GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 57 IKCiEKOIIEIl STUKKEN. N°. 82. Leiden, 10 April 1907. Bij nevensgaand adres wordt u door het Hoofdbestuur van den Algemeenen Nederlandschen Politiebond verzocht van de gemeente een subsidie te mogen ontvangen voor de instand houding van het examen ter verkrijging van een door den Bond verstrekt diploma van bekwaamheid als politie-beambte. Het komt den Voorzitter van ons college, tevens Hoofd der Politie, voor dat er voor inwilliging van dit verzoek wel ter men aanwezig zijn. Het kan toch niet worden ontkend, dat alles wat een goede opleiding van den politie-beambte kan be vorderen tevens aan het gemeente-belang ten goede komt. En de tijd is zeker niet ver meer, dat zoowel bij de aan stelling als bij de bevordering van politieagenten zeer zeker met het bezit van het hierbedoelde diploma zal worden reke ning gehouden. Wij sluiten ons geheel bij het gevoelen van den Voorzitter van ons college aan. Waar Uwe Vergadering bij het vast stellen van de loopende begrooting op ons voorstel besloot aan de Nederlandsche Vereeniging voor Gemeentebelangen wegens het door haar afgenomen examen voor adspirant- gemeente secretaris, een jaarlijksche subsidie te verleenenmeenen wij dat er evenzeer reden bestaat om ook den Algemeenen Ne derlandschen Politiebondwaar hij in dezelfde richting werk zaam is, met een geldelijke bijdrage te steunen. Overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter van ons college geven wij u dan ook in overweging aan adressant tot wederopzeggens toe een jaarlijksche subsidie te verleenen van 50.— en tevens door vaststelling van bijgaanden staat van af- en overschrijving dit bedrag voor dit jaar te onzer beschikking te stellen. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog ƒ2313. beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen: Jan Pelletier Engelman te Heerenveen en Willem Lodewijk Hendrik Koster Henke te Amsterdam (le Helmersstraat 143) in hunne hoe danigheid, respectievelijk van President en Secretaris van het Hoofdbestuur van den Algemeenen Nederlandschen Politiebond, waarvan de Statuten laatstelijk zijn goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 1 Maart 1904, no. 14; dat in 1899 door de Algemeene Vergadering van genoemden Bond besloten werd tot de instelling van eene Commissie van onderzoek naar de bekwaamheid van personen, die in aan merking wenschen te komen voor het verkrijgen van een diploma, waarin verklaard wordt, dat de bezitter getoond heeft de vakkennis te bezitten, die voor den Politiebeambte nood zakelijk geacht wordt, waarop bij gebleken meerdere bekwaam heid door de Commissie een aanteekening geplaatst kan worden, waarin verklaard wordt, dat de gediplomeerde op het examen getoond heeft voldoende vakbekwaamheid te bezitten om zelfstandig te kunnen optreden dat in 1900 dit examen voor het eerst gehouden is en vervolgens ieder jaar heeft plaats gehad; dat in 1903 in de Statuten is opgenomen, dat de Bond eens of meermalen per jaar gelegenheid geeft om voor eene door het Hoofdbestuur te benoemen Commissie zich te onderwerpen aan een onderzoek naar bekwaamheid voor politiebeambte tot het verkrijgen van een politiediploma dat in 1903 in antwoord op een desbetreffende vraag van Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken door het Hoofdbestuur van den Bond bericht is, dat gaarne het examen-programma aan de goedkeuring van de hoofden van de Departementen van Binnenlandsche Zaken en Justitie zou worden onderworpen en dat eveneens gaarne gelegenheid ge geven zou worden aan vanwege die Departementen aange wezen ambtenaren om het examen bij te wonen, met het recht verschillende vragen te doen stellen; dat het examen-programma, waarvan een exemplaar wordt bijgevoegd, de bedoelde goedkeuring mocht verwerven, terwijl over de jaren 1904, 1905 en 1906 door het Rijk een subsidie van f 200 werd verleend aan den Bond als tegemoetkoming in de kosten van het