72 ingaan, maar aan den anderen kant uitdrukkelijk verklaart, dat als de tijd daar is, de hierbedoelde vergunning even goed aan Leiden zal worden verleend als thans aan de maatschappij, daar meenen wij met den commissaris der gemeente dat de ongeneigdheid van Katwijk om thans tot deze regeling mede te werkengeen reden behoeft te zijn om aan de voorgelegde overeenkomst tusschen die gemeente en de Leidsche Duin- water-maatschappijwaardoor de belangen van de gemeente Leiden zeker niet zullen worden geschaaduwe goedkeuring te onthouden. Ook de commissie van fabricage, van wie het denkbeeld tot het stellen van dit beding oorspronkelijk is uitgegaan, acht de zaak niet van zoo overwegend belang. Wel daarentegen meenen wij dat aan de goedkeuring moet worden verbonden de door den commissaris der gemeente voorgestelde voorwaarde, »dat een of meer zoogenaamde non return kleppen worden geplaatst op zoodanige plaats of plaat sen, dat het terugvloeien van water uit het leidingnet, dat voortaan onder beheer van de gemeente Katwijk zal staan voorkomen worde. »Waar de zorg voor dat deel van 'tnet', zegt de commissaris »aan de Duinwater-maatschappij wordt onttrokken, moet zij rekening houden met de mogelijkheid van verontreiniging door onachtzaamheid van anderen of door onvoldoende afspuiing; wel zou het water om terug te vloeien in het voor Leiden bestemd net, de watermeters moeten passeeren in omgekeerden zin, doch ik acht het niet onmo gelijk dat dit, onder sommige omstandigheden, kan gebeuren."' Bij deze mogelijkheid nu schijnt ons opname der bedoelde voorwaarde alleszins rationeel. Wij geven u mitsdien in overweging de concept-overeen komst goed te keurenonder voorwaarde dat op de plaats of plaatsen, welke daarvoor in aanmerking zullen komen, non-return kleppen in het buizennet worden aangebracht die zullen verhinderen dat water uit het door Katwijk beheerde net c. q. terugvloeie in het voor Leiden bestemde net. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De Directie der Leidsche Duinwater-Maatschappij heeft, ingevolge Art. 12 en 17 der Concessie, de eer hierbij aan de goedkeuring van Uwen Raad te onderwerpen eene met de gemeente Katwijk te sluiten overeenkomst voor de levering van water in die gemeente, ter vervanging van de beide be staande overeenkomsten van 12 Juni 1882 en 22 Maart 1888. Leiden, den I5<ien December 1906. 't Welk doende enz. De Leidsche Duinwater Maatschappij, Van Kretschmar. C. H. van Spall. N°. 123. Leiden, 6 Mei 1907. Het hierbij overgelegd verzoek van een tweetal tijdelijke werklieden der gemeente, die bij het door hen ondergaan geneeskundig onderzoek niet geschikt werden bevonden om tot vast werkman te worden aangesteld, om alsnog een tweede keuring te mogen ondergaan, is onder het geldend werklieden-reglement niet voor inwilliging vatbaar. Immers art. 2 van dat Reglement zegt: »Om als vast werkman te woiden aangesteld moet men 10 20 3°. geneeskundig onderzocht en lichamelijk geschikt bevon den zijn voor de op te dragen werkzaamheden. Het onderzoek geschiedt door twee hiertoe door het hoofd van den betrokken tak van dienst aangewezen stadsgenees- heeren, of zoo het moet plaats hebben met het oog op een aanstelling bij Endegeest en Rhijngeest, door den Geneesheer- Directeur dezer inrichtingen." Van een tweede of herkeuring wordt in het Reglement niet gesproken. Adressanten zullen dus in hun verzoek niet ont vankelijk moeten worden verklaard. Niettemin zijn adressanten nadat zij hunne bezwaren tegen de keuring te onzer kennis hadden gebracht, door tusschen- komst van de commissie van fabricage, tot wier competentie de aanstelling van de vaste werklieden behoort, nogmaals aan een onderzoek door de beide zelfde geneesheeren, die de eerste keuring hadden verricht, onderworpen. Deze kwamen echter ook bij dat tweede onderzoek tot het resultaat dat de beide werklieden lichamelijk niet geschikt zijn om als vast werkman in gemeentedienst te worden aangesteld. In de laatste raadszitting waarin deze inlichtingen u reeds werden verstrekt, werd in twijfel getrokken of, nu het werk lieden-Reglement herkeuring niet kent, deze niet zou mogen plaats hebben. Immers, zei men, juist omdat het werklieden reglement er niet van spreekt, kan de Raad altijd tot her keuring besluiten. Ook achtte men het een fout, dat de her keuring, die nu toch had plaats gehad, door de beide zelfde stadsgeneesheeren was geschied. Zij die van dit gevoelen zijn, verliezen echter uit het oog dat de