DONDERDAG 28 MAART 4907.
95
die het algemeen belang tracht te dienen, het kleinere parti
culiere belang getroffen; maar wij moeten die beide belangen
tegen elkaar afwegen, en als wij dan zien, dat het algemeen
en openbaar belang overwegend meer wordt gediend dan het
kleinere particuliere belang wordt benadeeld, dan mogen wij
er niet tegen opzien de kleinere belangen te schaden om het
algemeen belang te bevoordeelen en te bevorderen.
Mijnheer de Voorzitter! Uit dien hoofde beveel ik dan ook
aan den Raad mijn voorstel aan. Ik hoop dan ook, dat het,
zoo noodig verbeterd, zal worden gesteund en in behandeling
zal komen.
De Voorzitter. Ik wil eene opmerking maken aan het
adres van den laatsten spreker over de toelichting, die hij
tot zijne motie gegeven heeft. Die toelichting heeft mij in zeker
opzicht teleurgesteld. Ik dacht dat de geachte spreker de voor
keur gaf aan het tot stand komen van een verordening, waarbij
tegelijkertijd geregeld werd de arbeidsduur van het personeel
en een algemeen sluitingsuur van winkels. Nu bedoelt de geachte
spreker die voorstellen op zich zei ven te doen behandelen daarom
stelt hij afzonderlijk voor, regeling van den arbeidsduur van het
personeel, en afzonderlijk vaststelling van een sluitingsuur van
winkels. Dit acht ik geen praktische en regelmatige wijze van
voorstellen. Immers, zooals het nu voorligt, is het voorstel van
den geachten spreker van verdere strekking dan het verzoek van
jLeidens Belang'', dat alleen vraagt vaststelling van een sluitings
uur bij verordening. Nu dacht ik, dat de geachte spreker
meendedit verzoek gaat mij niet vei' genoeg en daarom voeg ik
er nog bij: regeling van den arbeidsduur van het personeel. Zóó
opgevat moest het voorstel van den heer Fokker in stemming
komen vóór het verzoek van »Leidens Belang" maar, gelijk
hij het thans in tweeën splitst, wordt het tweede gedeelte over
bodig, want het doel van dit gedeelte van het voorstel kan ook
bereikt worden door te stemmen voor het verzoek van »Leidens
Belang" hetwelk te dien aanzien den voorrang heeft. Blijft
dus alleen over het voorstel van den heer Fokker, om bij
verordening den arbeidsduur der winkelbedienden te regelen.
Dat is geen logisch stelsel. Men kan voorstellen het sluitingsuur
bij verordening te regelen, en daar vóór den arbeidsduur, maar
niet alleen den arbeidsduur zonder de sluiting, want dan blijven
de winkels open, en het personeel heeft rust! Zooals het
voorstel hier ligt, geloof ik, dat het stelsel van den geachten
voorsteller is om het te doen beschouwen als één geheel,
zoodat bij aanneming de Raad zou vaststellen één verordening
regelende zoowel den arbeidsduur als het sluitingsuur.
De heer Fokker. M. d. V. Zooals U terecht opmerkt, is het
mijne bedoeling dat in ééne verordening zullen worden geregeld
beide onderwerpen. Ik heb die onderwerpen afzonderlijk naast
elkander gezet, omdat ik bevreesd was, dat wellicht enkele
leden die huiverig zijn om een sluitingsuur vast te stellen,
wel iets voor het personeel willen doen. Mijn krijgt dan een
stemming over a en b; wanneer a werd aangenomen dan was
dit alvast gewonnen, dan kon men b altijd nog verwerpen.
De Voorzitter. Dat kan toch niet. Alleen bij motie aan
nemen, dat het sluitingsuur bij verordening zal worden
vastgesteld, is stemmen over het verzoek van »Leidens Be
lang". U kunt uw voorstel niet in stemming krijgen dan
door beide onderwerpen in een en dezelfde verordening op
te nemen. Ik zou niet weten hoe zij, die tegen een sluitings
uur zijnwel zouden kunnen zijn voor een regeling van den
arbeidsduur van het personeel. Ik kan alleen in stemming
brengen uw voorstel, Waarbij eene regeling wordt gevraagd èn
van arbeidsduur èn van winkelsluiting. Wanneer U uw plan
wilt doorzetten, dan zoudt u twee moties moeten voorstellen
een betreffende den arbeidsduur van het personeel, en een
betreffende het sluitingsuur. Die tweede motie zou echter
geen reden van bestaan hebben, omdat dan in stemming kan
worden gebracht het verzoek van «Leidens Belang", wat
precies hetzelfde verlangt.
De heer Fokker. M. d. V. Dan wijzig ik mijn voorstel in
dien zin dat ik daarvan laat vervallen sub b.
De Voorzitter De heer Fokker wijzigt zijn voorstel in dien
geest, dat daaruit vervalt sub b. Er wordt dus nu nog alleen
in het voorstel gevraagd den arbeidsduur van personeel, werk
zaam in winkels en magazijnen, bij verordening vast te stellen.
Het voorstel wordt niet ondersteund en maakt derhalve geen
onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Fockema Andreae. De heer Aalberse is deze dis
cussie begonnen met laat ik maar zeggen een kleine veeg
aan de oud-liberalen. Hij zeide: het advies van de Kamer van
Koophandel is zoowat het advies van oud-liberalen. Daar heeft
men tegenwoordig ongeveer alles mede gezegd. Is iets oud
liberaal, dan is de zaak veroordeeld. De heer Fokker heeft
het daarna nog eens herhaald.
Intusschen heeft de heer Aalberse er op doen volgen: het
praeadvies van Burg. en Weth. begint er iets meer naar te
lijken, dat gaat uit van het standpunt, dat men de vrijheid
mag beperken op gronden aan het algemeen belang ontleend.
