DONDERDAG 2 MEI 1907. -115 De Voorzitter. Ik geloof niet, dat er een enkele reden is, om herkeuring toe te staan. Toen die werklieden van tijde- 1 ijken in vasten dienst zouden komen, zijn zij gekeurd door de stadsgeneesheeren, en toen er twijfel rees, hebben diezelfde geneesheeren te allen overvloede dezelfde verklaring afgelegd en wel dat die werklieden geen aanstelling als vast werkman mochten hebben. De heer Fokker. M. d. V. Er wordt nu op het oogenblik door den Raad toch niet beslist over het al of niet ontvanke lijk verklaren van het verzoek? 01 worden de stukken ter visie gelegd ter enkele inzage? Mij dunkt, mijnheer de Voorzitter, dat door den Raad toch nog geen besluit in dien zin is genomen, al is het ook uwe persoonlijke meening, dat verzoekers niet ontvankelijk zijn. De Voorzitter. Er kan hier geen andere beslissing geno men worden dan afwijzing van het verzoek. We hebben nu eenmaal een reglement vastgesteld en overeenkomstig dit re glement kan de aanstelling niet plaats vindendan zou eerst het reglement veranderd moeten worden. De heer Stigter. M. d. V. Ik zou toch nog een enkele opmerking willen makenu hebt daar straks gezegd, dat die werklieden ten tweeden male door dezelfde geneesheeren onderzocht zijn met hetzelfde resultaat. Zou het nu niet beter geweest zijn, wanneer men de tweede keer andere genees heeren had genomen De Voorzitter. Het komt misschien omdat u den tekst van het artikel niet voor u hebt, dat u niet weet, dat er uitdruk kelijk in staat, dat het hoofd van den tak van dienst de ge neesheeren aanwijst. En alleen omdat er eenige twijfel ont stond, heeft er een herhaalde keuring plaats gehad, en nu zou het toch niet fraai gehandeld zijn tegenover die twee genees heeren, wanneer er nu buiten het reglement om een herkeu ring zou plaats vinden. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik sluit mij geheel aan bij het geen de heer Fokker beeft gezegd. Ik geloof niet, dat er een enkel bezwaar kan zijn, de stukken tegen den volgenden keer nog eens in te zien, alvorens een definitief besluit te nemen. Ik weet niet vast, of die menschen lang in lossen dienst zijn geweest, maar naar men mij meedeelde reeds heel lang. En dan vind ik het al zeer hard. Wanneer die personen een half jaar in lossen dienst zijn geweest en ze worden wegge zonden, is dat lang niet zoo erg dan dat ze een jaar of drie, vier in dienst geweest zijn. Wanneer die menschen dan altijd hun plicht hebben gedaan en niet meer dan anderen om gezondheidsredenen hehben verzuimd, vind ik het verschrikkelijk hard, als ze worden weggestuurd, omdat de keuring van een tweetal stadsgeneesheeren hen niet geheel en al geschikt acht, waar tegenover dan toch nog staat een verklaring van andere medici. De heer Meeleman. M. d. V. Zou het niet veel verstandiger zijn, de discussies uit te stellen tot de volgende vergadering, opdat we dan eerst de stukken kunnen hebben ingezien? De Voorzitter. Ik heb in het begin al meegedeeld, dat de stukken in de Leeskamer ter inzage van de leden zullen wor den gelegd. Maar inderdaad de zaak is eenvoudig genoeg. Zooals het reglement op dit oogenblik luidt, is het verzoek niet voor- inwilliging vatbaar. Vindt men het nu noodig, dat met het oog daarop een wijziging in het reglement wordt gebracht, dan kan dat later geschieden. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou. nog even willen vragen, of die lui nog losse werklieden blijven, of dat ze voor goed uit hun dienst zijn ontslagen? De heer Korevaar. M. d. V. In antwoord daarop kan ik mededeelen, dat, toen door de geneeskundige verklaring die twee werklieden niet meer in aanmerking konden komen voor een vaste aanstelling, men te kiezen had tusschen ont slag en een tijdelijke aanstelling. Tijdelijk in dienst nemen loste het bezwaar van den heer de Goeje niet op, want elk jaar dat zij langer tijdelijk in dienst bleven buiten de mogelijk heid om een vaste aanstelling te krijgen, maakte het nog erger. En wanneer zij dan eindelijk den leeftijd van 36 jaren bereikten en men ze zelfs niet meer voor tijdelijk mocht aan nemen, dan