DONDERDAG 21 MAART 1907.
79
zijn opgekomenmaar ook hoe het verloop is geweest. En
nu zou deze verklaring, die niets behoeft in te houden dan:
de ondergeteekende verklaart, dat de persoon die vermoed
werd ziek te zijn, gezond is, niet behooren gegeven te worden
in handen van ambtenaren, omdat deze niet medisch genoeg
ontwikkeld zijnIk begrijp dit bezwaar niet.
Nu eindelijk de wensch, dat de verklaring, of in een bepaald
geval tuberculose gevaar voor besmetting oplevert, zou wor
den afgegeven door een stadsdokter. Waar omtrent het ontstaan
en de mate van besmettelijkheid van de tuberculose onder
de medici nog zulk een groot verschil van gevoelen bestaat,
daar achten wij het niet wenschelijk de behoorlijke handhaving
der verordening te doen afhangen van de wisselende gevoelens
der medici. En daarom hebben wij het constateeren van de
verschillende kwalen gelegd in handen van de gemeente
ambtenaren voorgelicht door deskundigenevenals het ver
melden van het ophouden van het gevaar wordt gelegd in
dezelfde handen. Nu zegt men, dat men daardoor iemand aan
willekeur blootstelt. Wanneer men daarvoor vreestdan ant
woord ik daarop, dat de ambtenaar voor den Kantonrechter
zal moeten bewijzen, wanneer het tot een strafvervolging
komt, dat hij al dan niet terecht het verbod heeft uitgevaar
digd. Wanneer het verbod ongerechtvaardigd blijkt, dan zal
de man niet alleen worden vrijgesproken, maar er kan door
hem wellicht ook een eisch tot schadevergoeding worden in
gesteld voor den tijd, dat hij zijn bedrijf niet heeft kunnen
uitoefenen. Ik geloof dus, dat de bezwaren tegen het artikel
te breed zijn uitgemeten en dat er voor aanneming van het
amendement van den heer Stigtervooral na de wijziging en
aanvulling die wij in het artikel hebben gebracht, geen reden
meer is.
Het amendement van den heer Stigter wordt niet onder
steund en maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Sijtsma. Ten slotte blijft dus alleen mijn amende
ment over. Dat het amendement van den heer Stigter niet
is ondersteund, kan wellicht hiervan een gevolg zijn, dat
wij langzamerhand duizelig beginnen te worden. Het blijkt
nu toch weldat men zich omtrent de toepassing van dit
artikel wonderlijk tegenstrijdige voorstellingen maakt. De heer
Fockema Andreae zegt, dat het zóó moet zijn, de heer Stigter
wil het anders, en U, mijnheer de Voorzitter, meent, dat wan
neer het proces-verbaal van den ambtenaar onjuist blijkt te
wezen, den man, die er door is benadeeld, een schadevergoe
ding behoort te worden gegeven. Dat laatste kan een lastige
zaak voor de gemeente worden. Vindt U bij nader inzien ook
niet? Dat alles bij elkander nemende, vraag ik, waar wij niet
alleen met de door mij gewraakte bepaling, maar met dit artikel
heen moeten.
De heer Fockema Andreae zegt: al komt het artikel erin,
het zal toch niet veel geven. Maar wanneer het toch niets
geeft, waarom er dan zulk een harde bepaling in gebracht?
Daarom zou ik zeggen, neem in ieder geval mijn amendement
aan en wanneer men per slot van rekening toch eene der
gelijke bepaling wil hebben, laat men dan bij afzonderlijke
verordening voor den geheeleri Keuringsdienst die bepaling
opnemenmaar niet alleen voor de melkverkoopers. Dan
zullen wij alle winkeliers treffen en dan handelen wij minder
onbillijk. Daarom moesten wij het billijkheidsargument, dat U,
mijnheer de Voorzitter, ter zijde wilt stellen, juist niet ter
zijde stellen, want rechtvaardigheid telt m. i. bij wetten en
verordeningen altijd nog 't meest.
De heer Meuleman. Ik voel mij gedrongen nog een enkel
woord te zeggen. Ik ben zeer dankbaar, mijnheer de Voor
zitter, dat U zelf zegt, dat het wel niet absoluut zeker is,
maar toch waarschijnlijk, dat er gevaar voor besmetting is.
Dat ben ik met IJ eens, en ik zou geheel met U kunnen
medegaan, wanneer hier kleine belangen in het spel waren;
maar tegenover de waarschijnlijkheid van de verordening staat
de zekerheiddat de man ongelukkig gemaakt wordt. De
melkboer, die verklaard wordt te lijden aan tuberculose met
hoesten en opgeven, die dus heeft eene open tuberculose, is
voor zijn leven op. Die tuberculose geneest niet meer; de
man wordt uit zijne zaak gestooten en kan zijn brood niet
meer verdienen.
De landlooper, die naar Veenhuizen wordt gebracht, heeft
betere behandeling, die heeft ten minste te eten. Daarom
verzet ik mij met klem tegen een dergelijke Russische bepa
ling en het zou meer dan ergerlijk zijn een dergelijke bepaling
aan te nemen.
In Nijmegen heeft men dan ook die bepaling weer uit de
verordening gelicht, omdat zij niet houdbaar was. Bovendien,
de medici wetendat zij met eene eventueele verklaring de
menschen diep ongelukkig makenbij hen zal de natuur
boven de leer gaan, en zij zullen eene verklaring afleggen,
waaraan wij niets hebben.
