124 DONDERDAG 16 MEI 1907. zijn geopend), dan moet hij een certificaat van twee stads- geneesheeren overleggenen stel nu eensdat hij het recht had, wanneer die stadsdoktoren hem ongeschikt hadden ver klaard, zich door een anderen dokter te laten keuren, dan zou de Commissie van Fabricage toch licht zeggendat die man van een twijfelachtige geschiktheid was, en dan zou zij liever een ander nemen. Want dat certificaat geeft absoluut geen recht op een benoeming, maar maakt den houder alleen benoembaar. Daarbij komt nog dit, dat wanneer men iemand die sollici teert naar een betrekking van stadswerkman, en die bij keuring door 2 stadsdoktoren ongeschikt verklaard wordt, het recht geeft, zich door een anderen dokter (buiten de stadsgeneesheeren) te laten keurenhij wordt dan door dezen goedgekeurd en kan op grond hiervan herkeuring eischen, dan is dat een slag in het gezicht van die beide stadsgeneesheeren. Mij dunkt, dat de gemeente tot zoo iets nooit kan overgaan en nu het reglement luidt, zooals dat thans het geval is, kunnen we niet anders besluiten dan in den geest van het voorstel van Burg. en Weth. De heer Stigter. M. d. V. Ik geloof, dat er toch in den toestand iets niet in den haak is Uit de inlichtingen die ik, evenals de heer Meuleman, bij de betrokken geneesheeren heb ingewonnen, is wel degelijk gebleken, dat het verschil tus- schen de attesten slechts een schijnbaar verschil is. Toch moet men wel bedenken, dat men altijd, als het maar eenigszins mogelijk is, die gevallen moét trachten te voorkomen, want het is werkelijk een hard geval, zooals dat nu heeft plaats gehad. Ik meen dat het artikel volgens hetwelk zij gekeurd zijn, niet in orde is. Stel u eens voor, mijnheer de Voorzitter, dat die beide stadsgeneesheeren van meeniog verschillen, en dat de een zegt: »U bent geschikt" en dat de ander zegt: »U bent ongeschikt," en men is dan niet in staat om daaromtrent een conclusie te maken. Wanneer dus die twee doktoren een verschillende opinie hebben, krijgen Burg. en Weth. bericht, dat de één meent, dat de werkman geschikt is en de ander, dat hij niet geschikt is. Wanneer er dan geen mogelijkheid bestaat om een nadere opinie te vernemen, zou men werkelijk in een onoplosbaar parquet zijn De heer Aalberse. Dan nemen wij hem niet. De heer Stigter omdat ik vind, dat men in een dergelijk ge val, n.l. een geval van twijfel, maar niet dadelijk te zeggen heeft ik neem hem niet. Het lijkt mij toe, dat deze beslissing voor den werkman vaak een levenskwestie is, zoodat ik demoge lijkheid zou willen openlaten, dat de twee geneesheeren, die een uitspraak hebben gedaan, zich een derde assumeeren. Wat het door den heer Fockema Andreae in deze en door door den Voorzitter in de vorige vergadering opgemerkte betreftdat het niet fraai zou staan tegenover den geneesheer de herkeuring aan een ander op te dragenik verzeker U dat de geneesheeren dat volstrekt niet kwalijk zouden genomen hebben. Wanneer het een dergelijke kwestie geldt, schuwt zeer zeker geen enkele degelijke arts controle op zijn onder zoek. Integendeel, hij wil het graag. In dit geval in het bijzonder, is mij uit persoonlijke inlichtingen gebleken, dat de doctoren daar niets tegen zouden hebben. Maar ook in het algemeen geldt dit. Waarom moeten wij art. 2 van het werklieden-reglement niet voldoende rekenen in deze? Wij zien, dat men als tijdelijk werkman aangesteld kan worden bij de gemeente tot op den leeftijd van 36 jaar. Uit dat tijdelijke personeel worden de vaste werklieden geput. Dat tijdelijk in dienst zijn kan echter jaren duren, en dat is juist het onrechtvaardige of niet het onrechtvaardige, maar het onaangename voor die menschen: zij zijn 5, 6, 7 jaar in tijdelijken dienst en dan wordt hun eensklaps aangezegd, niet, dat zij slechts los werkman kunnen blijven, maar dat zij eruit moeten, omdat de leeftijd van 36jaren dreigt, waar boven volgens het reglement zij niet meer in het tijdelijk personeel opgenomen kunnen worden. Daarom geloof ik, dat die tijdelijke werklieden, hetzij om het jaar of om de twee jaar gekeurd moeten wordenopdat men nooit de onbillijkheid krijge, dat die menschen, na zooveel jaren bij de gemeente in dienst te zijn geweest, eruit moeten. Kunnen zij geen tijdelijk werkman in gemeente-dienst meer zijn, dan wordt algemeen bekend, dat zij afgekeurd zijn; wanneer ze ontslagen worden, weet men, dat ze min derwaardig zijn, wat levenskracht en levenskansen betreft. Ik zou dus in overweging willen gevennaar aanleiding van dit geval, ten eerste, dat men de mogelijkheid opene, dat wanneer twee doktoren tot verschillende conclusies komen de zaak door een arbiter beslist wordt en ten tweede zou ik in overweging willen geven aan Burg. en Weth maar aan den Weth. van Fabricage in het bijzonder, die een dergelijk geval toch ook zeer zeker treurig vindt, dergelijke gevallen te voor komen dooreen keuringin te stellen ook voortijdelijke werklieden. De Voorzitter. In antwoord op hetgeen de heer Sijtsma heeft gezegd de beantwoording van wat de heer Stigter in het midden