Nu zou ik wel eens willen zien, dat de heer Aalberse ons
aanwees een oud-liberaal, die ontkent dat men de vrijheid
mag beperken op grond van het algemeen belang. Ik geloof
dan ook dat die tirade meer was de aanloop van de rede van
den heer Aalberse, zooals dat wel meer voorkomt, en dat de
geachte spreker zelf niet zooveel waarde aan die woorden zal
hechten De oiid-liberalen ik weet niet, of ik oud-liberaal
ben, ik ben nog al bejaard en ik ben liberaal behoeven
zich de schimpscheuten, die zij tegenwoordig nog al eens
krijgen, niet aan te trekken, naar ik meen. Zij krijgen die soms
zelfs van een kant, waar men om den vrijheidszin van de oud
liberalen te denigreeren, wel moet vergeten wat men zelf
daaraan heeft te danken.
En ik ben niet bang voor de toekomst der liberalen, zoo
lang de voorliefde voor de vrijheid bij hen een hoofdbe
ginsel blijft. Bedrieg ik mij niet, dan zijn er wel kringen,
die met eenige geringschatting over dat liberale vrijheidsbe
ginsel spreken, als zij er belang bij hebben den een of anderen
dwang ingevoerd te krijgen, maar die op andere oogenblikken
die vrijheid toch zeer op prijs stellen, als zij zeiven vrijheid
noodig hebben En dan weten zij zich wel weer op dit be
ginsel van vrijheid te beroepen, en sporen zij de oud-liberalen
zelfs aan, dat vrijheidsbeginsel gestand te doen.
Maar de mode brengt tegenwoordig mede, niet voor dit
liberale hoofdbeginsel te zijn. Wie met den geest van den
tijd medegaan, houden meer van dwang ter bereiking van hun
ideaal. Zij meenen, dat de vertegenwoordigende lichamen
volkomen doorzicht en onfeilbaarheid bezitten om te door
gronden waarin het geluk ligt voor de toekomsten zij
meenen ook, dat het voor die vertegenwoordigende lichamen
plicht is zooveel mogelijk langs den weg van dwang de
maatschappij te kneden naar het ideale beelddat zij zich
voorstellen.
Nu komt het mij, om het woord van den heer Fokker te
gebruiken, niet voor, dat van Leiden de victorie voor den
dwang behoeft uit te gaan. Het is weieens andersom geweest
met Leiden, en ik acht het beter, dat van onze goede stad
de victorie blijft uitgaan voor de vrijheid. Evenwel, men
denkt er tegenwoordig anders over; men wenscht en acht
zich gerechtigd de vrijheid zeer te beperken en geeft daarvoor
dan twee gronden. Men doet het öf in het belang van de
economisch zwakken of in het algemeen belang.
Nu, van de economisch zwakken heeft men bij deze ge
legenheid maar gezwegen, omdat de kleine winkeliers nu
juist bij deze zaak niet het meeste belang hebben Die kleine
winkeliers, die hun clientele veelal vinden onder de menschen,
die zelf een langen arbeidsdag hebben en moeilijk in de
morgen- en middaguren hunne inkoopen kunnen gaan dóen,
zullen voor die sluiting zooveel niet gevoelen. De drang
daartoe gaat dan ook niet van hen uit.
Van het belang dier economisch zwakken, ter wille waarvan
men dan de vrijheid zou moeten beperken, spreekt men
dus nu niet veel. Het is nu het algemeen belang, dat eischt,
dat ten deze de vrijheid worde beperkt. Nu heb ik in de
stukken en ook in het rapport van de Kamer van Arbeid
gezocht naar een betoog, waar dan wel dat algemeen belang zit.
Maar ik erken, dat is mij niet duidelijk geworden. Mij dunkt,
dat de quaestie zoo zit. Er zijn een aantal personen, die zeg
gen wij zouden gaarne onzen winkel sluiten op een bepaald
uur, maar indien wij dit doen en anderen doen het niet,
dan zullen wij daardoor schade lijden in onze beurs. Nu zou
ik zeggen: wanneer men anderen wil dwingen in het belang
van personen, die meenen, dat zij in hun beurs door vrije
concurrentie schade zullen lijdendan bevordert men het gel
delijk belang van die personen, welke dien dwang eischen
maar een algemeen belang kan ik hierin niet zien. Wanneer
wij in de richting, waarin men zou willen werkendoor die
gelegenheid aan de concurrenten te ontnemen, verder willen
gaan en den weg op willen, die men ons bij vervroegde win
kelsluiting aanwijst, waartoe zullen wij dan niet komen.
Voorbeelden zijn voor het grijpen. Ik zal er slechts een enkel
roemen dat hier in de stad wel eens voorkomt. Er zijn
een aantal winkeliers, die zeggenkijk, die jaarlijksche uitgaaf
voor aansluiting aan de telephoon wil ik gaarne besparen,
maar ik kan er niet buiten, want ook mijn concurrenten
zijn aangesloten. Wat zou nu eenvoudiger zijn dan eene ge
meentelijke verordening te maken, waarbij wij zeggen de
heer Aalberse schudt het hoofd, maar het is precies het
zelfde terwille van degenen, die eigenlijk de telephoon uit
de opbrengst van hun zaak niet kunnen betalen, verbieden
wij ook anderen zich aan te sluiten, dan is dit oneerlijke
middel van concurrentie weggenomen.
Nu heeft de heer de Boer gezegd, dat aan de winkeliers, die
eerder sluiten gebleken is, dat zij daarvan in het geheel geen
nadeel ondervinden, en dat anderen het doende, tot hetzelfde
resultaat zullen komen. Wanneer dit waar is, dan vervalt
ook alle reden voor dwang, want dan is daarmede de