100 Leiden 3 Juni 1907. Edelachtbare Heeren, Wegens benoeming te Haarlem, heeft onderget. de eer zich tot U te wenden, met het eerbiedig verzoek, tegen 1 Sept. a.s. eervol uit hare betrekking van ondes> met verplichte hoofdacte a. d. O. L. S. 3e klasse no. 5, ontslagen te worden. Met verschuldigden eerbied Uwe dw. Dienesse N. H. Gouwentak. Aan den Raad der gemeente Leiden. N°. 17G. Leiden, 1 Juni 1907. Naar aanleiding van Art. 3 van het reglement van beheer, hebben wij de eer U de volgende dubbeltallen voor te dragen, voor de leden van ons bestuur, buiten den Gemeenteraad, die jaarlijks op 1 Juli moeten aftreden, zijnde de Heeren Dr. J. G. v. d. Sluijs, H. W. Tieleman, en W. F. Verhey van Wijk welke opnieuw benoembaar zijn. 1°. Dr. J. G. VAN DER SLUIS en Dr. MURK JANSEN; 20. H. W. TIELEMAN en B. J. H. HAITINK; 30. W. F. VERHEY VAN WIJK en Dr. Th. W. VAN L1DTH DE JEUDE. Bestuurderen der Stedelijke Werkinrichting, H. C. Juta, Voorzitter. Aug. Reimeringer, Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. No. 177. Leiden, 8 Juni 1907. Wij hebben de eer U mede te deelen, dat noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons college bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het hierbij overgelegd verzoek van J. J. Planjer alhier om vergunning tot demping van een gedeelte sloot langs den Witten Singel, mits daaraan de gewone voorwaarden worden verbonden. Mitsdien geven wij U in overweging: I aan J. J. Planjer voornoemd, behoudens rechten van derden, vergunning te verleenen tot het dempen van het gedeelte sloot langs den Witten Singel, ter lengte van ongeveer 10 Meter, gelegen vóór het perceel no. 96 aldaar, kadastraal bekend Gemeente Leiden, Sectie M no. 5, onder voorwaarde 1° dat de over de sloot liggende brug, het landhoofd en de beschoeiing aan de singelzijde volkomen worden weggeruimd en de sloot ontdaan worde van bodem- en drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burge meester en Wethouders aan te geven hoogte; 2° dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot een riool, inw. wijd 40 bij 60 cM. van cementen bodem- en kruin stukken van voldoende sterkte, op doorgaande grondplank van voldoende zwaarte worde gelegd, met den bodem binnenwerks op 1.15 M. N.A.P. en dit in aansluiting worde gebracht met het bezuiden dit slootgedeelte in aanleg zijnde riool 3° dat aan het Noordelijk einde van het gedeelte sloot geplaatst worde een schoeiing, met ijzeren hek, waarvan teekening en constructie vooraf door Burgemeester en Wet houders moeten zijn goedgekeurd; 4° dat op nader door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen plaats, één gegoten ijzeren straatkolk, van het door de gemeente gebruikt wordende model, worde geplaatst, en deze door middel van verglaasd Engelsch aarden buizen, inw. wijd 20 cM., met het riool worde verbonden. Het gemetselde putje achter de kolk, zoowel als dat op het riool, af te dekken met ijzeren platen, groot resp. 50 X 50 en 60 X 00 cM. en dik 10 mM. 5° dat het riool met de straatkolk en de Engelsch aarden buizen eigendom worden van de gemeente; 6° dat daags voordat met de de werkzaamheden een aanvang zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het bureau van gemeentewerken 7° dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken en het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de gemeente worden, geschieden ten genoegen van Burgemeester en Wet houders; 8° dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den 1 September 1907 geen gebruik is gemaakt. 