64 N°. 104. Leiden, 23 April 1907. Naar aanleiding van de u bekende motie van den heer Meuleman betreffende de oprichting van een fonds voor ge meente-ambtenaren ter bestrijding van buitengewone uitgaven in geval van ziekte, werd door ons bij ons praeadvies van 21 November 1906, opgenomen onder n°. 286 der Ingekomen Stukken, voorgesteld, alvorens deze zaak aan het nader onder zoek van een deskundige te onderwerpen, in beginsel te be slissen of al dan niet tot de oprichting van een fonds als door den beer Meuleman bedoeldzou worden overgegaan. Bij de behandeling van dat voorstel in u we vergadering van 27 December 1906 werd door ons de opdracht aanvaard te onderzoe ken in hoeverre bij andere gemeenten de neiging zou bestaan om deze zaak intercommunaal te regelen. Een beslissing dat de gemeente deze verzekering irr geen geval alleen ter hand zou nemen, wilde Uwe Vergadering destijds nog niet. Daaromtrent zou eerst behoeven te worden beslist, wanneer het resultaat van het in te stellen onderzoek in andere gemeenten zou bekend zijn. Ter voldoening aan de ons gegeven opdracht hebben wij ons in verbinding gesteld met de gemeentebesturen van de acht grootste gemeenten in deze provincie Na een beknopte uiteenzetting van de zaak, en onder overlegging van bet door ons aan Uwe Vergadering uitgebracht praead vies, verzochten wij hun oris te willen mededeelen of het denkbeeld eener intercommunale regeling van de hierbedoelde ziekteverzekering hunnerzijds instemming vond en zoo ja, of zij dan ook bereid waren c. q. een daartoe strekkend voorstel bij den Raad hunner gemeente in te dienen. Het resultaat van dat onderzoek is nedergelegd in de ver schillende in de Leeskamer ter kennisgeving gedeponeerde brieven. Van de acht gemeenten was er slechts een, die, en dan nog voorwaardelijk, het denkbeeld in nadere overweging wilde nemen. Bij geen der anderen vond het instemming. Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, de grootste, schrijven »dat ons college vooralsnog geen aanleiding beeft het stichten van een bijzonder ziekenfonds met het oog op de in uw schrijven bedoelde gevallenwaarin sanatorium- verpleging of andere buitengewone behandeling noodig is, in overweging te nemen." Zij deelen de door ons college aan gevoerde bezwaren en wijzen er op dat zelfs in Rotterdam met zijn groote schaar van ambtenaren aan het bestaan van zoodanig »fonds tot dusverre geen behoefte (werd) gevoeld." Het gemeentebestuur van den Haag schrijft eenvoudig, dat het denkbeeld van intercommunale ziekteverzekering van gemeente-ambtenaren bij hen geen instemming gevonden heeft. Delft en Gouda achten met ons de bezwaren grooter dan de voordeelen; Schiedam vereenigt zich met onze conclusie; Vlaardingen heeft tegen een intercommunale regeling ernstige bezwaren; en Gorinehem acht deze verzekering onnoodig. Alleen Dordrecht verklaart zich bereid om de deelneming in ernstige overweging te nemen, wanneer het door ons in gesteld onderzoek de mogelijkheid en wenschelijkheid eener dergelijke gemeenschappelijke regeling zal hebben aangetoond. Het blijkt dus, dat aan een intercommunale regeling van de hierbedoelde ziekteverzekering voorloopig niet behoeft te worden gedacht. Maar tevens moet het u duidelijk zijn, dat de uitslag van het; ingestelde onderzoek ons nog slechts ver sterkt heeft in onze meening dat ook onze gemeente niet tot de stichting van een fonds als door den heer Meuleman bedoeld, behoort over te gaan. Waar een zooveel grootere gemeente als Rotterdam onze bezwaren deelt en de behoefte aan zulk een fonds nog niet gevoeld heeft, daar kan daarvoor in een gemeente als de onze toch zeker te minder reden bestaan. Op grond van de vroeger door ons aangevoerde motieven geven wij u dan ook andermaal in overweging te beslissen, dat niet tot de oprichting van een gemeentelijk ziekenfonds, als door den heer Meuleman bedoeld, zal worden overgegaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 105. Leiden, 24 April 1906. Bij Uwe Vergadering kwamen de beide volgende adressen in: 1°. Een verzoek van het Bestuur der Leidsche Varkensslach- tersvereeniging om op een kaartje dat recht geeft om een geheel geslacht varken te doen wegen, ook een half varken te mogen doen wegen; 2°. Een verzoek van den paardenslager J. Riethoven om ook de