114 DONDERDAG 2 MEI 1907.
dat adressanten overtuigd zijn dat dit bezwaar het beste
zou kunnen worden weggenomendoor de bloemkoolen uit
de schuiten van die tuinders, welke zulks wenschen, op hoo-
pen op den walkant te leggen, en deze alsdan vóór den aan
vang der veiling van de andere tuinbouwproducten, te veilen.
dat deze maatregel zoowel koopman als tuinder ten goede
zou komendoch de thans bestaande verordening op het veilen
zulks niet toelaat.
dat adressanten gaarne zouden wenschen dat bedoelde ver
ordening zoodanig door Uwen Raad gewijzigd werddat bloem
koolen in het vervolg op bovenomschreven wijze, door genoemde
Yereeniging, mogen worden geveild.
2e. dat het ontbreken van eene bergplaats voor manden
en bakken aan de veilingloods, een groot ongerief kan genoemd
wordenaangezien de manden thans bewaard moeten worden
in het kantoor, waardoor, vooral in den zomer met de aard
beien-veilingen, bijna voldoende plaats ontbreekt om de werk
zaamheden aldaar, behoorlijk te verrichten;
dat adressanten er de aandacht op vestigen dat emergens
in ons land een veilingslokaal isof er is eene flinke bewaar
plaats voor manden aan verbondendat alsnog aan dit bezwaar
zou kunnen worden tegemoet gekomen, door het bouwen van
eene bergplaats voor manden en bakkenaan het einde der
loods, in den daaraan grenzenden tuin der Gemeenteschool,
met eene uitgang aan den waterkant en eene in- en uitgang
in het kantoor, en uitsluitend toegankelijk voor hen die daartoe
door genoemde Vereeniging worden aangewezen;
dat hierdoor in een bepaald bestaande behoefte, zou zijn
voorzien.
Redenen waarom adressanten in hunne gemelde hoe
danigheid, zich bij deze tot Uwen Raad wenden met het
eerbiedig verzoek dat het Uwen Raad moge behagen, te
besluiten
Ie. de verordening op het veilen zoodanig te wijzigen
dat in het vervolg bloemkoolen op den walkant vóór den
aanvang der veiling van andere tuinbouwproducten, mogen
worden geveild
2e. alsnog over te gaan tot het bouwen van eene berg
plaats voor manden en bakken aan het einde der loods
in den daaraan grenzenden tuin der Gemeenteschool, met
eene uitgang aan den waterkant en eene in- en uitgang
in het kantoor.
't Welk doende enz.
G. Doeve Voorzitter
B. 11 off Secretaris
van genoemde Leidsche Tuinders-Patroons Verg
helden 26en April 1907.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
4°. Verzoek van het Bestuur der Vereeniging »de Practische
Ambachtsschool" om het aan de vereeniging toegekend
subsidie te verhoogen met f 1000.
Dit stuk luidt als volgt;
Aan den Raad der Gemeente Leiden,
geeft met verschuldigden eerbied te kennen het Bestuur
der Vereeniging »de Practische Ambachtsschool" te Leiden,
deze vereeniging vertegenwoordigende krachtens Art. 7 harer
statuten, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 28 Januari
1893 No. 24,
dat het onmogelijk is, in de behoeften van de school der
vereeniging op behoorlijke wijze te blijven voorzien zonder
vermeerdering van inkomsten.
dat de bezoldigingen van het onderwijzend personeel lager
zijn dan op eenige andere ambachtsschool van matigen om
vang waarvan de rekening aan ondergeteekende bekend is.
dat hetzelfde het geval is met de aan materialen en leer
middelen bestede bedragen.
dat, tengevolge van de groote zuinigheid die in de laatste
jaren moest worden betracht bij het onderhoud van gebouw,
werktuigen enz., dit thans noodwendig op iets ruimer schaal
moet worden ter hand genomen, zullen de eigendommen der
vereeniging niet bedenkelijk in waarde verminderen.
dat de begrooting voor het thans loopende jaar sluit met
een belangrijk tekort, tengevolge waarvan geld moest worden
opgenomen.
dat, bij gebrek aan voldoende meerdere inkomsten, onder
geteekende ver plicht zal zijn om, wel verre van aan de steeds
toenemende aanvragen tot plaatsing van leerlingen binnen
de grenzen der beschikbare ruimte te kunnen voldoen, het
aantal leerlingen aanzienlijk te verminderen.
