GEMEENTERAAD YAN LEIDEN. 00 INEHUMEN STUKKEN. N°. 169. Leiden, 31 Mei 1907. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij geen bezwaar heeft tegen de wijze waarop Burg. en Weth. (bij Ing. St. no. 157) voorstellen de gelden te vinden voor de verhooging der bezoldigingen van de havenrechercheurs en brugwachters, indien de Raad tot die verhooging besluit. Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën. N°. 170. Leiden, 31 Mei 1907. Tegen den door Burg. en Weth. voorgestelden aankoop van een perceeltje grond tusschen de Formosa- en de Nippon- straat (Jng. St. n°. 150) en den daarbij overgelegden begrootirigs- staat, bestaat bij de Commissie van Financiën geenerlei bedenking. Zij stelt U voor, overeenkomstig die voordracht te besluiten Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën. No. 171. Leiden, 1 Juni 1907. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de door Burg. en Weth. voorgestelde wijziging der begroo tingen voor 1907 en 1906, opgenomen in nis. 151 en 159 der Ingekomen Stukken. Zij adviseert U daarom de daarbij overgelegde staten model C en het besluit model A vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën. N°. 172. Leiden, 1 Juni 1907. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede 1e deelen, dat zij zich kan vereenigen met de door Burg. en Weth. voorgestelde wijzigingen in de verordeningen op de heffing en de invordering van weegloonen en plaatsgelden aan de Gemeentewaag en van weegloonen aan de Vette Varkens- markt en adviseert U die verordeningen, dienovereenkomstig gewijzigd, op nieuw vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Comm. van Financiën. N°. 178. Leiden, 4 Juni 1907. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van Mej A. Sommeling-de Boerhebben wij d'e eer U, onder overlegging van het daaromtrent uitgebracht advies van den Stadsvroed- meester, in overweging te geven aan adressante op haar verzoek, met ingang van 1 Juli a.s. eervol ontslag te ver- leenen als Stadsvroedvrouw. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden 1.0.07. Ter voldoening aan uw verzoek vervat in uw schrijven n°. 12/17 R. van 24 Mei jl. heb ik de eer u voor te stellen aan mej. de wed. A. Sommelingde Boer het gevraagde ontslag eervol te verleenen. De Stadsvroedmeester P. C. T. van der Hoeven. Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden. Leiden, 21 Mei 1907. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Ten gevolge van mijne benoeming tot gemeente vroedvrouw te Arnhem, heb ik de eer beleefd te verzoeken, mij met ingang van 1 Juli e. k. een eervol ontslag te willen verleenen, als stadsvroedvrouw in deze gemeente. De Stadsvroedvrouw A. r>E Boer Wed v H. A. Sommeling. N°. 174. Leiden, 4 Juni 1907. Naar aanleiding van de in de Leeskamer liggende, door F. A. L de Groen ingediende reclame tegen zijn aanslag in het vergunningsrecht voor het perceel Stationsweg no. 53, hebben wij de eer u het volgende mede te deelen. Als uitvloeisel van de eerste schatting werd reclamant door ons aangeslagen naar een huurwaarde van f240. -. Adres sant vroeg toen overeenkomstig het bepaalde bij art. 3 der verordening van 23 Maart 1905 (Gem. BI. N°. 11) herschat ting aan, met het gevolg dat de huurwaarde bij de eerste schatting te laag bleek geschat te zijn en door ons college tot f280.moest worden verhoogd. Adressant komt thans van zijnen aanslag bij Uwe Verga dering in beroep. Wat nu den inhoud van zijn bezwaarschrift betreft, merken wij allereerst op, dat het feit dat de door reclamant aange wezen herschatter alleen, en niet tegelijk met de door den ontvanger der directe belastingen en door ons college aange wezen deskundigen, de herschatting heeft verricht, moet worden toegeschreven aan gebrek aan medewerking van de zijde van den particulieren herschatter. Uit de ons verstrekte en in de Leeskamer ter inzage liggende inlichtingen is nl. ge bleken, dat de beide andere deskundigen, ondanks alle door hen aangewende pogingen, er niet in mochten slagen den door reclamant aangewezen deskundige tegelijk met hen aan de herschatting te doen deelnemen. En ook de klacht van reclamant dat de door den ontvan ger en ons college aangewezen deskundigen hem niet in de gelegenheid gesteld hebben hun de noodige inlichtingen te verstrekken, blijkt volkomen ongegrond, aangezien hem. indien hij dit gewenscht had, niets had behoeven te beletten dit te doen. Zoo blijft dus alleen over het bezwaar van reclamant, dat tot grondslag van de berekening is genomen de inslag ge distilleerd, door zijn voorgangster in genoemd perceel in het vorige jaar gedaan, terwijl hij eerst sinds 15 December 1906 de »vergunning'1 in het perceel uitoefent, en het dus volko men onzeker is of zijn omzet wel even groot zal zijn als die van zijn voorgangster. Hoewel nu in theorie aan dit bezwaar zeker geen gewicht kan worden ontzegd, zoo mag dit toch in de praktijk o. i. niet gelden. Immers om den omvang van zeker bedrijf te taxeeren moet men toch zekeren grondslag aanne men, en welken grondslag kan men nu anders nemen dan de uitkomsten van dit bedrijf in een vorig jaar, zij het dan dat dit bedrijf toen door een anderen vergunninghouder werd ge oerd? En nu wijst adressant er wel op, dat zijn voor gangster ook voor gebruik elders dan ter plaatse van verkoop mocht verkoopen terwijl hij alleen mag tappen, maar nog daar gelaten dat bij zaken als deze de verkoop voor gebruik elders dan ter plaatse van verkoop een zeer ondergeschikt onder deel van den geheelen omzet uitmaakt, zoo staat toch ook de mogelijkheid daartegenover, dat het debiet onder zijn beheer zal toenemen in plaats van achteruitgaan. Het meest rationeel is daarom, wij zijn dit geheel met de door den Rijksontvan ger en ons college aangewezen deskundigen eens, om den inslag van een zaak in een vorig jaar tot grondslag van den omvang van het bedrijf voor een volgend jaar te nemen. Blijkt die grondslag dan later te hoog te zijn geweest, dan kan daar mede weder bij den aanslag van een volgend jaar worden rekening gehouden. Wij geven U op grond van een en ander in overweging afwijzend op de reclame van adressant te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N° 175. Leiden, 7 Juni 1907. Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te geven gunstig te beschikken op bijgaand verzoek van Mej. N. H. Gouwentak om ontslag uit hare betrekking van onder wijzeres met verplichte hoofdakte aan de openbare ^school der 3e klasse No. 5 alhier en haar dat ontslag eervol te verleenen met ingang van 1 September 1907. Het door het Hoofd der school hieromtrent uitgebracht advies wordt 'hierbij overgelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 5den Juni 1907. Edelachtbare Heeren, Bij dezen heb ik de eer, U te berichten, dat er bij mij geen bezwaar bestaat tegen inwilliging van het verzoek van Mejuffrouw N. H. Gouwentak om eervol ontslag uit hare betrekking van onderwijzeres met verplichte hoofdacte aan de Openbare Lagere school der derde klasse, no. 5, met ingang van den eersten September 1907. Met verschuldigden eerbied, Het Hoofd der O. L. School der 3de klasse, no. 5: W. Koops Az. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 5