G. Henri SiJthoff, 122 DONDERDAG 16 MEI 1907. 5°. Verslag van den toestand van het Lager Onderwijs over het jaar 1906. Zal worden opgenomen in het gemeenteverslag. 6°. Verzoeken van verschillende personen om afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1906. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 7°. Rekening, dienst 1906, van de Stads-Bank van Leening. 8°. Rekening, dienst 1906, van de Plaatselijke Schoolcommissie. 9°. Rekening, dienst 1906, van de gestichten Endegeest en Rhijngeest. Worden gesteld in handen van de Oommissie van Financiën. 10°. Verzoek van K. Benner om de standplaats voor een stoomcarrousel op de kermis voor den tijd van 3 jaar in het openbaar te verpachten. Dit stuk luidt als volgt Aan De WelEdelachtbare Heere der Gemeente Raat te Leiden. Daar ik zoo even uit de Corand Het Vaderland vernam als dat UEdele Heere genegen was om de plaats voor stoom- caroussel voor drie jaar aan den Heer Tewe zoude verpachten voor de some van drie duizend gulden per jaar! Zoude UEdle Heere niet genegen zijn om de plaats pobliek te verpachte voor drie jaar dat dan de plaats meer zoude uitdoen als drie duizend gulden per jaar en dan ook ieder in de gelegenhijd is om daar deel aan te nemen. Met Hoofd, achting Dw: dn Karel Benner Stoomcarousselhouder te Roermond. Zal worden behandeld bij punt 17 der agenda. 11°. Adhaesiebetuiging van de Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer aan het verzoek van J. F. la Rivière e. a. om over te gaan tot de oprichting van een 2e gemeentelijke zwemplaats. Dit stuk luidt als volgt: Leiden, 15 Mei 1907. Aan den Raad der gemeente Leiden; Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: de Vereeniging lot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer, gevestigd te Leiden dat zij met groot genoegen heeft vernomen, dat aan UEd. Achtb. een adres is verzonden met verzoek het daarheen te leiden, dat hier ter stede een zwemplaats worde opgericht, voldoende aan de eischen, die aan zulk een inrichting moeten worden gesteld; dat de Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingen verkeer er uit den aard der zaak zeer grooten prijs op zou stellen, wanneer zij er op kon wijzen dat hier ter stede een dergelijke inrichting met goed, helder en rein water bestaat; Redenen waarom de Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer met aandrang U verzoekt aan het U gezonden adres gehoor te geven en op de een of andere wijze Uw medewerking te verleenen, opdat onze gemeente weldra een zwemplaats heeft, voldoende aan de hygiënische eischen van onzen tijd. 't Welk doende, M. H. van Waveren, Voorzitter. Secretaris. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. De Voorzitter deelt alsnog mede dat aan het eervol ontslagen hoofd der Jongensschool Ie kl., G. Japikse, bij Kon. besluit van 12 April j.l. No. 60, met ingang van 1 Mei 1907 een pensioen is verleend van/-1767.— 'sjaars. Aan de orde is I. Verzoek van Dr. A. C. Hartevelt om eervol ontslag als Stadsgeneesheer. (Zie Ing. St. n°. 119). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming eervol verleend. II. Benoeming van een Stadsgeneesheer. (Zie Ing. St. n°. 121). De Voorzitter. Mag ik de heeren Fockema Andrese, Driessen, van der Lip en Sijtsma uitnoodigen het stembureau te willen vormen Uitgebracht worden 30 stemmen, waarvan op den heer Timmermans 13, op den heer van Wijk 9, en op den heer Mulder 8 stemmen. Daar geen der voorgedragenen de volstrekte meerderheid heeft verkregen, is een tweede vrije stemming noodig. Daarbij worden eveneens uitgebracht 30 stemmen, waarvan op den heer Timmermans 13, den heer Mulder 9, en den heer van Wijk 8 stemmen. Daar wederom geen der voorgedragenen de volstrekte meer derheid heeft behaald, is een herstemming noodzakelijk tusschen de twee heeren, die bij tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen. Bij