasse No. 2. (Zie Ing. St. n°. 178). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming eervol verleend. XIV. Verzoek van J. N. van der Mark om eervol ontslag als opzichter der gemeentewerken. (Zie Ing. St. n°. 184). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming eervol verleend met ingang van 1 Juli '1907. XV. Rekening, dienst 1906, van de Plaatselijke School commissie. (Zie Ing. St. n°._ 186). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. (De heeren Meuleman en van Hamel hadden bij de be handeling van dit punt tijdelijk de vergadering verlaten) XVI. Rekening, dienst 1900, van de Stads-Bank van Leening. (Zie Ing. St. n°. 187). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed gekeurd. (De heer van der Lip was bij de behandeling van dit punt niet tegenwoordig.) XVII. Voorstel tot regeling op de begrooting, dienst 1906, van de bij Raadsbesluit van 6 December 1906 toegestane gelden voor aankoopen ten behoeve van het oud-archief. (Zie Ing. St. n°. 188). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XVIII. Voorstel tot verhuring van de bovenwoning van het perceel Nieuwsteeg no. 10 (Zie Ing. St. n°. 191). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XIX. Verzoek van J. J. Planjer om vergunning tot het dempen van een gedeelte sloot langs den Witten Singel, vóór het perceel kad. bekend Sectie M N°. 5. (Zie Ing. St. n°. 177.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. XX. Voorstel tot kostelooze overname in eigendom en on derhoud bij de gemeente van een gedeelte van de Musschen- broekstraat. (Zie Ing. St. n°. 183.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XXI. Verzoek van J. W. Filippo om het gebruik van een gedeelte der gedempte Lobsensloot. (Zie Ing. St. n°. 181.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. XXII. Idem alsvoren van J. van der Voet. (Zie Ing. St. n°. 194.) Wordt zonder beraadslaging o£ hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. XXIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden vooreen onderzoek omtrent de samenstelling van het Leidsche gracht water. (Zie Ing. St. n°. 185). De heer Meuleman. M. d. V. Ik zou bij deze voordracht een enkele inlichting willen vragen. Ik weet niet, of Burge meester en Wethouders zich voorstellen, dat het water van de Leidsche grachten sedert 1892 zoo enorm in samenstelling veranderd zou zijn. In 1892 is door Prof. Bakhuis Roozeboom een alleruitvoerigst onderzoek van het grachtwater verricht, en de uitkomsten daarvan zijn neergelegd in een rapport van veertig pagina's, meen ik. De proef is genomen voor en na de spuiing, en er is op gelet hoe lang het water behoorlijk schoon bleet na de spuiing. Nu is alleen mijn vraag, of Burgemeester en Wethouders zich voorstellen, dat de omstandigheden in die 15 jaren zoo veranderd zijn, dat die onderzoekingen weer van voren af aan moeten worden begonnen. Mij dunkt, wij kunnen als basis nemen de zeer uitvoerige onderzoekingen, toen ter tijd door genoemden Professor gedaan. De heer Korevaar. M. d. V. In antwoord op hetgeen de heer Meuleman opmerkt zou ik het volgende willen mede- deelen. Üver de proeven van 1892 is wel eenige twijfel ge opperd, of wel behoorlijk voeling is gehouden met het Hoog heemraadschap Rijnland, m. a. w. of er rekening is gehouden met den invloed van de spuiing van die zijde. Daarmede moet rekening gehouden worden, anders is het onmogelijk eenige conclusie te trekken over de gevolgen van de spuiing op de zuiverheid van het Leidsche grachtwater. Het nu aan de orde zijnde voorstel strekt om een onderzoek te doen instellen naar de samenstelling van het water in verband met de plaats hebbende spuiingen. Het is ook nog de vraag, of de toestand sedert 1892 niet is veranderd. Voor alle zekerheid is daarom een herhaling van de proefnemingen niet ongewenscht. De heer Meuleman. Dank U, mijnheer de Voorzitter. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XXIV. Bezwaarschrift van F. A. L. de Groen tegen zijn aanslag in het vergunningsrecht voor het perceel Stations weg No. 53. (Zie Ing. Sf. n°. 174.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming afwijzend op beschikt. XXV. Praeadvies van Burg. en Weth. naar aanleiding van het verzoek van Regenten en Regentessen van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis om eervol ontslag uit hunne betrekking. (Zie Ing. St. n°. 193). De heer Fockema Andre.e. M. d. V. Het verzoek om ont slag van Regenten en Regentessen heeft ons zeker allen leed gedaan, en wij hebben zeker allen met groote belangstelling kennisgenomen van de stukken, die ons daarover zijn mede gedeeld. Ik wil gaarne over die kwestie, wat betreft het wezen van de zaak en wat betreft den vorm, mijn oordeel zeggen. Het komt mij voor dat kan ik niet verhelen, als ik het wezen van de zaak beschouw dat Regenten en Regentessen de zaak te hoog hebben opgenomen. Mij dunkt, de grieven, door hen geopperd, zijn door Burg. en Weth. in het uit voerige praeadvies, dat wij hebben ontvangen, inderdaad weerlegd. Ik kan in de brieven van Burg. en Weth. niet lezen een betichting van kwade trouw, wel dat is het tweede punt een verwijt, zou ik haast zeggen, van gemis aan medewerking en ik kan ook niet lezen in de stukken, die van Burg. en Weth. zijn uitgegaan, dat wantrouwen, waarvan in het schrijven van Regenten sprake is. Burg. en Weth. wantrouwen absoluut niet, hebben niet gewantrouwd de mededeeling van Regenten omtrent hun bereidverklaring tot het opnemen van houkinderen, maar zij hebben over een vorige periode gesproken in hun historisch overzicht en hebben

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 3