84 Wij gelooven niet, dal het noodig is iedere voorgestelde wijziging toe te lichten en zullen ons tot enkele hoofdzaken bepalen. Zooals u bekend iszijn bij het opmaken der exploitatie rekeningen over het jaar 1904 en volgende jaren op die reke ningen in uitgaaf gebracht de aflossingenwelke door de gemeente ten behoeve der gasfabriek worden gedaan. Deze maatregel wordt voor beide bedrijven voorgeschreven. Het denkbeeld van een vernieuwings-en uitbreidingsfonds, zooals dat sedert de oprichting der Stedelijke Gasfabriek (1848) heeft bestaan, is door ons aangehouden en wordt ook voor de electriciteitsfabriek voorgesteld. Tot dusver heeft als grondslag voor het bedrag, af te zon deren voor het vernieuwings- en uitbreidingstonds der gas fabriek, gegolden het oprichtingskapitaal ad. ƒ233078,795, waarvan achtereenvolgens 2, 4 en 6 °/0 is genomen. Wij stellen thans voor, als grondslag aan te nemen het primitieve kapitaal vermeerderd met de uitbreidingen, waar voor dan gerekend zullen worden de door den Raad als buiten gewone aanvullingen voor het vernieuwings- en uitbreidings fonds gevoteerde bedragen. Sedert 1872 werd jaarlijks voor het fonds afgezonderd 13984,73. Voor den omvang, welke de gasfabriek in den lateren tijd heeft verkregen, is echter 14000,— te gering gebleken. Indien hetgeen wij voorstellen voor 1907 had gegoldenzou in plaats van ƒ13984,73 voor het vernieuwings- en uitbrei dingsfonds zijn afgezonderd 2 °/0 van 1173743,796 zijnde 23474,88. Wij zouden dezen maatregel wenschen te doen ingaan voor het jaar 1908, en er dus bij het opmaken van de begrooting voor dat jaar rekening mede willen houden. Voor de electriciteitsfabriek zijn dezelfde bepalingen ont worpen. Op de exploitatie-rekeningen zullen de aflossingen, welke de gemeente voor die fabriek te doen heeftin uitgaaf worden gesteld. Verder zal zoodra de bedrijfsoverschotten dit toelatentwee ten honderd van de kosten van aanleg en uitbreiding der eigendommen, als gebouwen, werktuigen, kabels, lampen, enz. voor een vernieuwings- en uitbreidings- fonds der electriciteitsfabriek worden bestemd. Indien in de eerstkomende jaren overschottenlager dan deze twee ten honderd worden verkregen, zal bij het over leggen der rekening van de electriciteitsfabriek een voorstel worden gedaanhoe met die overschotten zal kunnen worden gehandeld. Van winst dier fabriek zal eerst sprake zijnals er twee ten honderd van het oplichtingskapitaal voor het vernieuwings- en uitbreidingsfonds kan worden afgezonderd. Wij meenen dat op deze wijze schokken in het finantieele beheer der bedrijven zooveel mogelijk zullen worden vermeden. De bevoegdheid van Commissarissen om gelden, bestemd voor het vernieuwings- en uitbreidingsfonds, aan welke niet direct eene bestemming behoeft te worden gegeven op het Grootboek te plaatsen, hebben wij laten vervallen, omdat het naar onze meening de voorkeur verdientin dat geval de gelden bij den gemeente-ontvanger te déponeeren. Uit de instructie van den hoofd-boekhouder is het voor schrift, dat hij nimmer meer dan ƒ2000,in geld of gelds waarde onder zich zal mogen houden, weggelaten en vervangen door de bepaling, dat het bedrag aan geld of geldswaarde niet hooger zal mogen zijn dan in verband met de loopende uitgaven noodig is. De praktijk heeft geleerd, dat, tenzij men een zeer hoog bedrag wil vaststellen, het niet mogelijk is een som als maximum voor kasgeld aan te geven. Bij de kasop- neming, welke op onbepaalde tijden en minstens eenmaal per maand zal worden gedaan, zal worden gecontroleerd of aan deze bepaling de hand wordt gehouden. De borgtocht, door den Hoofdboekhouder te stellen, is van ƒ3000,— tot ƒ5000,verhoogd. De instructie voor den adjunct Directeur is, aangezien het een nieuwe betrekking geldtgeheel nieuw. Deze titularis zal den Directeur in de leiding, zoowel van het eerie als van het andere bedrijf behulpzaam zijn en hem bij ziekte of afwezigheid moeten vervangen. Wij hebben het nuttig geacht de bevoegdheid te behouden, den titularis naast het algemeen werk, nog in het bijzonder de zorg voor een der bedrijven te kunnen opdragen. Zeer waarschijnlijk zal in de eerstvolgende jaren de toestand wel deze zijn, dat als adjunct-Directeur een electrotechnicus optreedt. In verband hiermede is in de instructie opgenomen, dat de gemeente bevoegd is van dezen electro-technicus ook diensten te vragen, welke buiten den directen kring dei- gasfabriek of der electriciteitsfabriek vallen. Bij de toepassingen, die de electriciteit reeds thans vindt en in de toekomst nog zal vindenkwam het ons van genoeg belang voor, een dergelijke bepaling op te nemen. Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek H. C. Juta, Voorzitter. S. J. Le Poole. P. J. M. Aalberse. Leiden, 25 Maart 1907. De commissie voor de huishoudelijke verordeningen heeft de eer het volgende te berichten: Tegen den inhoud der vier verordeningen, de electrische centrale betreffende, heeft zij geen bezwaar. Zij geeft alleen in overweging, enkele kleine redactie wijzigingen aan te brengen, n.l. In de verordening houdende reglement op het beheer en bestuur der stedelijke fabrieken van gas en electriciteit art. 2a. te lezenEen lid van het college van burgemeester en wethouders als voorzitter. art. 5 de slotalinea te doen vervallen. Het spreekt toch van zelf, dat in deze bepaling, door den raad vastgesteld, alleen door den raad verandering kan worden gebracht. art. 7 al. 1 aan het slot te lezen: evenals het bedrag van den borgtocht, door den hoofdboekhouder te stellen. art 8, in den derden regel tusschen de woorden «onder- houd" en «gebracht" in te voegen »zal". art. 9, regel 3 en volgende aldus te lezen«voor hare rekening worden hersteld. Daarentegen zullen herstellingen of wijzigingen van het buizen- en kabelnet, die door werken ten behoeve van de gemeente noodzakelijk worden, voor rekening der gèmeente worden uitgevoerd". art. 10 regel 2 met eene kleine omzetting te lezen: door den gemeenteraad vastgesteld bij verordeningen, die aan iederen enz. art. 13 regel al. 1 in plaats van «ter inzage aanbiedende" te lezen «waarbij ter inzage gevoegd worden". In de verordening houdende instructie voor den directeur. art. 2 regel 1 in plaats van «op de fabrieken" eene andere uitdrukking te kiezen, b.v. «in of bij de fabrieken" of «op het fabrieksterrein". art. 11 regel 3 en 4 aldus te lezen: ter hand gesteld moeten worden. Voor het geldelijk beheer is de directeur verder niet 'verantwoordelijk, behoudens de verplichtingen, hem in de volgende artikelen opgelegd. In de verordening houdende instructie voor den boekhouder. art. 14 eveneens eene andere uitdrukking te kiezen voor «op de fabrieken". De commissie voornoemd Fockema Andreae, Voorz. J. C. van der Lip. H. Paul. Aan Burg. en Weth. der gemeente Leiden. No. 145. Leiden, 21 Mei 1907. Het besluit van Uwe Vergadering van 20 Augustus 1903 (zie Ingek. Stukk. no. 239), waarbij met wijziging en aan vulling van uw besluit van 4 October 1900, dat op zijn beurt strekte tot vervanging van het Raadsbesluit van 12 October 1899, aan de Hoflandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij voor den aanleg en de exploitatie van een net van tramwegen in de Haarlemmermeer en omgeving en van een tramweg van Amsterdam naar Alphen, voor zoover deze wegen zijn gelegen in de provincie Zuid-Holland, een doorloopende rente garantie werd verleend van 4 °/0 van een kapitaal groot 100.000.behoeft andermaal aanvulling en wijziging. In de eerste plaats ontbreken nog in dat besluit de ver schillende bepalingen van geldelijken aard, welke noodig zijn om vast te stellen, op welke wijze later de rekeningen zullen worden opgemaakt, terwijl voorts de maatschappij ingevolge de voorwaarden, waaronder haar door het Rijk subsidie is verleendalsnog gehouden is te bedingendat de door de gemeenten toegekende subsidies bij eventueele naasting van de lijnen door den Staat aan het Rijk zullen overgaan. De deswege door de maatschappij noodig geachte nadere bepalingen, vervat in een aan ons college bij haar schrijven van 27 Augustus 1906 toegezonden concept-raadsbesluit, ont moeten, ook blijkens het door ons ingewonnen advies van het Amsterdamsche Accountantskantoor, onzerzijds geene beden kingen. De financieele regeling is nagenoeg geheel gelijk aan die welke door de Provincie Zuid-Holland werd ge troffen. En ook de regeling van de verhouding waarin de gemeente bij eventueele naasting tegenover den Staat zal komen te verkeeren, kan zonder bezwaar worden aanvaard. Wel zal de gemeente in dat geval, blijkens de bepaling van art. XI van het thans voorgestelde concept-besluit, tegenover den Staat in ongunstiger conditie komen te verkeeren, dan waarin zij vóórdien tegenover de maatschappij was geplaatst, maar waar geheele of gedeeltelijke terugbetaling van vroeger krachtens de verleende rentegarantie gedane uitkeeringen (een verplichting die de maatschappij wèldaarentegen de Staat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 6