110 DONDERDAG 18 APRIL 1907. zoodat daarin op het oogenblik geen onderwijs wordt gegeven. Nu is het altijd nog de vraag, of wij ons hebben te be moeien met een cursus, waaraan alleen de leden van de politievereeniging kunnen deelnemen. Bovendien is tot op dit oogenblik van de zijde van die vereeniging nog geen verzoek tot ons gekomenof wij ons op een of andere manier daar voor willen interesseeren. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XVI. Vaststelling van het plan van uitbreiding der gemeente. (Zie Ing. St. n°. 80). De Voorzitter. Het lijkt mij zeer gewenscht, dit punt tegelijk te behandelen met het volgende punt van onze agenda: XVII. Voorstel tot uitvaardiging van een bouwverbod als bedoeld in art. 27 der Woningwet. (Zie Ing. St. n°. 80). De heer van der Elst. M. d. V. Met belangstelling heb ik gezien, dat Burg. en Weth. hebben voldaan aan den wensch van den Inspecteur van de Volksgezondheidom in het uit breidingsplan de terreinen aan te geven, welke voor volkspark en sportterreinen bestemd zijn, maar de wijze, waarop Burg. en Weth. daaraan hebben uitvoering gegeven, heeft mij niet geheél bevredigd. Ik lees hier in de toelichting op blz. 54: »Aan het bezwaar, dat op het uitbreidingsplan geen terreinen voor volksparken, sport- en speeltuinen zijn aangewezen, is thans in zooverre tegemoetgekomen, als op het plan bij een viertal aan de gemeente toebehoorenderuime en gunstig gelegen terreinen is aangeteekenddat deze c. q. voor de hier bedoelde doeleinden in aanmerking zouden kunnen komen." Nu vind ik deze uitdrukking »in aanmerking zouden kunnen komen" zeer vaagen ik meendat wanneer het later op toepassing aankomt, daardoor misverstand zou kunnen ontstaan. We hebben met het Van der Werfpark al genoeg leergeld betaald, dat we nu wel wat voorzichtiger mogen zijn dat terrein is van het begin af als aangewezen geweest voor volkspark, maar we hebben gezien, hoe we het langzamer hand zijn kwijtgeraakt, doordat het voor het grootste deel is ingenomen door een groot en leelijk gebouw. Nu komen 4 terreinen in aanmerking 4e het terrein achter het Terweepark 2é het terrein over de Van Disselbrug; 3e het Schuttersveld; 4e het Raamiand. Wanneer we nu 1 en 2 openlieten voor eventueele gemeente gebouwen, of voor gebouwen, die het rijk zou willen stichten, dan zouden 3 en 4 gereserveerd kunnen blijven voor open terreinen. Ik heb dan ook de eer, de volgende motie voor te stellen: »De Raad: gezien het door Burg. en Weth. ingediende gewijzigde uit breidingsplan der gemeente; van oordeeldat in de toekomst rekening moet worden gehouden met de behoefte aan open terreinen in verschillende gedeelten van de gemeente, besluit, dat het Schuttersveld en het Raamiand niet zullen worden bebouwd, opdat deze gemeenteterreirien eventueel kun nen worden ingericht tot volksparksportterreinen enz. gaat over tot de orde van den dag." De Voorzitter. Er is geen bezwaar orh deze motie tegelijk met dit punt van de agenda te behandelen, maar wanneer zij mocht worden aangenomenzal het eerste punt van de voordracht een wijziging moeten ondergaan. De discussies kunnen dus wel plaats hebben tegelijk met het uitbreidingsplanmaar de stemming moet er aan voor afgaan. De motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Korevaar. M. d. V. Het is mij niet duidelijk wat de heer van der Eist met de voorgestelde motie beoogt. Wan neer het voorstel van Burg. en Weth., zooals dat nu luidt, wordt aangenomen, dan heeft de gemeente ten allen tijde de beschikking over 4 terreinendie in haar bezit zijnen kan daar, als zij dat wenscht, sportterreinen van maken. Maar nu vindt de heer van der Eist dit geen voldoende waar borg en wil nu alvast 2 terreinen voor speelterreinen bepaald aanwijzen. Maar ik geloof niet, dat wij daar veel verder mede zouden komen, want het zou wel kunnen zijn dat het ons naderhand wenschelijk voorkomt, die terreinen in te ruilen voor andere, die gunstiger gelegen zijn, of wel voor doel einden nog meer in het belang der Gemeente zouden kunnen worden gebruikt; ik twijfel niet, of de Raad zou dan zeker op zijn vroeger besluit terugkomen. Wanneer het voorstel wordt aangenomen, zooals het hier ligt, dan heeft de Raad altijd het recht, om twee van die vier terreinen voor speelterreinen te bestemmen. De Voorzitter. Mag ik even opmerken, dat in de motie niet staat, dat de terreinen voor speelterreinen zullen worden bestemd, maar er staat alleen: «rekening te