heeft gebracht zou ik aan den Wethouder van Fabricage over willen laten het volgende. De heer Sijtsma heeft reeds èn bij den heer Meuleman èn bij den heer Fockema Andreae bestrijding gevonden, zoodat mijn taak betrekkelijk gemakkelijk is gemaakt. Alleen wensch ik even te zeggen dat het mij eenigszins verbaasd heeft van den heer Sijtsma de vraag te hooren, of het reglement, dat pas is vastgesteld, niet buiten werking kan worden gesteld. Daarop zou wat de spreker zeide toch neerkomen. De heer Sijtsma immers vraagt, waarom wij voor dit geval de bepaling van het reglement hier moeten toepassen. Maar, mijne Heeren, het gaat toch niet aan, dat niet te doen, dat kan de Raad bovendien niet. Wanneer men een reglement heeft vastgesteld in onderling overleg, dan kan men niet, waar het op de toepassing daarvan aankomt, zeggen: laten wij in dit geval de bepaling niet toepassen. De Raad kan veel doen, maar zichzelf boven zijn eigen reglement plaatsen kan hij niet. Zoolang die bepaling onver anderd is, moet hij ook toegepast worden. Nu geloof ik, dat in het praeadvies reeds duidelijk is aan getoond, dat het reglement geen herkeuring kent, en nu zegt de heer Sijtsma wel, dat Burg. en Weth. in zekeren zin een herkeuring hebben uitgeloktmaar dat is absoluut het geval niet. Wij hebben geen herkeuring uitgelokt, want een herkeuring moet uit den aard der zaak door andere personen geschieden, terwijl wij aan dezelfde personen gevraagd hebben, om hun meening nog eens te willen herzien; dat is heel wat anders. En bovendien, wanneer Burg. en Weth. het wel gedaan haddenen er waren eens 2 andere dokters benoemd geworden om herkeuring te doendan had de Commissie van Fabricage met do meest mogelijke vrijmoedigheid het verslag van die herkeuring op zijde kunnen, ja zelfs moeten leggen, want volgens het reglement mag zij niet plaats hebben. Met den heer Stigter ben ik het in het geheel niet eens, dat er indezen toestand iets niet in den haak zou zijnen wat hij Burg. en Weth. in overweging geeft, dat komt mij in het geheel niet aannemelijk voor. De heer Stigter zou er een derden deskundige bij willen hebben, om bij eventueel oneenszijn van de beide andere een meerderheid te krijgen van 2 tegen 1. Nu geloof ik echter, dat de belangen van de gemeente, gelet op de pen- sioenverördening, te zwaar wegen, om dan in dat geval toch tot benoeming over te gaan. We moeten immers rekening houden met de eischen, die eventueel voor pensioen kunnen worden gesteld. We hebben bij de aanstelling maar te vragen naar de krachtigste personen, die het langst zullen kunnen werken, en het minst snel tot invaliditeit vervallen zullen, en dan moet een man, zooals de heer Stigter tot voorbeeld stelde, over wiens gezondheidstoestand de deskundigen het dus niet allen eens zijn, geen aanstelling hebben. Het gemeentebelang is hier in het spel. M.i. verdient dus de wijziging, die de heer Stigter in overweging geeft, geen aanbeveling. De heer Korevaar. M. d. V. De heer Stigter heeft zeer terecht ondersteld, dat ik het ook betreur, dat die menschen de dupe zijn geworden van het reglement, en ik zal er dan ook gaarne toe meewerken, dat dergelijke gevallen in het vervolg zoo veel mogelijk wor den voorkomen, maar de oplossing, die door den heer Stigter daar toe aan de hand wordt gedaan, lijkt mij minder gewenscht. De heer Stigter zou de werklieden, die tijdelijk bij de gemeente in dienst komen, willen doen keuren, maar daar zijn er bij die beginnen maar voor een dag of drie, anderen voor 14 dagen of een maand in dienst te komen en er zijn er ook, die een geheel jaar achter elkaar in tijdelijken dienst zijn, maar vooraf is dit moeielijk te bepalen. Men begint in tijdelijken dienst te komen voor een heel korten tijd, daarna komt men b. v. voor een volgenden keer in aan merking voor langeren tijd en zoo ontstaat langzamerhand een tijdelijk voor langen tijd in dienst blijven. Nu gaat het niet aan, iemand, die voor eenige dagen in dienst genomen wordt, dadelijk te keuren. Waar zou dat heen moeten De menschen zijn gewoonlijk ook niet geneigd, dat te laten doen, wanneer zij maar voor een korten tijd in dienst kunnen komen, en het zou voor de gemeente eveneens bezwaren opleveren. Wanneer werklieden langeren tijd in dienst blijven, b.v. een half jaar en een jaar, dan zou er misschien aanleiding toe bestaan om ze te keuren. Misschien is er ook in die richting iets te vinden, dat men het tijdelijk in dienst zijn van werk lieden voor één of twee jaar zooveel mogelijk tracht te ver minderen, door het korps vaste werklieden te vergrooten. Wij zijn echter altijd zeer huiverig geweest dien weg op te gaan, want als men een groot korps vaste werklieden schept, dan kan men dat niet zoo gemakkelijk meer verkleinen als de werkzaamheden verminderen. Ik wil echter trachten in die richting een oplossing te vinden, n.l. door het vaste korps werklieden grooter te maken, zoodat het minder zal gebeuren, dat een tijdelijk werkman eigenlijk doorloopend in dienst is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 4