Raad in de eerste plaats aan de naleving van zijn eigen regelingen gebonden is. Had de Raad her keuring gewild, hij zou deze in de verordening hebben neergelegd en moeten neerleggen Door dit niet te doen toonde hij de beslissing in hoogste ressort aan de beide door het hoofd van den betrokken tak van dienst, i. c den Directeur van Gemeentewerken, aangewezen stadsgeneeshee ren te willen overlaten. Alleen met het advies van die beide geneesheeren heeft de commissie van fabricage rekening te houden, waar zij de vraag stelt of een werkman tot vast werkman kan worden aangesteld. Wil de Raad alsnog een andere regeling; niets behoeft hem te beletten die in te voeren. Maar zoolang dit niet is geschied, is ook de Raad verplicht zich naar de eenmaal vastgestelde regeling te gedragen. Overigens kunnen wij hen die vooralsnog van de juistheid dezer wetsuitlegging niet mochten overtuigd zijn, nog wijzen op de inconsequenties, waartoe hunne opvatting aanleiding zou geven. Stel eens dat de Raad besloot de beide werklieden aan een herkeuring te onderwerpen en dat de daarmede belaste genees heeren tot een andere conclusie kwamen, dan de beide eerste ge neesheeren, welk effect zou die tweede keuring dan kunnen hebben Waarom zou men aan die tweede keuring meer waarde moeten hechten, dan aan de eerste? Maar bovendien, de commissie van fabricage, gebonden aan het door Uwe Ver gadering vastgestelde Werkliedenreglement, zou die geneeskun dige verklaring eenvoudig naast zich hebben neer te leggen, omdat zij immers niet anders dan krachtens een van twee door den Directeur van Gemeentewerken aangewezen stads geneesheeren afkomstige verklaring, tot de aanstelling van een vasten werkman kan overgaan. Neen, herkeuring is alleen mogelijk, wanneer zij niet alleen in de verordening is neer gelegd, maar daarbij tevens de gevolgen welke aan de her keuring zullen verbonden zijn, geregeld zijn. En daarom zijn wij dan ook zoo ver gegaan als onder vigeur van het bestaande reglement maar mogelijk was, door aan de beide door den Directeur van Gemeentewerken aangestelde stads geneesheeren te verzoeken de beide werklieden nog eenmaal te keuren, en na te gaan of zij wellicht bij een herhaald, zeer nauwgezet onderzoek tot een ander resultaat zouden kunnen komen. Dan immers had met de verordening in de hand hunne vaste aanstelling alsnog kunnen plaats hebben. Maar aan andere geneesheeren kon die keuring niet worden opgedragen en al ware dit geschied, dan had zij toch geen effect kunnen hebben, omdat hun advies, ook al had het van het eerst uitgebrachte afgeweken, toch nimmer in de plaats daarvan had kunnen treden. Nu evenwel de beide stadsgeneesheeren bij hun tweede onderzoek tot dezelfde conclusie kwamen, als bij het eerste, bestaat geen andere mogelijkheid dan zich bij die conclusie neer te leggen. Wij geven u dan ook andermaal in overweging adres santen in hun verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden geeft eerbiedig te kennen, ondergeteekenden, J. Crama en J. Trouwee, beiden ongeveer zes jaren als los werkman in dienst der gemeente zijnde, (waarvan drie jaren onafgebroken,) dat door hen den Directeur van Gemeentewerken schrifte lijk kennis gegeven is, dat zij na medisch onderzoek onge schikt zijn bevonden om als vast werkman te worden aan gesteld. dat adressanten tot hun groote teleurstelling hiervan ken nis hebben genomen, omdat zij zich niet bewust zijn ooit lichamelijk iets te hebben mankeert. Op grond van dit voor hen ongunstig medisch onderzoek, hebben adressanten zich ieder persoonlijk laten keuren door de Dr. Weebers en Schreuder, van welk onderzoek hierneven gaat de schriftelijke uitkomsten. Eerstgenoemde adressant Crama heeft zich zelfs laten onderzoeken door Professor Nolen en is volkomen geschikt bevonden. Waarnu blijkt dat de medische verklaringen lijnrecht tegenover elkander staan, en het hier voor adressanten de brood vraag betreft, (de eerste is gehuwd en heeft een talrijk gezin, de tweede is kostwinner voor zijn hoogbejaarde ouders,) wenden zij zich tot Uw College met het dringend verzoek alsnog tot een herkeuring te willen besluiten. Ter toelichting diene nog, dat J. Crama reeds de gevolgen van zijn afkeuring ondervonden heeft, daar er patroons zijn welke hem juist om deze redenen niet in hun dienst willen nemen. Hopende op een voor hen gunstige beslissing 't w;elk doende de adressanten: J. Crama. Leiden, April 1907. J. Trouwee.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 2