dat ondergeteekende bij dezen aanbiedt eene begrooting
voor 1908 welke, eenerzijds slechts de dringend noodige uit
gaven en anderzijds de tot nu toe als verzekerd te achten
inkomsten vermeldende, sluit met een tekort van f 3915.
dat ondergeteekende mede aanbiedt een overzicht van de
rekening- en van de begrootings-cijfers, onderscheidenlijk voor
1906 en 1907, en eene toelichting op de begrooting voor 1908.
dat in evengemeld tekort zal kunnen worden voorzien
wanneer de subsidiën van Rijk, Provincie en Gemeente, thans
bedragende f 8300, f 2150 en f 4350, worden verhoogd tot
onderscheidenlijk f 10300, f 3100 en f 5350 'sjaars.
redenen waarom ondergeteekende eerbiedig verzoekt, dat
het aan de Vereeniging »de Practische Ambachtsschool" te
Leiden door den Raad der Gemeente Leiden toegekende sub
sidie worde verhoogd met duizend gulden en alzoo worde
gebracht op vijfduizend driehonderd en vijftig gulden'sjaars.
hetwelk doende
het Bestuur voornoemd
G. van Driel, Voorzitter.
B. J. 11. Haitink, Secretaris.
Leiden 27 April 1907.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
5°. Verzoek van Mr. H. v. d. Hoeven om eervol ontslag als
Commissaris der Stads-Bank van Leening.
6°. Verzoek van J. J. v. Leeuwen om vergunning tot het
dempen van een greppel langs den berm van den Haarlem-
mertrekvaartweg onder Voorhout.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
7°. Verslag omtrent den toestand van het Gymnasium
over 1906.
Zal worden opgenomen in het Gemeenteverslag.
8°. Aanbeveling van de Commissie van toezicht op het
Middelbaar Onderwijs ter benoeming van een lid dier Com
missie, ter vervulling van de vacature Dr. J. J. Salverda de
Grave.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden 29 April 1907.
Ter vervulling van de vacature, in onze Commissie ontstaan
door het aftreden van Dr. J. J. Salverda de Grave hebben wij
de eer U overeenkomstig artikel 2 der Verordening van 7
Mei 1896 N°. 6 aan te bevelen de Heeren
1°. Prof. Dr. P. ZEEMAN.
2». Dr. C. S. LECHNER.
De Commissie van Toezicht op het middelbaar onderwijs
B. J. H. Haitink, Voorzitter.
H. M. A. Coebergh, Secretaris.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Zal worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken.
9°. Rekening, dienst 1906, van de dienstd. Schutterij.
10°. Rekening, dienst 1906, van de Vereeniging tot bevor
dering van den bouw van Werkmanswoningen.
'11°. Supplet. begrooting en staat van af- en overschrijving
op de begrooting, dienst 1906, van de Stedelijke Werkinrichting.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
12°. Bezwaarschrift van Dr. Moll v. Charante tegen zijn aan
slag in de plaatselijke directe belasting, dienst 1906.
13°. Verzoek van G. H. Sijthoff om vergunning tot demping
van een gedeelte sloot vóór zijn perceel aan den Witten Singel,
kad. bekend Sectie M n°. 6.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
dat aan den eervol ontslagen smid-terreinwerker aan de
Stedelijke Gasfabriek, J. Colpa, met ingang van 1 Mei 1907,
een pensioen is toegekend van 363.'sjaars.
Alvorens tot de behandeling der agenda over te gaan, legt
de Voorzitter ten slotte nog de stukken betreffende het ver
zoek van de tijdelijke werklieden in dienst bij Gemeente
werken J. Crama en J. Trouwee, om alsnog eene herkeuring
te mogen ondergaan, over.
De Voorzitter. Ik kan hier in het kort dit aan toevoegen,
dat, waar die werklieden zich tot den Raad wenden met het
verzoek om herkeuring, dit verzoek met het oog op de bepa
ling in art. 2 van ons Werkliedenreglement volgens de meening
van Burg. en Weth. niet ontvankelijk moet worden verklaard.
Overigens zullen de stukken ter visie worden gelegd.
De heer De Goeje M. d. V. Is daar werkelijk niets aan
te doen, dat die menschen de gevraagde herkeuring onder
gaan? Zij hebben zich beiden later nog eens laten onder
zoeken en een beter resultaat gekregen. Een van hen is zelfs
naar het Ziekenhuis geweest, en ook daar is hij vrij bevonden
van de kwaal, waarvoor hij afgekeurd was. Zou er nu geen
mogelijkheid zijn om die menschen te helpen?