examen, terwijl dat subsidie voor 1907 is bepaald op 350 dat behalve door tal van andere belangstellenden, het exa men is bijgewoond geworden door Mr. J. G. van Blom, als vertegenwoordiger van den Minister van Justitie en Jhr. Mr. J. H, J. Quarles van Ufford, als vertegenwoordiger van den Minister van Binnenlandsche Zaken en voorts door de Burge meesters van Groningen, Tilburg, Dordrecht, Zwolle, Harder wijk en Roermond; door de Hoofdcommissarissen van Politie te 's Grayenhage en te Amsterdam; door de Commissarissen van Politie te Arnhem, Middelburg, Delft en Groningen; door den Officier van Justitie te Amsterdam; door de Commissa rissen der Koningin der provincies Zuid-Holland en Overijssel, en door den Districts-Commandant der Rijksveldwacht in het derde district; dat al de genoemden zonder onderscheid hunne ingenomen heid met het examen en de wijze waarop het afgenomen werd, hebben uitgesproken dat zich met het afnemen van het examen hebben belast de volgende heeren: Jac. v. Waning, Burgemeester van Ouderkerk a/d IJssel (Voorzitter der Commissie), W. L. H. Koster Henke, Com missaris van Politie te Amsterdam (Secretaris der Commissie), B H. A, Lenderink, Commissaris van Politie te Zutphen; D. Beunder, Commissaris van Politie te Enschedé; J. J. A. de Koning, Commissaris van Politie te Harderwijk; P. Stapel, Commissaris van Politie te HellevoetsluisE. F. v. d. Lugt, Commissaris van Politie te Hoorn; A. Nijhoff, Commissaris van Politie te Amersfoort; J. de Fouw, Commissaris van Po litie te Nijmegen; E. H. Grefe, Inspecteur van Politie te Gro ningen; en J. W. Felix, Inspecteur van Politie te Delft, ter wijl als plaatsvervangende leden zijn opgetreden de heeren W. N. van Garderen, Commissaris van Politie te Gouda en L. H. Soentjes, Hoofdinspecteur van Politie te Tilburg; dat geregeld na afloop van het examen een verslag wordt uitgebracht en gepubliceerd; dat in 1900 werden werden verwierven behaalden geëxamineerd: afgewezen diploma: diploma met aant. 23 4 5 14 In 1901 40 4 20 16 1902 79 20 36 23 1903 96 28 50 18 1904 101 28 50 23 1905 130 33 51 46 1906 267 74 101 92 Totaal736 191 313 232 dat de kosten van het examen, aan drukwerken, adverten ties; porto's, reis- en verblijfkosten van de Commissie, zaal- huur, enz. hebben bedragen: in 1900 188 23 1901 229 20 1902 478.05 1903 667.55 1904 694.26 1905 779.40 1906 1499.— Totaal f 4535.59 terwijl de bijdragen van de deelnemers bedroegen: in 1900 f 42.— 1901 66. 1902 160.— 1903 216. 1904 192. 1905 258.— 1906 528. Totaal 1462. Blijft f 3073.59 waar van af te trekken is de in '04', 05 en '06 genoten subsidie 3 X 200 600, Blijft aan kosten voor den Bond f 2473.59 dat de uitgaven van 1907 geschat worden op ƒ1900.— omdat het vermoeden voor de hand ligt, dat het aantal deel nemers aan het examen evenredig zal blijven stijgen; dat de ünantieele toestand van den Bond, mede tengevolge van het gratis verspreiden van nuttige boeken en geschriften onder de leden, niet gunstig te noemen is, waarom de Bond zich zulke groote uitgaven ten behoeve van het examen niet zal kunnen blijven getroosten; dat het examen eene instelling genoemd mag worden, waarbij een hoog algemeen belang betrokken is. In de eerste plaats toch is het noodzakelijk, dat de politieman die anderen moet verbieden wat de wet verbiedt, zelf op de hoogte zij van de bepalingen der wet, terwijl door het bezit van het diploma de algemeene vakbekwaamheid der politie wordt verhoogd. In de tweede plaats verstrekt dit diploma de gelegenheid om uit de beambten der politie hen te kiezen voor eene vacature, die door het bekomen daarvan getoond hebben, dat het hun ernst is met hun werkkring en die de bekwaamheid bezitten, voor de plichtsvervulling der politie onmisbaar; dat dan ook het groote nut van het examen wordt erkend door de onderscheidene gemeentebesturen, die een verhooging van jaarwedde hebben verbonden aan het bezit van het di- n

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 1