DONDERDAG 28 MAART 1907. 103 VI. Voorstel tot verhooging van de loonen der gemeente werklieden. (Zie Ing. St. n°. 59). De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zal na de vele welsprekende redevoeringen, die we heden reeds gehoord hebben, kort zijn, want men kan van het goede ook te veel krijgen. Ik heb trouwens ook niet veel te zeggen. Tot op zekere hoogte doet natuurlijk deze voordracht mij en anderen met mij genoegen. Van 1901 al tot nu toe hebben de hee- ren van der Eist, Witmans en ik, soms met den heer van Tol, steeds getracht de werklieden aan eene betere fïnanciëele positie te hel pen, en nu, na zes jaar, zijn Burg. en Weth. eindelijk in ons vaarwater gekomen. Waar wij al die jaren de meening hebben voorgestaan, dat de loonen niet in overeenstemming waren met de loonen in andere plaatsendat die loonen lager waren dan bij particulieren, dat het laagste loon ad f 7.(58 (in banden) te laag was om bescheiden wijze met een gezin er mede rond te komen, kan men wel begrijpen, dat het ons eene voldoening is, dat Burg. en Weth. met deze voordracht zijn gekomen, ofschoon wij,' hoewel dankbaar, nog niet geheel voldaan zijn, omdat wij eene meer radicale verbetering hadden gewenscht. Het voorgestelde beteekent eigenlijk nog niet veel, maar wij worden, ik erken dit volmondig, ook hier weer gedrukt door de nachtmerrie van den ünanciëelen nood der gemeente. Ik zal dan ook niet veel moeite doen om veranderingen te brengen in de voordracht, hoe gaarne ik de positie der werk lieden meer radicaal verbeterd zie. Evenwel heb ik bemerkt, dat alle werklieden met uitzondering van de straatmakers en hunne opperliedendie door het aangenomen Werk in goeden doen zijn, bedacht worden, behalve twee personen, de schilders. Deze hebben op het oogenblik een loon van 49 cents en men zegt, dat dit loon in overeenstemming is met het geen betaald wordt in particuliere bedrijven. Maar mij is medegedeelddat ook bij particulieren het loon van een knap schilder, öf reeds gestegen is tot 20 cents, öf reeds zeer spoedig zal stijgen tot dat bedrag. En als nu Burg. en Weth. zeggen: \vaar in 1908 de timmerlieden een cent meer krijgen, zullen wij daartoe ook maar overgaan, om in een volgend jaar yerhooging te voorkomen, zou ik wel willen voorstellen het zelfde te doen voor de schilders, mannen bovendien, die wel boven het, minimum-loon mogen uitgaan. Wij hebben maar twee schilders en het zou dus de ge meente niet meer dan 1.08 per week of 56.16 per jaar kosten. Eerj financiëel bezwaar van eenige beteekenis is er dus niet e^n verbondenterwijl men bovendien de kans ontgaat een volgend jaar hun loon te moeten verhoogen, als de loonen in de schildersbedrijven stijgen. Ik kan het hierbij laten; ik hoop, dat Burg. en Weth. ge neigd zullen zijn, mijn amendement over te nemen. De Voorzitter. Door den heer Sijtsma wordt voorgesteld om uit ons voorstel sub. 1 te doen vervallen»de schilders" tengevolge waarvan ook voor de schilders het uurloon zal worden verhoogd met 1 cent. Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit De heer Aalberse. Ik zou wel eene enkele, vraag willen doen. Het uurloon van de smeden zal worden verhoogd met 1 cent, en daar bet hier slechts loopt over drie of vier per sonen, zal het bedrag der kosten tengevolge van die verhooging niet groot zijn. Nu is mij medegedeeld, dat wat de smeden in dienst der Gemeente verdienen, ver blijft beneden het bedrag, dat zij verdienen bij de Grofsmederij en bij de firma van Egmond; het verschil bedraagt tot 4 of 5 cent per uur. Ik wensch te vragen, of dit juist is. Zoo ja, dan is het ook in het belang van de Gemeente, wanneer men geschikte men sehen heeft, dat men tracht die zooveel mogelijk te behouden, zoodat zij niet om een paar centen meer naar de Grofsmederij of naar de firma van Egmond gaan. De heer Korevaar. M. d. V. Dat de heer Sijtsma en nog eenige andere loden van den Raad niet tevreden zouden zijn met de voorgestelde verhooging, dat heb ik wel gedacht. Men gaat nooit ver genoeg naar de meening van sommigen. De eischen gaan zoo hoog, dat het een zeer ondankbare taak is voor Burg. en Weth., om met een dergelijk voorstel te komen. Wij zijn echter niet dan na een nauwkeurig onderzoek en na lang beraad tot dit voorstel gekomen; de loonen zijn getoetst aan den vorm, dien wij eenmaal gesteld hebben en aan de loonen bij particulieren. Nu zegt de heer Sytsma: 6 jaren hebben wij dit al gevraagd en eindelijk hebben wij de verhooging gekregen; het blijkt dus nu, dat wij die 6 jaren niet tevergeefs hebben geroepen om loonsverhooging, want nu erkennen Burg. en Weth. dat die loonen niet in overeenstemming zijn met die van particuliere patroons; het minimum loon is zelfs lager. Men moet echter wel een vreemde in Jeruzalem zijn om niet te weten, dat in de laatste 6 jaren ook voor de werklieden in deze Gemeente, de levensstandaard, en dien tengevolge de loonen, steeds belangrijk verhoogd zijn. En als nu