113 aansluitingen met de afvoerleidingeninw. wijd minstens 0.80 X 0.80 M., met den bodem binnenwerks op een diepte van 1.45 M. N. A. P., de wanden en bodem minstens 18 cM. dik en opgetrokken tot minstens 0 20M. N. A. P.; 4°. dat aan het noordelijk einde van de gedempte sloot geplaatst worde een schoeiïng met ijzeren hek, waarvan teekening en constructie vooraf door Burg. en Weth. moeten zijn goedgekeurd; 5°. dat op de nader door Burg. en Weth. aan te wijzen plaatsen 2 gegoten ijzeren straatkolken van het door de ge meente gebruikt wordende model worden geplaatst, die door middel van verglaasd Engelsch aarden buizen, inw. wijd 20 cM. met het riool worden verbonden: de gemetselde putjes achter de kolken, zoowel als die op het riool, af te dekken met ijzeren platen groot 50X50 en dik IcM.een en ander op nader aan te geven hoogte; 6°. dat het riool met ruimdamkast en inspectiekoker alsmede de straatkolken met de Engelsch aarden buizen eigendom worden van de gemeente; 70. dat de gemeente te allen tijde kosteloos in de gelegen heid gesteld worde het riool, de ruimkasten of de loozingen, zoo noodig, te reinigen, te herstellen, te verleggen of daarop aansluitingen te maken; 8°. dat daags voordat met de werkzaamheden een aanvang zal worden gemaakt, daarvan kennis worde gegeven op het bureau van gemeentewerken 9°, dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken en het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de gemeente wordengeschieden ten genoegen van Burg. en Weth. '10°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan niet vóór den len November 1907 is gebruik gemaakten 11°. dat geen begin met de uitvoering der werkzaamheden mag worden gemaakt, alvorens door de maatschappij een waarborgsom van ƒ400.ten kantore van den gemeente ontvanger zal zijn gestort, welke som geheel of gedeeltelijk kan worden ingehouden, indien de voorwaarden niet behoor lijk worden nagekomen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 201. Leiden, 2 Juli 1907. Nog voordat het hierbij overgelegd verzoek van de ver- eeniging »Leidens Relang", om bij verordening de Hoogland- sche Kerkgracht als algemeene staanplaats voor de boden en vrachtrijders aan te wijzen, Uwe Vergadering bereikte, waren de mede hierbij overgelegde adressen van boden, vrachtrijders en winkeliers ingekomen, die vernomen hebbende van het door de vereeniging «Leidens Belang" in te dienen verzoek, reeds bij voorbaat daartegen meenden te moeten opkomen. Ook ons komt het met de commissie voor het marktwezen voordat voor inwilliging van het verzoek van Leidens Belang geen termen aanwezig zijn. Terwijl toch deze vereeni ging het doet voorkomen, als zouden de vrachtrijders zelf zeer op een verplaatsing naar de flooglandsche Kerkgracht gesteld zijn, blijkt uit de ingekomen adressen, dat dit met de overgroote meerderheid van hen juist niet het geval is. Slechts een achttal vrachtrijders, waarvan er zeven tot dusver op het koude en tochtige flooglandsche Kerkplein en één op de Hoogstraat gestationneerd waren, gaven ons hun wensch te kennen om naar de Hooglandsche Kerkgracht te worden verplaatst. En hun werd dan ook reeds bij wijze van proef voor den tijd van een jaar een. plaats op die gracht aangewezen. Maar overigens bestaan, nog afgescheiden van het feit dat de vrachtrijders haar zelf niet wenschen, tegen een algemeene verplaatsing der boden ernstige be zwaren. Niet alleen toch zou dit voor tal van winkeliers een groot ongemak opleveren, maar ook de bestaande bestelhuizen zouden daarvan een niet onbelangrijke geldelijke schade ondervinden, terwijl eindelijk ook over het ongerief dat den bewoners van de Hooglandsche Kerkgracht zou worden aan gedaan, indien alle, d. i. meer dan 30 boden en vrachtrijders, daarheen werden overgebracht, niet te gering mag worden gedacht. En nog te minder reden kan er voor de inwilliging van het verzoek bestaan, nu tegenover al deze nadeelen geen bepaalde voordeelen staan. Wij geven U dan ook in overweging afwijzend op het ver zoek van de vereeniging Leidens Belang te beschikken. En wat ten slotte het verzoek betreft, aan het slot van het door den bode A. van Tienen c. s. ingediend adres geuit, om de boden en vrachtrijders ook gedurende de kermisweek hun gewone standplaatsen