DONDERDAG 16 MEI 1907.
123
dat we streng bij dit voorstel blijven, dat toch niet anders
beoogt, dan volledig licht op de zaak te doen schijnen.
De heer Bosch. M. d. V. Mag ik even een kleine rectificatie
geven? Ik heb gezegd, dat er in beide stukken een scherpe
toon heerschte.
De Voorzitter. Ik heb van den heer Bosch verstaan, dat
wederkeerig, dus ook in het stuk van Burg. en Weth. een
scherpe toon geheerscht heeft. In hoeverre dat juist is, zal
pas kunnen blijken, wanneer wederzijds volledige inlichtingen
zullen gegeven zijn.
De beraadslaging wordt gesloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel van Burg. en
Weth. aangenomen.
IX. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1966, van de
Stedelijke Werkinrichting.
(Zie Ing. St. n°. 118).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vast
gesteld.
X. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst
1966, van de Stedelijke Werkinrichting.
(Zie Ing. St. n°. 118).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vast
gesteld.
XI. Rekening, dienst 1906, van de dienstdoende Schutterij.
(Zie Ing. St. n°. 128).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
XII. Verzoek van P. Kooreman om vergunning tot demping
van een gedeelte sloot langs den Wittensingel, vóór het
pierceel kad. bekend Sectie M. nis 1654 en 1657.
(Zie Ing. St. n°. 131.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con
form het praeadvies besloten.
XIII. Verzoek van G. II. Sijthoffom vergunning tot demping
van een gedeelte sloot langs den Wittensingel, vóór het perceel
kad. bekend Sectie M. no. 6.
(Zie Ing. St. n°. 132.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con
form het praeadvies besloten.
XIV. Verzoek van P. van Leeuwen om vergunning tot
demping van een gedeelte sloot langs den Haarlem mertrek-
vaartweg onder de gemeente Voorhout.
(Zie Ing. St. n°. 134.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con
form het praeadvies besloten.
XV. Voorstel tot wijziging van de verordening van 9 Januari
1896, houdende bepalingen omtrent het gebruik van gas door
particulieren. (Gem. blad no. 1).
(Zie Ing. St. n°. 125.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XVI. Verzoek van de Leidsche Duinwatermaatschappij om
goedkeuring van eene met de gemeente Katwijk te sluiten
overeenkomst betreffende de levering van duinwater aan die
gemeente.
(Zie Ing. St. n°. 122.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con
form het praeadvies besloten.
XVII. Voorstel tot onderhandsche verpachting van de stand
plaats voor een stoomcarrousel op de kermissen van 1968, 1969
en 1910.
(Zie Ing. St. n°. 124.)
De Voorzitter. Hierbij komt aan de orde het verzoek, zoo
even voorgelezen van den carrouselhouder Brenner, die ver
langt dat de openbare verpachting zal plaats hebben voor
3 jaar.
Up verschillende gronden zijn Burg. en Weth. van oordeel,
dat het wenschelijk is, op dat verzoek niet in te gaan.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou even willen vragen, of
de mogelijkheid volstrekt uitgesloten is, dat door een open
bare verpachting een ander meer dan ƒ3660 zou willen geven.
Waar een adres inkomt van iemand, die graag openbare
verpachting wil hebben, is het dan niet waarschijnlijk, dat
die persoon meer dan ƒ3006.zou willen geven Zou het
daarom niet in het belang van de Gemeente zijn, dat open
bare verpachting plaats greep?
De Voorzitter. Die mogelijkheid bestaat natuurlijk, maar
aan den anderen kant bestaat de kans, dat wanneer wij open
baar gaan verpachten, diezelfde combinatie, die er tot nog
toe heeft geleid, dat wij veel minder dan 3000 kregen,
ook nu zal optreden en de gemeente schade zou lijden. Er is
alles voor te zeggen, den persoon, die ons nu de aanbieding
van f 3000 heeft gedaan, voor drie jaar te verbinden. Dan
hebben wij ten minste zekerheid.
De heer Fokker. Dank IJ, mijnheer de Voorzitter.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
XVIII. Verzoek van J. Crama en J. Trouwee om toegelaten
te worden tot eene herkeuring voor den dienst bij Gemeente
werken.
(Zie Ing. St. n°. 123.)
De heer Sijtsma. Het zou mij leed doen, mijnheer de
Voorzitter, wanneer de conclusie van Burg. en Weth. zoo
maar onder den hamer doorging, vooral voor de twee mannen,
wien het aangaat en die dan wellicht broodeloos zouden zijn.