9° dat geen begin met de uitvoering dezer werkzaamheden mag worden gemaakt, alvorens door adressant een waarborg som van ƒ75.ten kantore van den Gemeente-ontvanger zal zijn gestort, welke som geheel of gedeeltelijk kan worden ingehouden, indien de uitvoering niet geschiedt volgens de bovengestelde voorwaarden II het gedempte gedeelte sloot, voor zoover niet benoodigd voor den aanleg van een 2 M. breed voetpad achter de boomenrij, aan adressant voornoemd in gebruik te geven ten einde tot tuin te worden ingericht, tegen betaling van ƒ0.05 per M2. onder voorwaarde: 1° dat de tuin van den weg worde afgescheiden door middel van een op steenen voet geplaatst ijzeren hek, te maken volgens door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde teekening en constructie; 2e dat de Gemeente te allen tijde kosteloos in de gelegen heid gesteld worde het riool en de loozing, zoo noodig, te te reinigen, te herstellen, te verleggen, of daarop aansluitingen te maken; 3° dat op de eerste aanzegging van Burgemeester en Wet houders de tuin opgeruimd en het terrein ter beschikking van de gemeente gesteld worde 111 te besluiten dat indien door adressant van de onder 11 bedoelde vergunning geen gebruik wordt gemaakt, het ge dempte gedeelte sloot, dat gemeente-eigendom wordt, door en voor rekening van de Gemeente zal worden verhard, terwijl alsdan de grond van adressant van den gemeentegrond moet worden afgescheiden door een ijzeren hek op steenen voet, te maken volgens door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde teekening en constructie. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan EdelAchtb. Heeren Burgemeester en Wethouders, Verzoekt ondergeteekende de vereischte vergunning tot het dempen van de sloot voor zijn perceel Witte Singel No. 96 Kadastraal bekend Sectie M No. 5. Tevens verzoekt hij voor zoover noodig UEd Achtb. ver gunning tot ingebruikneming van het gedeelte gedempte sloot aan de gemeente toebehoorende, ten einde hierop in aansluiting met het overige deel een tuintje aanteleggen. 't welk doende Leiden 27 Mei 1907. HoogAehtend UEd. dw. J. J. Planjer. N° 178. Leiden, 11 Juni 1907. Tegen inwilliging van het hierbij overgelegd verzoek van J. Ramaker om hem, met het oog op zijne hardhoorendheid eervol ontslag te verleenen uit de betrekking van onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de openbare lagere school der 3e klasse No 2 alhierbestaat bij ons geen bezwaar. Onder overlegging van het hieromtrent uitgebracht advies van het hoofd der school, geven wij Uwe Vergadering mits dien in overweging aan den heer J. Ramaker, op zijn verzoek, met ingang van 1 October a.s., eervol ontslag uit zijne betrekking te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 5 Juni 1907. De ondergeteekende, sedert 1 Augustus 1871 onderwijzer aan de openbare school der 3e klasse No. 2 alhier, heeft de eer U beleefd te verzoeken, hem, wegens hardhoorendheid, met ingang van 1 October 1907, eervol uit zijne betrekking te ontslaan.— 't Welk doende, J. Ramaker. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Leiden, 8 Juni 1907. In beleefd antwoord op Uwe Apostille van 5dezer, No. 10/333 heb ik de eer, U te berichten, dat de Heer J. Ramaker, die steeds op verdienstelijke wijze en met groote nauwgezetheid zijn plicht vervulde, in die mate last krijgt van hardhoorend heid, dat zijne ontslagaanvrage moet gebillijkt worden, en ik dus adviseer tot toekenning van het gevraagde eervol ontslag. Het Hoofd der O. L. School 3e klasse No. 2. M. van Wamelen. Den EdelAchtbaren Heer. den Heer Burgemeester der Gemeente Leiden. N° 179. Leiden, 7 Juni 1907. Ter vervulling der plaats, welke in September e. k. in ons College zal openvallen door de periodieke aftreding van den Heer Dr. R Horst, hebben wij de eer U overeenkomstig artikel 2 der Verordening van 7 Mei 1896 aan te bevelen. 1. Dr. R. Horst. 2. Dr. J. Bruining. De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs. B. J. Haitink, Voorzitter. H. M. A. Coebergh Secretaris. Aan den Raad van de gemeente Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 6