Carl Driessen.
59
Vacature van Sermondt
1*. K. H. BUIKSTRA, onderwijzer te Doorn;
2°. H. J. HARTWIJK, onderwijzer te Delft;
3°. W. PRINS, onderwijzer te Leiderdorp.
Wij verzoeken thans tot de benoemingen over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 88. Leiden, 12 April 1907.
De huur van het onlangs door de gemeente aangekochte
perceel Oude Singel no. 34 eindigt 30 April a s.
Bij nevensgaand adres wordt thans door den huurder ver
zocht, de huur onder de bestaande condities te verlengen, maar
de kosten van duinwater voor rekening van de gemeente te
nemen.
Tegen het eerste bestaat bij ons, zoo min als bij de com
missie van fabricage, bezwaar. Daarentegen meenen wij met
die commissie dat er geen enkele reden bestaat om in deze
af te wijken van den algemeen geldenden regel, dat de
huurders van aan de gemeente toebehoorende woningen zeil
hun duinwaterverbruik betalen. Immers de huurprijs van de
woning is met oog op den koopprijs en den gunstigen stand, waarop
het perceel gelegen is, niet hoog en zoo min als er dus reden
zou zijn om tot een rechtstreeksche verlaging van de huur
over te gaan, even zoo weinig reden is er om de verlaging
langs een omweg, door de kosten van het duinwater voor
rekening van de gemeente te nemen, tot stand te brengen.
Wij geven u mitsdien in overweging het perceel Oude
Singel no. 34 met ingang van 1 Mei a s. weder voor den tijd
van 1 jaar te verhuren aan J. N M. Hartwijk alhier, tegen
een huurprijs van f 198.per jaar en overigens onder de
gewone condities, welke in de huurovereenkomsten van de
gemeente zijn opgenomen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, J. N. M. Hart
wijk, wonende in het perceel Oude Singel No, 34, welk
perceel aan Uwe gemeente behoort;
dat hij aan dat perceel huur heeft tot 1 Mei 1907
dat hij dit huis gaarne zou willen blijven bewonen;
reden, waarom hij de vrijheid neemt, U te verzoeken, hem
dit huis te willen verhuren op dezelfde voorwaardenechter
met dien verstande, dat hij vrijgesteld wordt van het betalen
van duinwater.
't Welk doende,
J. N. M. Hartwijk.
Aan den Edelachtbaren Raad der Gemeente Leiden.
Leiden, 21 Maart 1907.
N°. 89. Leiden, 12 April 1907.
Bij nevensgaand adres wordt door de Leidsche Katoenmaat-
scbappij vergunning gevraagd om voor het lossen van steen
kolen uit in de Heerengracht liggende schepen een kolen-
transporteur in te richten overeenkomstig het bij het verzoek
overgelegde plan. Noch bij de commissie van fabricage noch
bij ons college bestaat tegen de inwilliging van dit verzoek
bezwaar.
Waar echter twijfel niet geheel is uitgesloten of wij hier
te doen hebben met een overgang over den weg, waarvoor art.
7 der Bouwverordening de vergunning van Uwe Vergadering
eischt, dan wel met een eenvoudig innemen van gemeente
grond (ten behoeve van den transporteur) en spannen van
electrische draden over gemeentegrond, waartoe krachtens de
verordening op het gebruik van gemeentewerken en bezit
tingen met een vergunning door ons college zou kunnen
worden volstaan, daar hebben wij gemeend den veiligsten weg
te moeten kiezen en de beslissing omtrent het al-dan-niet-
verleenen der gevraagde vergunning aan Uwe Vergadering te
moeten overlaten.
Mitsdien geven wij U in overweging aan de Leidsche Katoen
maatschappij voorheen De Heyder Co., tot wederopzeggens
en behoudens rechten van derden, vergunning te verleenen
tot het inrichten van een transporteur voor het lossen van
steenkolen uit in de Heerengracht liggende schepen, overeen
komstig het ingediende plan, onder voorwaarde
1°. dat de walmuur, waarop de ijzeren staander zal worden
opgericht, over door Burg. en Weth. nader aan te geven
breedte zal worden vernieuwd. De constructie van dezen op
palen te fundeeren nieuwen walmuur zal moeten zijn ten
genoegen van Burg. en Weth.
2°. dat met de vervaardiging en monteering van den trans
porteur, voor zoover deze op gemeentegrond staat of gemeen
tegrond overbrugt, niet mag worden aangevangen alvorens
de betreffende détailteekeningen door Burg. en Weth. zijn
goedgekeurd
3°. dat ook de uitvoering van de sub 2 genoemde onder-
deelen van den transporteur geschiede ten genoegen van Burg.
en Weth. en zoo noodig in overleg met en volgens aanwij
zing van den Directeur van Gemeentewerken;
4°. dat alle maatregelen zullen worden opgevolgd, die Burg.
en Weth. in het belang van de openbare veiligheid noodza
kelijk mochten voorkomen;
5°. dat daags vóór den aanvang der werken daarvan kennis
worde gegeven op het Bureau van Gemeentewerken;
6°. dat deze vergunning vervalt wanneer daarvan vóór 1
Januari 1908 geen gebruik is gemaakt
en onder bepaling dat- wegens het hebben van dit werk
dezelfde recognities aan de gemeente zullen worden betaald
als krachtens art. 3 sub 24°, 35° en 39° der verordening van
17 Februari 1898 (Gem.BI. n°. 7) gewijzigd bij verordening
van 14 November 1901 (Gem.BI. n°. 13) aan de gemeente zouden
verschuldigd zijn, indien daartoe krachtens die verordening
door ons college vergunning verleend ware.
Tevens geven wij U in overweging ons te machtigen tot het
doen rooien van den boom op de Heerengracht, welke bij in
williging van het verzoek vermoedelijk zal moeten vallen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: de Leidsche
Katoenmaatschappij, voorheen de Heijder Co., Fabrikante
alhier
dat zij voor het lossen van steenkolen uit de in de Heeren
gracht liggende schepen gaarne zoude inrichten een kolen-
transporteur, zooals op bijgaande teekening is aangegeven
Zij wendt zich daarom toe UEd. Achtbare met het eerbiedig
verzoek Uwe toestemming wel te willen verleenen tot het
oprichten van een toestel als bovengenoemd.
't Welk doende,
De Leidsche Katoenmaatschappij
voorheen De Heyder en Cie.