Aangenomen, dat art. 2 van het werklieden-reglement ons
nu verbiedt herkeuring te doen plaats hebben, wat bij mij
nog niet vast staat, dan zou ik toch zeggen, waar het reglement
zoo kort in werking is en wij als het ware voor den eersten
keer voor de toepassing ervan staan, zouden wij dat dan met
zooveel slaafschheid moeten toepassen Zouden wij hier niet
kunnen zeggen, wanneer wij daarmede de billijkheid betrachten
en den schijn van onrecht vermijden: laat ons die menschen
nog eens doen herkeuren? Burg. en Weth. hebben het zelf,
dunkt mij, ook al gedacht, toen zij, ofschoon het reglement,
ook toen gold en evenmin een herkeuring voorschrijft door
dezelfde artsen, toch tot die herkeuring overgingen. Hadden
zij een stapje verder gegaan en niet door dezelfde doktoren
laten herkeuren, dan was het nog beter geweest en wat de
mannen vragen was geschied?
Ik zou derhalve in overweging willen geven, nog eens door
twee andere stadsdoktoren die twee werklieden te laten
keuren. Blijkt dan, dat ook die tot dezelfde conclusie komen,
wat Burg. en Weth. wellicht zullen denken en wat misschien
ook zoo zijn zal, dan kunnen zij er niets meer van zeggen.
Waar tegenover de adviezen van de twee stadsdoktoren, die ge
keurd hebben, is overgelegd en op de Leeskamer ter inzage
gedeponeerd, het advies van twee andere doktoren, de heeren
Wëëbëfs eb Schreüdër, die zeggen, dat de Werklieden wel gezond
zijn, en waar één van deze, zooals hij zegt ik kan natuurlijk
niet zeggen, of het wel of niet waar is, door Prof. Nolen
geschikt is bevonden, zou ik graag zien, dat wij wat meer
zekerheid kregen, en die zekerheid kunnen wij verkrijgen door
nog eens hetzelfde te doen, wat Burg. en Weth. reeds hebben
toegelaten met art. 2 voor zich, n 1. tot hei keuring over te
gaan, maar dan door twee andere doktoren.
De heer Meuleman. M, d. V. Ik heb de zaak van deze twee
werklieden tot in de nauwkeurigste finesses onderzocht en ik
moet zeggen, na dat onderzoek moet ik mij vereenigen met
de conclusie van Burg. en Weth. De tegenspraak, die de heer
Sijtsma vindt in de verklaringen van de beide stadsdoktoren
en die van de heeren Weebers en Schreuder is maar een
schijnbare tegenspraak. Het is geheel iets anders een ver
klaring te geven aan iemand, dat hij in staat is te werken,
dan wel iemand te keuren voor den dienst der gemeente, waar
een pensioenfonds aan verbonden is, waar men dus niet te
verklaren heeft, of de man op het oogenblik geschikt is voor
zijn werk, maar of hij opgenomen kan worden in een korps
met alle verplichtingen en voordeelen daaraan verbonden.
Daar zit de fout. De werklieden zijn hier geweest op het
Ziekenhuis, doch zijn niet onderzocht door Prof. Nolen en
daar is hun gezegd op hun vraag: kan ik werken? zeker, je
kunt gerust werken, waarom niet. Dat kunnen zij ook, maar
het kan best zijn, dat iemand, die wel werken kan, een
gebrek heeft, waardoor hij voor eene verzekering wordt
afgekeurd.
Na het nauwkeurig onderzoek, dat ik in deze zaak heb
ingesteld, moet ik mij dan ook geheel aan de zijde van
Burg. en Weth. scharen.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik wil ook even te
kennen gevendat ik gebleven ben bij de meening, die ik de
vorige maal had, dat het standpunt van Burg. en Weth.
m. i. volkomen juist is.
Ik wensch hieraan nog het volgende toe te voegen: Het
kan voorkomen, dat iemand door den dienst ongeschikt
is geworden om langer te werken; dan geeft een certificaat
van een dokter hem recht op pensioenen ik kan mij
voorstellen, dat men in dat geval een herkeuring zou toelaten,
maar wat zou het beteekenen indien men in deze herkeuring
toeliet? Wanneer iemand wil solliciteeren (want, dat is het
toch ten slotte, onverschillig welke vooruitzichten hem vooraf