GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 79 IXGEK09IEX STUKKEN. N°. 135. Leiden, 29 April 1907. Ter vervulling van de vacature, in onze Commissie ont staan door het aftreden van Dr. J. J. Salverda de Grave, hebben wij de eer U overeenkomstig artikel 2 der Verordening van 7 Mei 1896 N°. 6 aan te bevelen de Heeren 1°. Prof. Dr. P. ZEEMAN; 2°. Dr. C. S. LECHNER. De Commissie van Toezicht op het middelbaar onderwijs B. J. H. Haitink, Voorzitter. H. M. A. Coebergh, Secretaris. Aan den Raad der gemeente Leiden. N°. 136. Leiden, 14 Mei 1907. Bij besluit van Uwe Vergadering van den 18en October 1906 werd de tijdelijke aanstelling van Mej. J. A Kits van Heijningen, als leerares in de Natuur- en Scheikunde aan de II. B. School voor Meisjes, verlengd tot 1 September van dit jaar. Ter voorziening in de vacature die alzoo met het einde van den loopenden cursus zal ontstaan, hebben wij de eer U onder overlegging van het bericht van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs en van het advies der Commissie van Toezicht, de volgende aanbevelingslijst van benoembaren aan te bieden: 4°. Mej. J. REUDLER, doctoranda in de Wis- en Natuurkunde te Rotterdam; 2°. Mej. A. PRINS, doctoranda in de Scheikunde te Amsterdam. Aangezien wij ons voorts geheel vereenigen met het voor stel van de Commissie van Toezicht en van den Inspecteur om de benoeming vooralsnog een tijdelijk karakter te doen dragen, geven wij Uwe Vergadering in overweging de benoeming te doen plaats hebben voor den tijd van één jaar en wel voor den cursus 1907/1908. Mej. Kits van Heijningen heeft te kennen gegeven, dat zij voor eene eventueele herbenoeming niet in aanmerking wenscht te komen. De ter zake betrekkelijke stukken liggen in de Leeskamer ter inzage. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 137. Leiden, 17 Mei 1907. Ter vervulling van de vacature, welke met 1 Juli a.s. ont staan zal in het college van Commissarissen der Stads-Bank van Leening, tengevolge van de periodieke aftreding van den heer G. H Kokxhoorn, hebben wij de eer U krachtens art. 1 van het Reglement op de Bank van Leening de volgende alphabetische voordracht aan te bieden, met verzoek tot eene benoeming over te gaan: 10. P. ESSERS. 20. A. J. DEN HOLLANDER. 3°. G. H. KOKXHOORN. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 138. Leiden, 18 Mei 1907. De heer A. M. van Zwicht, alhier, heeft ons den wensch te kennen gegeven dat de huur van het stukje grond aan den Apothekersdijk, waarop door hem een kiosk is geplaatst, voor den tijd van twee jaren zou worden verlengd. Onzerzijds bestaat daartegen geen bezwaar. De huur is aangegaan krachtens Raadsbesluit van 16 Juni 1904, onder de voorwaarden, vermeld onder n°. 131 der Ingekomen Stukken van dat jaar, en eindigt den 30en Juni a.s. De jaarlijks betaalde huursom bedraagt f 25. Wij geven U in overweging te besluiten de huur onder- de bestaande voorwaaiden voor den tijd van twee jaren te verlengen. Aan den Gemeenteraad. Bu^'g. en Weth. van Leiden. No. 139. Leiden, 18 Mei 1907. Onder overlegging van een aan ons college gericht schrijven van het voorloopig comité, dat zich hier ter stede heeft gevormd ter bevordering van de instandhouding van het muziekcorps van de d.d. Schutterij, geven wij U in overweging tot de aan wijzing van twee leden uit uw midden over te gaan die geneigd zouden zijn als bestuursleden zitting te nemen in de op te richten „Vereeniging tot instandhouding van het Leidsch Muziekcorps". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden. Op uwe uitnoodiging, om maatregelen te willen nemen voor een richtig beheer van de subsidie van f 4000. - toegestaan door den gemeenteraad van Leiden om een voortbestaan van het op te beffen muziekcorps der d.d. Schutterij als muziek corps te I. i (i mogelijk te maken, heeft de majoor-comman dant der d.d. Schutterij J. H. van Waveren zich met den Heer J A. van Hamel vereenigd en hebben deze heeren een voor loo pig comité opgericht, hetwelk tot bet navolgende heeft besloten. Onder den naam van «Vereeniging tot instandhouding van het Leidsch Muziekcorps" eene vereeniging op te richten, die zal trachten het corps in stand te houden en zijn peil te verhoogen, terwijl in de ontworpen statuten van die vereeniging o. a. is bepaald, dat het bestuur zal bestaan uit negen leden, en deze leden «indien mogelijk" uit: twee leden gekozen uit en door den gemeenteraad, één lid van het Bestuur der 3-October-Vereeniging, Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer, van het Leidsch Studentencorps, terwijl de overige leden zullen gekozen worden uit en door de meerderjarige leden van de vereeniging; met dien verstande dat voor de eerste maal in het bestuur zullen zitting nemen twee leden van het officierscorps der d.d. Schutterij, thans in functie zijnde. In verband met bovenstaande heeft het voorloopig comité de eer uw college te verzoeken den gemeenteraad te willen uitnoodigen twee leden uit zijn midden te willen aanwijzen om in het bestuur der Vereeniging zitting te nemen. De raadsleden G. P. Timp en J. C. Zaalberg hebben zifting in het voorloopig comité. Het voorloopig comité vn. J. A. van Hamel, voorzitter. Van Waveren, secretaris. Leiden, 7 Mei 1907. No. 140. Leiden, 18 Mei 1907. Wij hebben de eer U, overeenkomstig de aanbevelingslijst van de commissie van fabricage, de volgende aanbeveling aan te bieden voor de benoeming van een opzichter van gemeente werken. 1°. J. N. DE WITTE, bouwkundig opzichter te Vlissingen; 2°. J. J. VERLINDE, buitengewoon opzichter a/h Hoogheem raadschap Delfland, te 's-Gravenzande; en 3°. D. VAN ASTE VAN ZIJL, buitengewoon opzichter van den Rijkswaterstaat, te Dwingeloo. Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage lig gende, door de sollicitanten ingediende stukken, verzoeken wij u alsnu tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden* No. 141. Leiden, 18 Mei 1907. Door het genootschap «Noorthey" is aan de gemeente Leiden een jaarlijksch recht verschuldigd van ƒ0.75 wegens een erfpacht gevestigd op 200 roeden lands onder de gemeente Voorschoten Met het oog op een eventueelen verkoop van de eigendommen van het genootschap heeft de commissie van Noorthey thans den wensch te kennen gegeven dit recht af te koopen en ons verzocht te willen mededeelen, tegen welken prijs dit zou kunnen geschieden. Tegen dezen afkoop bestaat naar het ons voorkomt geenerlei bezwaar. De titel, waarbij het recht gevestigd is, is niet meer aanwezig en het is zelfs niet met zekerheid uit te maken op jwelk perceel bet recht gevestigd is. Aan het bestaan zelf van het recht bestaat intusschen geenerlei twijfel, aangezien uit een deswege ingesteld onderzoek bleek, dat het reeds gedurende meer dan 300 jaren geheven en betaald wordt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 1