De heer Fokker. M. d. V. Er is nog een bezwaar, waaraan
nog niet herinnerd is. Men kan namelijk bij den Kanton
rechter een gemachtigde zenden en zelf weg blijven; dan is
het bewijs, dat men lijdende is, niet te leveren. Niet alleen
zal de bepaling dus onbillijk werken, maar hij zal niet eens
altijd kunnen worden toegepast, en het opnemen van zulk
eene bepaling acht ik allerminst gewenscht. En voorts is het
ook denkbaar, dat een dokter geen verklaring wenscht over
te leggen, omdat hij de zaak dubieus vindt. Hij wil eener-
zijds niet zeggen, dat iemand gezond is, en hij aarzelt ook
te verklaren, dat hij ziek is, omdat dan de man op straat
staat, en een positieve verklaring, 't zij van de een 't zij van
het andere, zeer moeilijk wellicht is af te leggen
Wordt nu de man, bij gemis van eene dergelijke verkla
ring toch gestraft, dan zou ik dit de onbillijkheid ten top
gevoerd achten.
De Voorzitter. Het wordt langzamerhand tijd deze be
raadslaging te beëindigen, maar toch wil ik er nog even op
wijzen, dat de filippica van den heer Meuleman tegen deze
bepaling toch inderdaad schromelijk overdreven is. De heer
Meuleman beweert, dat personen zullen worden ongelukkig
gemaakt; maar is het dan niet veel bedenkelijker voor den
gezondheidstoestand der gemeentedat personenlijdende
aan tuberculose met hoesten en opgevende stad rondgaan
met melk en ieder oogenblik de infectie kunnen overbrengen
Is het, waar wij bezig zijn eene ziekte te bestrijden, die
zulk een ontzettenden omvang heeft, en waarbij de heeren
Meuleman en Stigter zeker aan mijne zijde staan, niet be
denkelijk, eene bepaling als deze uit eene verordening te
lichten, eene bepaling, waarop tal van deskundigen met de
Gezondheidscommissie hebben aangedrongen? In haar laatste
rapport naar aanleiding van de amendementen van den heer
Sijtsma heeft die Commissie nog verklaard, dat zij het be
denkelijk zou vinden als deze bepaling verdween. Vindt men
het dan zoo wenschelijk, dat personen, lijdende aan tuber
culose met hoesten en opgeven, voortgaan melk rond te
brengenop die wijze er toe medewerkende eene ziekte te
verbreiden, die zulke ontzettende verwoestingen in ons volk
aanricht
Ik kom nu tot den heer Fokker, die meent dat de Ver
ordening nooit kan worden toegepast en zegt, dat het be
denkelijk is bepalingen neer te schrijven, die nooit kunnen
worden nageleefd. De heer Meuleman meent daartegenover,
dat de bepaling eene groote ongelijkheid en onbillijkheid zal
teweeg brengen. Terwijl de heer Fokker de bepaling wenscht
verscherpt te zien omdat zij anders nooit tot eene veroor
deeling kan leiden, is zij voor den heer Meuleman weder te
scherp. Ik kan noch de meening van den heer Meuleman
noch die van den heer Fokker deelen. Ik zeg, dat deze be
paling met omzichtigheid en beleid moet worden toegepast.
En dat zal ook hier geschieden, omdat de ambtenaren met de
handhaving der Verordening belast, personen zijn, die getoond
hebben waar het betrof de handhaving van de moeielijke
Verordening op den Keuringsdienst van eet- en drinkwaren
met beleid te kunnen optreden. Waar men nu bij de toe
passing werkt met dergelijke personen, daar kan niemand
het ook wraken, dat waar het geldt tuberculose met hoesten
en opgeveneen dergelijk verbod wordt uitgevaardigd.
De heer Fockema Andreae. De heer Sytsma heeft zoo
aanstonds gesproken over duizelingen die ons zouden over
vallen hebben. Ik ben altijd eenigszins duizelig geweest bij
het behandelen van deze Verordening in de Commissie voor
de Strafverordeningen, omdat wij daar steeds tegenstrijdige
adviezen kregen van deskundigen, in zaken waarin wij niet
deskundig waren. En wat dit artikel betreft, ik wordt hoe
langer hoe bevreesder en hoe langer hoe duizeliger, ook naar
aanleiding van hetgeen Gij, mijnheer de Voorzitter, hebt ge
zegd dat, wanneer proces-verbaal wordt opgemaakt, een ver
bod wordt uitgevaardigd door den Keuringsdienst, en de
melkverkooper dus ophoudt met verkoopen, hij dau schade
vergoeding zal krijgen van de gemeente, wanneer hij later
wordt vrijgesproken. Wanneer iemand omdat hij proces-ver
baal krijgt met zijn bedrijf ophoudt, dan is dat zijn zaak.
Maar wanneer hij meent, dat ten onrechte tegen hem gever
baliseerd is, met zijn bedrijf niet ophoudt en tenslotte
vrijgesproken wordt, dan heeft het proces-verbaal van den
ambtenaar toch geen gevolg meer. Ik word hoe langer hoe
banger voor dit artikel, zooals ik trouwens bang ben voor
de geheele Verordening, omdat ik niet precies weet, wat de
beteekenis van verschillende bepalingen is voor den melk
handel en voor den gezondheidstoestand. De heer Fokker
heeft gevraagd, hoe het zal gaan wanneer de man geen des
kundig advies krijgt. Er moet toch een deskundige zijn die
den Kantonrechter beweegt te verklaren dat de man heeft
open tuberculose. Dat moet toch een medicus zijn, wiens
verklaring op den Kantonrechter genoegzamen indruk maakt.
Wij moeten wel weten, wat wij met dit artikel doen. Ik ge
loof niet, dat er veel kans zal zijn dat de Gemeente schade
vergoeding zal moeten betalen; ik geloof ook, dat het bewijs
zoo moeielijk zal zijn te leveren, dat van het bewijzen van