DONDERDAG 16 MEI 1907. 127 geïnterpreteerd is. Nu beweren wij, dat de kantonrechter daaromtrent niet juist is voorgelicht geweest, en in de juistere voorlichting, die deze Raadszitting en het praeadvies hem zullen geven, wellicht aanleiding zal vinden zijn meening te herzien. Ik geloof, dat wij in het algemeen het recht een dienst bewijzen, wanneer wij den rechter daartoe in de ge legenheid stellen. De heer Aalberse. Ik wensch even nog een vraag te doen. Hoe moeten zij stemmen, die met den heer Vergouwen en mij van meening zijn, dat het werkelijk gewenscht is de verordening nog duidelijker te maken dan zij al reeds is? Stemmen zij tegen het praeadvies, dan wil dat zeggen, dat de man den winkel mag gaan bewonen, wat wij niet zouden wenschen. Na de verklaring van den heer Korevaar neem ik gaarne aan, dat het gewenscht is, dat wij aan de verorde ning vasthouden. De Voorzitter. Zij, die meenen, dat het wenschelijk is de verordening te herzien, kunnen voor de afwijzing van het verzoek stemmen. Niets belet, dat later het voorstel gedaan wordt om het artikel te wijzigen. De heer Aalberse. Mag ik alsnog een voorstel doen, dan kan dat meteen in stemming komen. Ik stel deze motie van orde: »De Raad, overwegende, dat het gewenscht is art. 88 van de verordening op het bouwen en sloopen van 12 October 1905 te verduidelijken, gaat over tot de orde van den dag.'' Ik zal stemmen voor het praeadvies van Burg. en Weth., maar ook wil ik uitspreken, dat wij met het oog op hetgeen ik gezegd heb, de verhouding tot de rechterlijke macht, de verordening nog duidelijker moeten maken dan zij al is. Het verzoek, in stemming gebracht, wordt afgewezen met 22 tegen 8 stemmen. Tegen stemmen de heeren: Bosch, A. Mulder, De Boer, van Tol, de Goeje, P. J. Mulder, Zwiers, Meuleman, Eerstens, Korevaar, Le Poole, Aalberse, Stigter, Hasselbach, Fockema Andreae, Juta, de Vries, van Hamel, Driessen, Zaalberg, Rei- meringer en van der Eist. Voor stemmen de heeren: Witmans, Timp, van der Lip, van Gruting, Fokker, Bots, Vergouwen en Sytsma. De Voorzitter. Nu is de motie aan de orde, maar ik zou den Raad willen voorstellen die uit te stellen tot een latere zitting en Burg. en Weth. uit te noodigen daaromtrent praeadvies uit te brengen. De heer Van der Lip. M. d. V. Het komt mij voor, dat het wenschelijk is, deze motie te laten rusten tot na de tweede uit spraak van den kantonrechter. De Voorzitter. Wij zijn gaarne bereid die zaak tot, zoo lang aan te houden. De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik zou een enkele op merking willen maken betreffende de motie: wanneer we de redaclie zoo laten, dan geven we daarmee te kennen, dat wij zelf het artikel onduidelijk vinden, en het nu duidelijk ge maakt wenschen te zien; daarom lijkt het mij beter, de woorden: »nog duidelijker uit te drukken" te gebruiken, waarmee we dan willen te kennen geven, dat wij het zelf wel duidelijk vinden, maar het gaarne voor anderen nog duidelijker willen maken. De heer Aalberse. M. d. V. Dit is ook werkelijk mijn bedoeling geweesten ik wil dan ook zeer gaarne die redactie van den heer Fockema Andreae bezigen, al meen ik dat «ver duidelijken" al duidelijk genoeg is. NX. Voorstel tot wijziging van de verordening tot voor koming van brand, van 6 Juni 1899. (Gemeenteblad No. 13). (Zie Ing. St. n°. 130.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XXI Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1906. (Zie Ing. St. n°. 133). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con- form het praeadvies besloten. De Voorzitter. Hiermede is de agenda afgehandeld. Wenscht nog een van de heeren het woord? De heer Fokker. M. d. V. ik zou nog een enkele vraag willen doen. Ik heb destijds bij de behandeling van de be grooting al gevraagdhoe het staat met het recht van het Weeshuis om aan te plakken. Er is toen gezegd, dat er een onderzoek zou worden ingesteld, en wanneer men op het oogenblik daarmede bezig is, zou ik wel tevens de aandacht willen vestigen op de zuilen, die in deze gemeente zijn ver rezen voor de Electrische Centrale, om in overweging te geven die zuilen eventueel ook voor publiciteit te gebruiken. De Voorzitter. Indien men werkelijk die zuilen daarvoor zou willen gebruiken dan zou dat moeten geschieden met toestemming van de regenten van het Weeshuis.... pardon, ik hoor daar juist, dal ze slechts recht hebben op4aanplak borden maar dan zal het bovendien niet bijdragen tot ver fraaiing van de gemeente, wanneer we die zuilen voor de affichage gaan gebruiken. Ik geloof dus niet, dat het idee bij Burg. en Weth. in goede aarde zal vallen. De heer Fokker. Mag ik even vragen, mijnheer de Voor zitter, is de vraag, die ik gedaan heb omtrent het aanplak - recht van het Weeshuis dus nog in onderzoek? De Voorzitter. Ik heb er met den president van het Weeshuis over gesproken naar aanleiding van de behandeling van de begrooting. Een schriftelijk onderzoek heeft nog niet plaats gehad. De heer Fokker. Van dien kant zag ik het onderzoek liefst niet geschieden, het liefst zag ik dit van den kant van de gemeente door onzen kundigen archavaris. De Voorzitter. Van dien kant zullen wij toch inlichtingen moeten krijgen omtrent de affichage. De heer Fokker. De gemeente-archivaris zou dat kunnen behandelen. De Voorzitter. Wij zullen onze aandacht eraan blijven besteden. Niemand meer het woord verlangend, wordt de vergadering gesloten. Gedrukt bij J. J. GROEN ZOON, te Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 7