te doen behouden, ook hieraan kan uit den aard der zaak niet worden voldaan, zoodat ook op dit verzoek een afwijzende beschikking zal moeten volgen. Wij stellen U dus voor in dien zin te beslissen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, Mei 1907. Aan den Gemeenteraad der Gemeente Leiden. Edel Achtbare Heeren! In de vergadering van de Vereeniging «Leidens Belang", goedgekeurd bij Kon. Besluit van 24 Mei 1901 Staatsblad 132, werd de wenschelijkheid uitgesproken, dat de wagens dei- boden, die dagelijks van uit de omliggende plaatsen, Leiden bezoeken, in Leiden alle bij elkaar geplaatst worden; waar zij thans over een groot deel van de stad verspreid zijn; dat de plaats van verzameling als vanzelf is aangewezen de Hooglandsche Kerkgracht, een gelegenheid, door de boden zelf, voor zoover bekend, zeer gewild, en dat daardoor meteen de vrachtrijders, die thans zijn overgebracht van de Visch markt naar de Hooglandsche Kerk, uit hun onaangename positie, omdat het aldaar zoo koud is, zullen worden verlost. Redenen waarom de Vereeniging «Leidens Belang' Uwen Raad verzoekt bij verordening de Hooglandsche Kerkgracht als staanplaats voor de boden of vrachtrijders aan te wijzen. Hetwelk doen enz. Het Bestuur der vereeniging «Leidens Belang", voornoemd, W. Pera, Voorz. (Volgen de namen van nog 6 bestuursleden). Leiden 13 Maart 1907. Aan het Edelachtbare Gemeente Bestuur Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen, de gezamen lijke vrachtrijders van de standplaats Vischmarkt te kennen is gegeven dat het Gemeentebelang van Leiden werkzaam is om ons van dien standplaats te verwijderen en de vracht rijders uit de stad op één punt te verzamelen. Daar wij hierin groot bezwaar zien om reden er dan veel vrachtrijders van één dorp bij elkaar staan zoo kan dit niets dan groote on aangenaamheden teweeg brengen, zoowel voor ons als voor de winkeliers. Redenen waarom wij hiermede tot U komen is, dat wij reeds vijftien jaren hier gestaan hebben en geen bezwaar bij de bewoners van de Vischmarkt bestaat om onze standplaats te behouden. Hopende U in dezen welwillend zult beschikken teekeneri Ued. dw. dienaren (J. J. v. Leeuwen, Voorschoten. (Volgen de namen van nog 18 adressanten). Leiden, 19 Maart 1907. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edel Achtb. Heeren. Ondergeteekenden, alle Boden van de Gemeente Leiden op de verschillende omliggende Gemeenten, geven met verschul digden eerbied te kennen, dat zij het iri het Leidsch Dagblad van 18 Maart 1.1. vooi komende praeadvies van Heeren Burge meester en Wethouders in zake het verplaatsen der stand plaatsen hunner wagens hebben gelezen, «dat zij vreezen dat hunne standplaatsen zullen worden bepaald te zijn op de Hooglandsche Kerkgracht of andere ge legenheid (voor hen geen van beide gunstige)." «dat echter door het College van B. en W. reeds in overleg met den Heer Marktmeester, de belangen van ondergeteekende's Collega's, welke op de Vischmarkt hun standplaats hebben zoodanig geregeld zijn, dat hierin voor hen geen verandering is gekomen. «dat ondergeteekende in verband met hun vrees en de goed gunstige regeling voor hun Collega's meenen zich te mogen veroorloven, hunne bezwaren aan eene mogelijke verplaatsing verbonden in het kort te mogen mededeelen." Deze bezwaren zijn: «dat gedurende eene reeks van jaren hun standplaats is gevestigd in het centrum der stad" «dat het hun inziens nóg nooit is gebleken, dat die stand plaats in welk opzicht ook de passage belemmerde" «dat hun standplaats in het centrum der stad een groot gemak is voor de winkeliers eveneens daar woonachtig, om reden dat de standplaats dicht bij hun bedrijf is en het altijd voorkomt, vooral op marktdagen, dat de marktbezoekers hunne inkoopeu doende er op rekenen, dat hunne bestellingen nog tijdig bij de Boden kunnen worden bezorgd en door een mogelijke verplaatsing der huidige standplaatsen een groot ongerief zou worden veroorzaakt, en dit te meer daar de boden aan eenen tijd van vertrek zijn gebonden om hunne vrachten op tijd en dit vooral des Zaterdags te kunnen bezorgen. Wanneer den Raad bij deze bezwaren nog mag worden opgemerkt, dat de stallen voor de trekdieren der boden en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 3