73 N°. 124. Leiden, G Mei 1907. Zooals u bekend is, is het minimum-bedrag, waarvoor krachtens de jaarlijks door Uwe Vergadering vast te stellen voorwaarden (laatstelijk vastgesteld bij Raadsbesluit van 27 December 1906) de standplaats van de stoomcaroussel op de kermis mag worden verpacht f2800.Thans is even wel een ver zoek bij ons college ingekomen van A. C. Tewe, te Dordrecht, om die standplaats voor de jaren 1908, 1909 en 1910 onderhands te mogen pachten voor een pachtsom van f3000.per jaar. Het komt ons voor dat op dit aanbod behoort te worden ingegaan. Vroeger bedroeg de minimum-pacht, welke bij openbare verpachting moest worden bedongen, ook f 3000.— maar bij de verpachting voor de kermis van 1906 werd dit bedrag tot f2800.— teruggebracht. En hoewel nu deze som tot dusver steeds kon worden bedongen, mochten wij daarin loch veelal, ten gevolge van door de gegadigden onderling gemaakte afspraken, niet zonder moeite slagen. Er is dan ook o. i. alle reden om van de thans geboden gelegenheid ge bruik te maken en aan de gemeente voor de drie volgende jaren een pacht van f3000die toch zeker bevredigend mag heeten, te verzekeren. Uitteraard zullen ook aan deze onderhandsche verpachting m.m. de voorwaarden moeten worden verbonden, die in de artt. 10, 11, 16, 17 en 18 van de Voorwaarden voor de openbare verpachting zijn opgenomen. Het storten van een waarborgsom achten wij echter niet noodig, aangezien wij in de voorwaarden de bepaling zouden willen opnemen, dat de pachtsom in haar geheel vóór den 5en Jannuari van ieder jaar (dus vóór de openbare verpachting) bij den Gemeente- Ontvanger moet worden gestort. De kosten van het contract zullen voor rekening komen van den pachter. Op grond van een en ander geven wij U in overweging: et. het terrein op de Lammermarkt op de overgelegde situ- atieteekening aangeduid met de letter A. groot 462 M.a in de jaren 1908, 1909 en 1910, telkens van drie dagen vóór tot vier dagen na de kermis aan den openbaren dienst te onttrekken b dat terrein voor den tijd van 3 jaren, ingaande in 1908, voor de dagen, sub a vermeld, onder 's hands te verpachten ten behoeve van de standplaats van een stoomcaroussel aan A. C. Tewe te Dordrecht, tegen een jaai lijksche pacht van ƒ3000 en onder de volgende voorwaarden 1°. dat de pachtsom in haar geheel vóór 5 Januari van ieder jaar bij den gemeente-ontvanger zal worden gestort 2°. dat ook voor deze onderhandsche verpachting zullen gelden mm. de bepalingen, opgenomen in de artt. 10, 11, 16, 17 en 18 van de voorwaarden van verpachting, vastge steld bij Raadsbesluit van 27 December 1906; 3°. dat de kosten van het contract zullen worden gedragen door den pachter; en 4°. dat bijaldien vóór het eindigen van deze overeenkomst door Uwe Vergadering eventueel tot afschaffing van de ker mis mocht worden besloten, beide partijen van de daaruit voor haar voortvloeiende verplichtingen zullen zijn ontheven. Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van Leiden. N°. 125. Leiden, 7 Mei 1907. üns geheel vereenigende met het hierbij overgelegd advies van commissarissen der stedelijke gasfabriek, geven wij U in over weging tot de vaststelling van de navolgende verordening over te gaan VERORDENING houdende wijziging van de verordening van 9 Januari 1896 houdende bepalingen omtrent het gebruik van gas door particulieren (Gem. Blad no. 1). Art. 1. De aanhef van art. 11 der bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt. «Aan meterhuur is per maand verschuldigd: voor een 3-lichts0,15 enz.» Art. 2. De aanhef van art. 12 der bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: »Bij het begin van iedere maand, met uitzondering van Juni en Augustus zal vanwege den Directeur, enz." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 2 Mei 1907. Bij dezen hebben wij de eer het volgende onder Uwe aan dacht te brengen. In aansluiting aan het bepaalde in art. 12 van het regle ment voor de werklieden in dienst van de gemeente Leiden (Gemeenteblad N°. 