80 Wij geven u in overweging de afkoopsom te bepalen op f 25.— en ons te machtigen aan de Commissie van Noorthey te berichten, dat de afkoop van het verschuldigde recht voor deze som zal kunnen geschieden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 142. Leiden, 18 Mei 1907. Bij nevensgaand adres wordt door B. Chr. Vos, bloembollen- kweeker, wonende te Noordwijk, verzocht den eigendom te mogen bekomen van een gedeelte berm langs den Haarlem - mertrekvaartweg ter grootte van 21 M2, hem reeds in huur afgestaan krachtens Raadsbesluit van 9 Juli 1903, alsmede een daaraangrenzend gedeelte, groot 39 M2, dat hij als los- en bergplaats wenscht te gebruiken. Beide gedeelten behooren tot het perceel, kadastraal bekend onder Sectie C no 027, gemeente Noord wij kerhout. Tegen dezen verkoop bestaat o.i. geen bezwaar. Meermalen werden bermstrookenlaatstelijk nog krachtens Raadsbesluit van 17 Mei 1906 (Ingek.Stukk.no. 110) aan L Meeuwenoord, door de gemeente verkocht. De koopprijs zou ook thans op ƒ1.per Ma. kunnen worden bepaald, mits tevens een billijke vergoeding worde gegeven voor het op den berm staande hakhout. De waarde daarvan wordt door de commissie van fabricage geschat op f 7.50. Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten aan B. Chr. Vos, te Noordwijk te verkoopen het door hem benoo- digde gedeelte van den berm langs den Haarlemmertrek- vaartweg, kad. bekeild onder Sectie C. no. 627, gemeente Noordwijkerhout, groot 60 M2. tegen betaling van een koopsom van f 67.50, benevens de kosten van overdracht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. ündergeteekende B. Chr. Vos, Bloembollenkweeker wonende te Noordwijk geeft met de verschuldigde eerbied als zijn wensch te kennen. Dat hij een gedeelte berm langs het jaagpad Leidsche Vaart (strekkende aan het aan ondergeteekende behoorende teelland, bekend onder Sectie C. No. 162, Gemeente Noord wijkerhout) in eigendom wenscht te verkrijgen o. a. ten be hoeve van een tijdelijke opslagplaats van Bloembollendek. Riet, erwten en boonenstaken enz. en wel ter grootte van plus minus 40 a 50 vierkante Meter met of zonder inbegrip der aan hem reeds tegen recognitie toegestane 21 Meter voor een uitpad van genoemd perceel naar het jaagpad welk uit- pad gedeeltelijk wordt bemoeijelijkt doordat een telegraafpaal juist ter zijde is geplaatst en met laden of lossen meest ge dwongen bent op de weg zulks te doen. Zoodat bij eventueele toestemming door U en den Raad Uwer Gemeente zich bij de voor mij gerievelijke opslagplaats ook tevens de gedeeltelijke belemmering zich geheel oplost. Hetwelk doende, Met de meeste verschuldigde gevoelens. Ued. onder danige Dienaar B. Chr. VOS Noordwijk, 25 Maart 1907. No. 148. Leiden, 21 Mei 1907. Blijkens haar in de Leeskamer liggend schrijven wenscht de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs in de verordening van 3 September 1895, «voor de Hoogere Burgerschool voor Jongens" (Gem. BI. no. 6), laatstelijk ge wijzigd bij verordening van 18 Mei 1905 (Gem. BI. no. 16) een tweetal wijzigingen aan te brengen. In de eerste plaats wil zij doen vervallen de openbare les aan het einde van den cursus. In de tweede plaats wil zij afschaffen het tweede toelatings examen, dat onmiddellijk voor den aanvang van den cursus gehouden wordt. Eerstbedoelde wijziging wil zij tevens aanbrengen in de verordening van 7 Mei 1896 »voor de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, (Gem. BI. no. 5) gewijzigd bij verordening van 18 Mei 1905 (Gem. BI. no. 15). Het voorstel tot afschaffing van de openbare les wordt door de commissie gemotiveerd door het volslagen gemis aan belangstelling, dat van de zijde der burgerij voor deze instelling wordt aan den dag gelegd. Voor de afschaffing van het tweede toelatingsexamen aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens geeft de commissie twee redenen op. In de eerste plaats is het mogelijk dat het toenemen van de