107 woord achten tegenover de aan onze zorgen toevertrouwde inrichting, wanneer wij niet. met kracht en klem ons verzoek handhaafden, aangezien wij niet weten welken anderen weg in te slaan om uit den geldnood, waarin wij helaas verkeeren, te geraken. Wat betreft Uwe mededeeling, dat Uw College bereid zou zijn den Raad voor te stellen aan ons Weeshuis een ver goeding toe te kennen voor de verplegingskosten van de kinderen, die geheel onverplicht op verzoek van Uw College worden opgenomen, merken wij nog op dat hoezeer, zooals van zelf spreekt, elke geldelijke steun die ons in het vervolg zou gegeven worden, dankbaar door ons zal worden aanvaard, het ons toch voorkomt dat deze wijze van subsidieering hare bedenkelijke zijde heeft. Immers wij zouden bevreesd zijn dat een dergelijke regeling een voortdurende bron zal worden van oneenigheid tusschen Uw College en het onze. flet is toch buiten twijfel dat het begrip »houkind" volstrekt geen scherp belijnd begrip is en dat daardoor in vele gevallen de vraag gerechtigd is: »Is dit nu wel een door zijn ouders verlaten kind?" Welnu, bij de door u voorgestane oplossing ligt het voor de hand dat in twijfelachtige gevallen deze vraag allicht door Uw College toestemmend en door het onze ontkennend zal beantwoord worden. Dit en ook de omstandigheid dat wij inderdaad een ruimere subsidieering noodig hebben, waarvoor uit billijkheidsoogpunt, ons inziens, alles te zeggen is, geeft ons aanleiding Uw College beleefd te verzoeken aan deze aan gelegenheid nog wel eens Uw aandacht te willen wijden en den vurigen wensch uit te spreken dat Uw College vrijheid zal vinden bij den Raad ten onze opzichte andere, meer gun stige, voorstellen in te dienen. Ten slotte nog deze opmerking. In de aan ons overgelegde rapporten van de Heeren Archivarissen Mrs Dozy en Over- voorde, waarvan wij met belangstelling kennis namen, komen vele punten voor, die in verband met ons verzoek der be spreking waard zouden zijn. Wij meenen echter deze punten met stilzwijgen te mogen voorbijgaan waar Uw College, blijkens Uwe begeleidende missive, ons die rapporten alleen hebt toe gezonden om daaruit aan te toonen onze verplichting tot op name der zoogenaamde »houkinderen". Regenten van het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis. J. C. van der Lip Voorzitter. Abr. Corts Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Bijlage III. Leiden, den 15en Februari 1907. Ten vervolge op ons schrijven van 8 dezer No. 3/8 R hebben wij de eer u mede te deelen, dat naar onze meening de volgende kinderen voor de berekening der bij Raadsbe sluit van 7 dezer aan uwe stichting toegekende subsidie in aanmerking behooren te worden gebracht: 2 kinderen Koekebakker, 3 Klaassen, 1 kind de Wekker, 3 kinderen Klamer, 1 kind Kleyn, 3 kinderen Poelieoe en 1 kind Groenendaal, in het geheel alzoo 14 kinderen. Wij gaan hierbij n.l. van de onderstelling uit, dat deze kinderen, voorkomende op de bij uw schrijven van 26 Mei 1906 aan ons overgelegde lijst, thans nog in het weeshuis verpleegd worden. Van deze kindeien toch was bij hunne opneming de ver blijfplaats van beide of van een der ouders bekend, zoodat zij niet behooren tot de zoogenaamde »houkinderen." Mochten naar uwe meening nog andere kinderen voor de berekening van het totaal-bedrag der subsidie over 1907 in aanmerking komen, zoo zal het ons aangenaam zijn opgave van de namen dier kinderen van u te mogen ontvangen. In het tegenovergestelde geval zullen wij gaarne van u verne men, dat gij u met onze berekening kunt vereenigen en zullen wij u in het vervolg telkens na afloop van elk kwar taal, alzoo voor het eerst in de eerste helft van April 1907, na ontvangst van een deswege door u ingediende declaratie, een mandaat ten bedrage van de aan het weeshuis verschul digde subsidie doen toekomen. Burgemeester en Wethouders van Leiden. Aan Heeren Regenten van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis alhier. Bijlage IY. Leiden, den 15en Maart 1907. Wij hebben de eer IJ in antwoord op Uwe missive van den 15en Februari j 1. No. 3/13 R. het navolgende te