zou het verwijt zeker gedaan worden, dat men niet gedurende 10 a 15 jaren hun beste krachten ten dienste van de Gemeente had mogen gebruiken, om die menschen, nu hunne krachten begonnen te verminderen, op straat te zetten. Daarom heeft de Directeur van Gemeentewerken in overleg met de Commissie van Fabricage in November anno passato tegen hen gezegd, dat zij met Mei 1907 ontslagen zouden worden, zoodat ze dus een half jaar gelegenheid hadden om een andere werkkring te zoeken. De heer Meuleman. M. d. V. Ik kan mij met uwe opvatting van bet reglement niet vereenigen; die zou eerst gelden, wanneer er stond, dat er geen herkeuring mocht plaats hebben nu wordt er van herkeuring niet gesproken misschien is dat een leemte, dat beoordeel ik nu niet, maar in elk geval geeft het ons op het oogenblik de vrijheid, om die menschen eene herkeuring te doen ondergaan. De Voorzitter. Ik meen, dat de uitlegging van het re glement voor geen twijfel vatbaar is. Het is toch heel duidelijk, dat het reglement geen herkeuring wil. Anders had men er dat wel degelijk bij gezet. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou de volgende motie van orde wenschen voor te stellen »I)e Raad, gehoord de besprekingen, noodigt Burg. en Weth. uit, een schriftelijk praeadvies uit te brengen, besluit de zaak tot een volgende vergadering aan te houden en gaat over tot de orde van den dag." Dit ter bekorting der discussie. De Voorzitter. Ik herhaal, de woorden van de verordening zijn zoo duidelijk, dat m.i. aanhouding van de zaak, om daar over eerst een schriftelijk praeadvies uit te brengen, verloren moeite is. Ik geef dus den Raad in overweging, de motie niet aan te nemen, maar nu eenvoudig de niet-ontvankelijkheid van het verzoek uit te spreken. De heer Fockema Andrew. M. d. V. Ik zou graag willen vragen: is er voor verzet van Burg. en Weth. tegen de motie wel reden? Ik geloof met Burg. en Weth., dat hun interpretatie sterk is. Maar wanneer er leden zijn, die daaraan twijfelen, wat is er dan tegen, dat Burg. en Weth. zeggen: »Wij zullen deze interpretatie op schrift stellen en dan zullen wij de zaak weer aan de orde brengen." Als ik mij op het standpunt van Burg. en Weth. stel, zou ik zelfs liever willen, dat op die wijze de zaak behandeld werd. De Voorzitter. Het College van Burg. en Weth., door mij geraadpleegd, is bereid over deze zaak schriftelijk te praead- viseeren. Vervolgens is aan de orde: I. Benoeming van inwoners der gemeente, tevens kiezers in het Kiesdistrict, voor den tijd van twaalf maanden, tot leden en plaatsvervangende leden in de stembureaux voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten- Generaal, de Provinciale Staten en den Gemeenteraad. (Zie lug. St. n°. 113). De Voorzitter. Mag ik de heeren de Goeje, Bots, Stigter en van Gruting uitnoodigen, het stembureau te willen vormen Worden benoemd met algemeene (25) stemmen: KIESDISTRICT I. D. J. van Amerom. H. van Andel. J. S. Arnold. A. van Asperen. Dr. A. G. de Baas. Mr. F. A. Barge. L. H. Becherer. Mr. C. H. Beekhuis. G. L. van den Berg. D. Beuth. T. Bik. C. Boekee. M. Boekwijt. J. L. Boer. Dr. P. A. A. Boeser. E. Bouma Nieuwenhuis. H. H. Breuning. Dr. W. Burck. J. Burger. C. Christiaanse Jr. A. Corts. J. P. Creyghton. P. H. du Croix. F. R. Crommelin. W. Daamen. H. J J. M. Damen W. van Deventer. G. van Driel. Dr. P. A. Driessen. A. H. Dros. H. C. A. van Duuren. A. J. M. Duynstee. M. J. L. Ente. M. G. van Ewijk. Dr. H. D. van Gelder. F. G. H. Gerlings. A. Goekoop. Mr. J. H. Goudsmit. W. J. van Harte veld. D. Hartevelt H.Cz. D. P. Harting. P. J. Hasselbach. Dr. D. C. Hesseling. A. J. den Hollander. Dr. J. H. Holwerda. J. M. van Houten. M. H. A. Juta. Dr. A. Kluyver. M. J. H. van der Koog. C. H. Kouw. A. J. de Lange. Mr. Ph. B. Libourel. W. A. van Lith. G. Los. H. Meinesz. J. Mersie Bruyn. J. B. Meynen. Dr. P. C. Molhuyzen. W. C. Mulder. H. L. van Nifterik. Mr. J. C. Overvoorde. C. D. van Paddenburg. A. Parmentier. W. Pera. P. J. Perquin. A. L. Quant. Jhr. Ant. van Rappard. N. F. Reijst.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 3