18 van 1905), waarbij aan de werklieden een verlof van ten hoogste 6 werkdagen met behoud van hun loon wordt toegekend, meenen wij, dat ook het kantoorper soneel der gasfabriek op een dergelijk verlof aanspraak zal mogen maken. Behalve den boekhouder, zijn bij de administratie 13 per sonen werkzaam, dit maakt op één persoon teruggebracht, 78 verlofdagen of ruim 3 maanden. Het administratieve werk der gasfabriek moet steeds op bepaalde datums gereed zijn, het personeel is echter niet zoo uitgebreid, dat daarvan ge durende 3 maanden één persoon kan worden afgenomen. Ten einde het geven van verlof en het op tijd met het werk gereed zijn te doen samengaan, staan twee wegen open: het personeel uit te breiden of het werk te vereen voudigen. De Directeur der gasfabriek, in overleg met den boekhouder meent, dat dit laatste zal kunnen geschieden, door de opne mingen der gewone gasmeters in het begin der maanden Juni en Augustus achterwege te laten. Het gasverbruik van de maanden Mei en Juni en dat der maanden Juli en Augustus wordt dan samengevoegd en de opneming van 5800 gasmeters met hetgeen daaraan verbonden is, als het schrijven en innen van 5000 quitanties, het in vullen van registers, enz. zal tweemaal kunnen vervallen. Wat de te innen bedragen betreft, zoo geven de gaslijsten van Mei en Juni 1906 te zamen 36814,55 en die van Juli en Augustus 1906 te zamen 35348,05. In December 1906 en in Januari 1907 hebben die lijsten iesp. bedragen ƒ45520,35 en 42250,65. Deze cijfers geven reeds een aanwijzing, dat tegen den voorgestelden maatregel geen bezwaar kan be staan. In den zomer van 1906 is als proef het gasverbruik op de in dezen bedoelde wijze opgenomen. Hierbij heeft zich het geval voorgedaan, dat bij enkele verbruikers de samenvoeging van twee maanden gasverbruik tot het verschuldigd zijn van een plakzegel aanleiding heeft gegeven. Daartegenover staat, dat in enkele gevallen één iri plaats van twee zegels be hoefden te worden betaald. Verder wijzigde zich de stand der kas in de zomermaanden tegenover andere jaren. Aan ieder van het personeel kon een zestal verlofdagen worden toegekend. De Verordening van den 9Jen Januari 1896, houdende be palingen omtrent het gebruik van gas door particulieren schrijft voor: in art. 11: »het bedrag der meterhuur, maandelijks te vol doen, enz." en in art 12: »bij het begin van iedere maand zal vanwege den directeur, desverlangd in tegenwoordigheid van den verbruiker, op den meter worden opgenomen de sedert de laatste opneming verbruikte hoeveelheid gas, enz." In verband met deze bepalingen veroorloven wij ons, U in overweging te geven aan den Raad voor te stellen de arti kelen 11 en 12 der bedoelde Verordening als volgt te wij zigen art. 11: Aan meterhuur is per maand verschuldigd: voor een 3-lichtsf 0,15. enz. art. 12: Bij het begin van iedere maand, met uitzondering van Juni en Augustus, zal vanwege den directeur, enz. Voor de goede controle kan het noodig zijn, dat eenige gasmeters ook in het begin der maanden Juni en Augustus zullen worden opgenomen. De bevoegdheid om zulks te laten doen, is den directeur verleend in art. 16 sub. b. der Ver ordening De maandelijksche opnemingen der muntgasmeters zullen ook in den zomer geregeld plaats vinden. Uwe missive van 31 Maart 1906, No. 6/13 heeft op deze zaak betrekking. Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek, H. C. Juta, Voorzitter. S. J. Le Poole. P. J. M. Aalberse. Aan heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 126. Leiden, 7 Mei 1907. Het hierbij aan Uwe Vergadering overgelegd adres, waarin Regenten en Regentessen van het H G. of Arme Wees- en Kinderhuis eervol ontslag uit die betrekking verzoeken, is, zooals het is gesteld, naar het ons voorkomt niet voor behan deling vatbaar. In dat adres toch worden een tweetal ernstige beschuldigingen tegen ons college uitgebracht, zonder dat deze beschuldigingen ook maar met een enkel bewijs zijn gestaafd. In de eerste plaats toch wordt in het adres verklaard, dat ons college in het op de onlangs behandelde subsidieaanvrage gegeven praeadvies ondubbelzinnig heeft te kennen gegeven,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 3