paardenslagers in de gelegenheid te stellen voor het wegen van paarden boekjes van 100 bonnen voor vijftien gulden te koopen. Aangezien beide adressen wijziging beoogen van de ver ordening van 12 Juli 1906, «regelende de heffing van belastin gen voor het gebruik van het Openbaar Slachthuis'' kunnen zij gevoegelijk gelijktijdig worden behandeld. De in het eerstbedoeld adres ontwikkelde grief komt der commissie voor het openbaar slachthuis alleszins gegrond voor. Waar men een geslacht varken, dat nog in zijn geheel is, tegen afgifte van een bon voor 0.10 kan laten wegen, daar gaat het niet aan dat menook al is men in het bezit van zulke bons, f 0.15 zou moeten betalen voor de helft van een geslacht varken. Waar echter de helft van een geslacht varken niet onder het tarief van art. 2 sub IVc kan worden begrepen maar als «vleesch" onder het tarief, vermeld sub V valt, zal, om aan den vvensch der vereeniging tegemoet te komeneerstgenoemde bepaling aldus moeten worden aangevulddat achter de woorden »voor een geslacht varken" alsnog gelezen worde: »of de helft daarvan aan één stuk". Ook het tweede verzoek behoort naar de commissie meent, te worden ingewilligd. Wel spreekt adressant minder juist van boekjes, bevattende 100 bons, welke voor f 15 zouden verkrijgbaar zijn, maar een leit is het, dat voor het wegen van runderen (stier, os, koe) bonboekjes met 50 bons ver krijgbaar zijnterwijl voor het wegen van paarden dergelijke boekjes 1ot dusver niet verkrijgbaar zijn. Hiervoor nu schijnt ook ons geen gegronde reden te bestaan. En al zal dus de invoering van bonboekjes ook voor het wegen van paarden eenig financieel nadeel voor de gemeente meebrengen, zoo mag dit geen reden zijn om die faciliteit ook niet voor de paardenslagers in te voeren. Dit kan op zeer eenvoudige wijze worden bereikt door in art. 2 sub IVc te lezen, in plaats van: «voor een geslacht stuk groot rundvee (stier, os, koe)" »voor een geslacht stuk groot vee (stier, os, koe, paard)." Wij geven u mitsdien in overweging tot de vaststelling van de volgende verordening over te gaan VERORDENING!, houdende wijziging van de verordening van 12 Juli 1906regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van het, Openhaar Slachthuis, te Lelden, (Gemeentebl. n° 28) Eenig artikel. Art. 2 sub IVc van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: c. indien de belasting voor 50 dieren tegelijk vooruitbetaald wordt voor een geslacht stuk groot vee (stier, os, koe, paard) f 0 15; voor een geslacht varken of de helft daarvan aan één stuk f 0.10. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden den 13® Maart 1907. Aan den Raad der gemeente Leiden. Edel Achtbare Heeren. Ondergeteekende Bestuurders der Leidsche Varkensslachters Vereeniging, goedgekeurd bij K. B. van 14 December 1901 N°. 56 en van 20 November 1906 N°. 45 hebben de vrijheid UEdelAchtbaren het navolgende beleefd onder de aandacht te brengen »Op een kaartje, dat wordt afgegeven voor het wegen van een geslacht varken (welke kaartjes verkrijgbaar zijn gesteld ad. f 5.— de 50, alzoo 10 cent per stuk) mag alleen een geheet geslacht varken worden gewogen, terwijl voor het wegen van een half geslacht varken 15 cent moet worden betaaldalzoo Voor het wegen van een geheel Varken f 0,10. half 0,15. Redenen waarom wij U beleefd verzoeken, wel te willen toestaan, dat op een kaartje boven bedoeld, zoowel een geheel als een half varken kan worden gewogen. 't welk doende UEdelAchtbaren dienstw. dienaren P. J. II. van den Berg, Voorzitter. H. G. van Luijken, Secretaris. Aan den EdelAchtbaren Raad der Gemeente Leiden. Ondergeteekende, J. Riethoven, paardenslager, wonende St. Aagtenstraat 25 hier ter stede, heeft tot zijn groote ver wondering gehoord en gezien, dat de runderslagers, hier ter stede hun runderen, die zij ter slachting brengen op het abattoir kunnen laten wegen voor f .15 per stuk, mits die slagers een boekje met 100 bonnen koopen voor f 15. dat men voor het wegen van een runderdier of een paard f.25 per stuk betaalt; dat zulks eerie groote onbillijkheid is; dat ondergeteekende meermalen aan den directeur van het abattoir heeft verzocht ook hem een dergelijk boekje te ver- koopenmaar daar telkenmale een weigerend antwoord op krijgt;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 4