houden met de behoefte aan open terreinen". Het blijkt echter wel eenigs- zins uit de toelichting, die de heer van der Eist daarbij ge geven heeft. De heer Fockema Andrew. M. d. V. Het is mij nog niet volkomen duidelijkwelk practisch effect de motie van den heer van der Eist kan hebben. Stel, dat Burg. en Weth. op een goeden dag tot de conclusie komen, dat het wenschelijk is, op een terrein het een of ander gemeentegebouw te zettenen dat zij dan daartoe een voorstel bij den Raad indienendan staat het den Raad vrijom in strijd met een vroeger besluit dit voorstel aan te nemen en zoodoende dat terrein te bestemmen voor het een of ander gebouw. Wanneer de heer van der Eist maatregelen wil nemen, om dat terrein nu reeds daarvoor in te richten, dan zijn wij eenigszins gebonden, omdat wij dan die kosten hebben ge maakt, maar zooals de motie nu luidt, kan zij nooit eenig practisch effect hebben. Een bouwverbod aan derden heeft effect, een bouwverbod aan ons zelf niet; dit kunnen wij elk oogenblik weer intrekken door een tegenovergesteld besluit. De heer van der Elst. M. d. V. De heer Korevaar heeft de mogelijkheid genoemd, dat er misschien andere terreinen te vinden zouden zijn, die beter voor dat doel geschikt zou den zijn, maar ik geloof dat dat wel wat optimistisch gere deneerd is; ik kan mij hier in de gemeente geen terreinen voorstellen, die daar beter voor in aanmerking zouden kun nen komen. Maar de heer Korevaar erkent althans, dat de door mij genoemde terreinen beschikbaar zullen blijven voor volkspark; dit is dus al minder vaag dan »in aanmerking kunnen komen". lk voel wel iets voor de opmerking, die de heer Fockema Andrese heeft gemaakt, dat mijn motie geen practisch effect zal hebben in de toekomst, en ik ben dan ook bereid mijn motie in te trekken, wanneer de Raad meent, dat de op vatting van den heer Fockema Andreae de juiste is. Het is mij voornamelijk te doen geweest, om de zaak hier ter sprake te brengen, en haar niet zonder discussie te laten doorgaan. Ik trek dus mijne motie in. De Voorzitter. Ik meen dat in de woordendie op blz. 54 van de toelichting staanhetzelfde ligt opgeslotenwat de heer van der Elst met zijn motie wenscht te bereiken: dat die 4 terreinen eventueel in aanmerking kunnen komen. Aangezien de heer van der Elst zijne motie heeft inge trokken, maakt zij verder geen onderwerp van beraadsla ging uit. De heer Stigter. M. d. V. Ik zou wel eenige inlichtingen willen vragen naar aanleiding van de aanwijzing van de plaatsen, waar eventueele hinderlijke industriën zich kunnen vestigen. Men wil dat nl. voor elk geval afzonderlijk beoordeelen; dat mag nu wel zeer gewenscht zijn, maar aan den anderen kant missen de belanghebbenden eiken leiddraad bij de over weging hoe zij aan de wenschen van de gemeente en aan hun eigen wenschen kunnen voldoen. Stel bijv. dat iemand, die van plan is zijn hinderlijke industrie te verplaatsen, alvast een stuk land koopt, om daar later zijn industrie op te vestigen. Wanneer nu naderhand bepaald'wordt, dat op dat stuk land geen hinderlijke industrie mag worden opgericht, dan zou dat volgens mij een groote onrechtvaardigheid zijn. Ik zou met deze opmerking de meening wenschen uit te lokken van den Wethouder van Fabricage omtrent de eventu eele plaatsen in deze gemeente, waar dergelijke inrichtingen mogen worden gevestigd. De heer Korevaar. M. d. V. Ik kan den heer Stigter daarop antwoorden, dat vroeger, o. a. bij het ontwerpen van het abattoir, ook reeds de kwestie ter sprake is gebracht, of de gemeente niet een verordening moest maken, waardoor zij bedrijven, vallende onder de Hinderwet, op een bepaalde plaats kon doen uitoefenen. Maar steeds is dit plan afgestuit op onoverkomelijke bezwaren in de uitvoering. In de eerste plaats zou de gemeente zelf land moeten hebben of daartoe aankoopenom dat voor dit doel te kunnen aan wijzen. Want het zou toch niet aangaan, het eigendom van enkele ingezetenen daartoe te bestemmen. Dat zou eene groote onbillijkheid zijn, daargelaten nog de vraag, of de Gemeente weer niet onbillijk werd tegenover belendende eigenaren, wanneer zij haar eigen land had. Maar in de tweede plaats is het een groot bezwaar, om al die ingezetenen, die een hinderlijk bedrijf uitoefenen (tegenwoordig wordt er al gepro testeerd wanneer iemand een hoefsmederij wil oprichten naar buiten te verwijzendie menschen komen dan voor zeer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 4