berichten. Uw College stelt zich op het standpunt dat alleen die kin deren, van wier ouders of één hunner de verblijfplaats op het oogenblik van de opname in onze Inrichting bekend was, als onverplicht opgenomen moeten beschouwd worden. Met bescheidenheid merken wij op, dat wij deze Uwe meening niet deelen, in zooverre dat het ons voorkomtdat er ook nog andere kinderen in ons Gesticht verpleegd worden, die onder de onverplicht opgenomenen'' zouden opgenomen en dus bij het vaststellen der subsidie meegerekend moeten worden. Dit nader te ontwikkelen komt ons echter onnoodig voor, aangezien wij bereid zijn ons bij Uwe zienswijze neer te leggen, echter onder bijvoeging, dat wij ons ten deze alle rechten wenschen voor te behouden. Voorts kunnen wij IJ mededeelen, dat de door Uw Col lege in vermelde missive genoemde kinderen thans nog in onze Inrichting verpleegd worden op één na n.l. Catharina Klamer, die met toestemming van ons Bestuur tijdelijk bij familie verblijft. Mocht zij echter om een of andere reden in ons Gesticht terugkeerendan zou zij onder de kinderen, waarvoor subsidie verleend wordt, opgenomen moeten worden Voorhands behoeft zij echter niet medegete'id te worden. Wat betreft de namen der door U genoemde kinderen, ver oorloven wij ons een paar kleine bemerkingen 1°. geeft op: kind Groenendaal, dit moet zijn: Groeneveld. 2°. U geeft op: 3 kinderen Klaassen. Dit moet zijn: 2 kin deren Klaassen en i kind Schults. Door Uw College is indertijd opname gevraagd van „de kinderen Wed. Klaassen Schults. Hieronder behoorde echter een voorkind van deze vrouw, welk kind dus geen Klaassen heet. maar Schults. Eindelijk deelen wij IJ nog mede, dat er naar onze meening, ook volgens Uw criterium, nog andere kinderen voor de berekening van het bedrag der door den Gemeenteraad toe gekende sudsidie in aanmerking moeten komen en wel de volgende: 4 kinderen Rijgersveer, 2 Heijn, 2 v. d. Broek, 3 Chrispijn 1 kind Bink Ter toelichting moge het volgende dienen Kinderen Rijgersveer. Wel is waar heeft Uw College bij schrijven van 12 Mei 1897 No. 66a ons verzocht, deze kin deren op te nemen op gronddat de moeder overleden was en de vader deze gemeente had verlaten met achterlating zijner kinderen, maar bij schrijven van den 17en Mei d. a v. No. 68a werd ons door Uw College bericht, dat „de vader „der kinderen Rijgersveer volgens bekomen informatien wegens „landlooperij was (is) opgepakt, zoodat hij na het ondergaan „van de hem op te leggen straf voor eenigen tijd in een der „Rijkswerkinrichtingen zal worden opgenomen." De kinderen zijn den 2Üen Mei d. a v. in ons Gesticht op genomen zoodat ten tijde van hunne opneming de verblijf plaats van den vader bekend was. Kinderen Heijn. Van deze kinderen (onechte) is ons door Uw College opname verzocht bij missive van 15 April 1901 No. 51a, waarin deze mededeeling voorkomt: „De moeder is opgenomen in het Academisch Zieken huis, terwijl de kinderen geheel onverzorgd zijn achter gelaten." Ten tijde der opneming was derhalve de verblijfplaats der moeder bekend. Kinderen v. d Broek. Bij missive van 27 September 1900 No. 124a werd ons door Üw College opname van deze kin deren gevraagdin welke missive ons werd medegedeeld ,,De moeder is op 25 Sept. j.l. ter verpleging opgenomen in het Krankzinnigengesticht „Endegeest" en de vader „heeft de gemeente verlaten." Op het oogenblik der opname was dus de verblijfplaats der moeder bekend. Kinderen Chrispijn (3). Uw College heeft van de twee oudste opname verzocht bij missive van 21 October 1901 No. 167a en in deze missive wordt, door U gezegd „De kinderen worden met de moeder, die lijdende is „aan zwakke geestvermogens, gedurende den dag ver pleegd in de Stedelijke Werkinrichting en voor den „nacht in een slaapstee ondergebracht, terwijl door de „familieleden van de moeder pogingen in het werk wor- „den gesteld om haar in een of ander gesticht onder „dak te brengen." Het derde kind is door ons opgenomen ter voldoening aan Uw verzoek, vervat in Uw schrijven van 2 Maart 1905 No. 2/42 en daarin lezen wij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 13