schoolbevolking splitsing van klassen nood zakelijk maakt, zoodat het wenschelijk is dat de Directeur tijdig over de noodige gegevens te dien aanzien kan beschik ken, ten einde de vereischte maatregelen te kunnen treffen. En bovendien verkrijgt men daardoor het voordeel, dat de lessen wat vroeger kunnen beginnen. Beide wijzigingen worden door den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs ondersteund en ontmoeten ook onzer zijds geen bedenkingen. Wij geven U mitsdien in overweging tot de vaststelling van de volgende verordeningen over te gaan VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 3 September 1895, (Gem. BI. no. 6) voor de Hoogere Burgerschool voor Jongens, laatstelijk gewijzigd hij verordening van 18 Mei 1905 (Gem. Rl. no. 16). Art. 1. Het le lid van art. 19 der bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt «Deze examens worden op het einde van den cursus afge nomen." In het 2e lid van dat artikel wordt geschrapt het woord «vorigen" vóór cursus. Art. 2. Art. 26 der verordening vervalt. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 7 Mei 1896 (Gein. BI, no. 5) „voor de Hoogere Bur gerschool voor Meisjes" gewijzigd hij verordening van 18 Mei 1905 (Gem. BI. no. 15). Eenig artikel. Art. 24 der bovengenoemde verordening vervalt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 144. Leiden, 21 Mei 1907. Wij hebben de eer U hierbij over te leggen een schrijven van commissarissen der stedelijke gasfabriek, strekkende ter toelichting van een viertal bij ons college ingediende concept verordeningen betreffende de lichtfabrieken in deze gemeente, alsmede het omtrent die verordeningen uitgebracht advies van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen. Die concept-verordeningen strekken: 1° tot wijziging van het Reglement op het beheer en bestuur der stedelijke gasfabriek; 2° tot wijziging van de instructie van den Directeur der gasfabriek 3° tot wijziging van de instructie van den boekhouder der gasfabriek 4° tot vaststelling van een instructie voor den adjunct directeur der fabrieken voor gas en electriciteit. Door de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen worden eenige wijzigingen voorgesteld. In de verordeningen, gelijk zij u hierbij ter vaststelling worden aangeboden, zijn, behoudens een enkele uitzondering die wijzigingen aangebracht. Slechts waar die commissie voorstelde de slotalinea van art. 5 van het «Reglement op het beheer en bestuur der stedelijke fabrieken van gas en electriciteit" te doen vervallen, hebben wij gemeend niet met de commissie te moeten mee gaan, maar alleen de bedoeling van deze bepaling cenigszins te moeten verduidelijken. Immers de bedoeling van die bepaling is niet om te zeggen dat alleen de Raad verandering kan brengen in hetgeen vooraf in hetzelfde artikel door den Raad is geregeld, maar alleen om duidelijk te doen uitkomen, dat waar reeds door den Raad in de verordening is aangegeven binnen welke grenzen de verschillende tractementen zich zullen bewegen, niettemin ook de bepaling van het salaris binnen die grenzen in ieder bijzonder geval door den Raad zeiven zal moeten geschieden. Ook zoo moge de bepaling wellicht nog overbodig zijn, niettemin sluit zij thans allen twijfel dienaangaande uit. In de thans nog geldende verordening worden de salarissen zelf genoemd en tot nu toe moest dus bij wijziging van het salaris ook de verordening worden gewijzigd. De nieuwe regeling biedt dit voordeel, dat de Raad thans binnen de aangegeven grenzen tot wijziging kan overgaan, zonder dat het aanstonds noodig is ook de verordening te wijzigen. Overigens behoeven de voorgedragen verordeningen, naast de reeds door commissarissen der stedelijke gasfabriek gegeven toelichting, naar het ons voorkomt, geen nadere toelichting. Wij geven U mitsdien in overweging thans tot de vaststelling der navolgende verordeningen over te gaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 2