deze herstemming worden weder uitgebracht 30 stemmen, waarvan 21 op den heer Timmermans, 8 op den heer Mulder en 1 van onwaarde; derhalve is benoemd de heerDr. J. C. M. Timmermans. (Aan deze laatste stemming, werd door den heer P. J. Mulder geen deelgenomen, terwijl 1 briefje te veel in de bus werd aangetroffen.) III. Benoeming van een lid der Commissie van toezicht op het Middelbaar Onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 135). Benoemd wordt de heer Prof. Dr. P. Zeeman met 27 stemmen, terwijl 3 stemmen zijn uitgebracht op den heer Dr. C. S. Lechner. IV. Benoeming van een hoofd der Jongensschool le klasse. (Zie lug. St. n°. 114). Wordt benoemd met 24 stemmen de heer H. J. Zijlstra, terwijl 4 stemmen zijn uitgebracht op den heer Hueting, en 2 op den heer Minderman. V. Benoeming van een hoofd der school 4e klasse No. 1. (Zie Ing. St. n°. 120). Wordt benoemd met 29 stemmen de heer F. W. Zeelenberg, terwijl 1 stem is uitgebracht op den heer J. A. Brassinga. VI. Benoeming van een hoofd der school 4e klasse no. 2. (Zie Ing St. n°. 120). Wordt benoemd met 29 stemmen de heer J. A. Brassinga, terwijl '1 stem is uitgebracht op den heer F. W. Zeelenberg. De Voorzitter. Ik dank de heeren leden van het stembureau voor de genomen moeite. VII. Verzoek van Mr. H. van der Hoeven, om eervol ontslag als Commissaris der Stads-Bank van Leening. (Zie Ing. St. n°. 127). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming eervol verleend. VIII. Voorstel naar aanleiding van het door Regenten en Regentessen van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis ingediend verzoek om eervol ontslag uit die betrekking. (Zie Ing. St. n°. 126). De heer Bosch. M. d. V. De zaak op zichzelf wensch ik niet te bespreken, omdat ik begrijp, dat niet alle gegevens mij ten dienste staan en het dan zeer moeilijk is erover te oordeelen, maar ik wensch toch wel iets te zeggen. Dat is dit, dat het mij persoonlijk leed heeft gedaan of liever leed doet, dat er een toon in de wederzijdsche stukken is, waarvan ik vrees, dat hij wat scherp is. Ik zou zoo gaarne wenschen, dat die toon vervangen kon worden door een anderen, die aanleiding mocht geven, dat de tegenwoordige Regenten en Regentessen gelegenheid hadden op hun besluit terug te komen. Ik zou het zeer betreuren, wanneer zij in hun besluit moesten volharden. Ik herinner bij deze aan een geschiedenis kort geleden hier gebeurd. Toen had een andere Commissie, de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs ontslag gevraagd naar aanleiding van een zaak, die hier in in den Raad gepasseerd was bij een benoeming. Toen heeft de Raad juist de zachtst mogelijke termen opgezocht om die heeren te bewegen op hun besluit terug te komen. Ik heb dat toegejuicht en ik wenschte zoo gaarne, dat Burg. en Weth. zouden willen gaan zoover zij konden om te trachten deze zaak tot een weuschelijk einde te brengen. De heer Fockema Andrew. M. d. V. Wij wenschen van alle zaken, dat zij komen tot een goed einde. Daarover ben ik het dus met den heer Bosch eens. Ik zou niets van deze zaak gezegd hebben, wanneer niet de heer Bosch het woord gevraagd had. Ik wil ook niet spreken over de hoofdzaak, maar mij dunkt, zoolang wij daar over nog niet gesproken hebben, kunnen wij niet oordeelen wij moeten nadere inlichtingen hebben, alvoiens dit te doen. Nu kunnen wij ook nog niet veronderstellen, wat de heer Bosch schijnt te veronderstellen, dat eigenlijk de verkeerde toon in deze is gekomen van Burg. en Weth. en dat dus Burg. en Weth. ook moeten pacificeeren. Ik zou zeggen, wij moeten de zaak geheel in het midden laten, wij weten niet of er van één van beide kanten begonnen is met een ver keerden toon Ik weet ook niet wat onze conclusie zal zijn, wanneer we eenmaal alles weten, en daarom lijkt het mij toch het beste

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 2