gebleken is, dat het verschil maar zeer miniem is, dan kom ik tot een tegenovergestelde conclusie, n.l. dat de heer Sijtsma in die 6 jaar veel te vroeg is komen vragen öm verhooging, omdat er geen reden voor was. Verder doet do heer Sijtsma het voorstel, om ook het uur loon der schilders met 1 cent te verhoogen. Ik heb echter vergeefs gezocht naar eenig motief waarop de heer Sijtsma die verhooging verdedigde. Hij zegt alleen: als de anderen wat meer krijgen, waarom moeten dan de schilders worden uit gesloten. Dat vind ik nu al een heel zwak argument. Twee jaar geleden werd door den heer van Tol voorgesteld om het loon der schilders te verhoogen, omdat de loonstandaard bij particuliere patroons met 1 cent per uur was verhoogd. De Raad is toen met dat voorstel medegegaan. Waarom heeft de heer Sijtsma toen niet gezegd: dat gaat niet, men kan voor de schilders alleen het loon niet verhoogen waarom moeten de andere werklieden dan ook geen verhooging hebben. En dat de schilders nu geen reden tot klagen hebben, geloof ik te kunnen aantoonen uit het verslag van de Kamer van Arbeid, die over de loonen van de schilders sprekende, zegt: »het uurloon is 18 cent, al wordt door een enkelen patroon aan een - enkelen werkman soms wel 49 cent gegeven." Het uurloon is dus 18 cent, een enkele krijgt weieens 19 cent. Nu hebben de schilders in dienst van de gemeente reeds 49 cent. Is er dus nu reden om weder hooger te gaan Dat gaat toch niet. De gemeente verkeert als werkgeefster in een bijzonderen toestand. Zij heeft eene groote financieele draag kracht, maar mag daarvan toch geen misbruik maken; zij heeft ook te waken voor de belangen der particuliere patroons, die zij toch ook behoorlijk belasting laat betalen. Zij mag in geen geval misbruik maken van hare bevoorrechte positie als groot wer kgeefster, omdat zij tevens is eene publieke organi satie, die tot taak heelt het welzijn van alle ingezetenen te bevorderen. Waar nu het loon volgens de officieele opgaven 48 en bij uitzondering 49 cents is, en de gemeente 49 cents plus alle voordeelen geeft, is er geen reden aan de schilders meer te geven. Maar bovendiende schilders hebben geen 19 cents; dit is wel het normale minimumloon, maar aan speciale werklieden wordt een hooger loon betaald. De eene schilder verdient dan ook 20 cents per uur buiten eene extra- belooning van f2.— in de week voor speciale diensten. Gingen wij nu dien man hooger loon gevendan zouden wij op be denkelijke wijze op den particulieren loonstandaard invloed uitoefenen. En nu zegt de heer Sytsma: bij de timmerlieden wordt toch wel een hooger loon voorgesteld, dat eerst in de toe komst bij particulieren zal worden betaald, maar hij vergeet, dat daaromtrent bij de timmerlieden tusschen patroons en gezellen een overeenkomst bestaat en bij de schilders niet. Bij de laatsten is alleen sprake van een verzoek door de ge zellen om verhooging, de patroons overwegen dat verzoek en nu zoude de Gemeente moeten zeggen: houdt op met overwegen, wij zullen bet jelui wel eens duidelijk maken. Dat noem ik een bedenkelijk antecedent, dat wij zouden stellen. Ik moet het amendement dus ernstig ontraden. Wat betreft de vraag van den heer Aalberse over de smeden, weet ik niet hoe hoog de loonen zijn bij de Grof smederij en bij van Egmond, maar de Kamer van Arbeid heeft over de loonen van de smeden het volgende gezegd: Het uurloon van de stads-werklieden wijkt niet af van dat der particulierenevenwel maken de laatsten door langeren werktijd gewoonlijk f 44 61 per week". Nu verdienen onze smeden f 10.80 en f 11.30 en met hunne overuren, dus even als bij particulieren door slangeren werktijd", maken zij f 11.80 en 12.30, resp. 0.20 en f 0.70 meer dan bij particu lieren. Ook hier bestaat m i. dus geen reden om in de smidsloonen verandering te brengen. Men moet ook niet ver geten dat onze smeden in eene bijzondere positie verkeeren. Wij hebben een paar uitstekende smeden, o. a. Annokee, die zeer hoog aangeschreven staat bij Gemeentewerken, doch deze man wordt niet eens betaald per uur; hij heeft ook een veel hooger loon. Het loon van zulke speciale werklieden is ook speciaal geregeld, zooals ook te lezen staat in het rap port der Commissie van fabricage Maar op dit oogenblik ontvangen die smeden iets meer dan het uurloon, dat bij de verordening is bepaald als minimum. In dat opzicht kan ik dus den heer Aalberse geruststellen. De heer Hasselbach. Naar aanleiding van de opmerking van den heer Aalberse over de loonen der smeden bij de firma van Egmond, doe ik opmerken, dat de loonen daar zeker niet hooger zijn dan bij de gemeente, misschien nog wel wat lager. Het uurloon bij die firma bedraagt niet meer dan 48 cent, met uitzondering wellicht voor een enkel heel knappen werkman, die dan wat meer verdient. Van de Grof smederij ken ik de loonen niet. De heer Fokker. Nog een enkel woord naar aanleiding van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 13