78 DONDERDAG 21 MAART 1907. Strafverordeningen onmogelijk een grief van maken, dat wij eene dergelijke bepaling ook niet voor andere bedrijven hebben voorgesteld. Dat is iets dat in deze Verordening niet thuis- behoort. Dat argument kan derhalve ter zijde worden gesteld. De heer lokker heelt opgemerkt, dat onze deskundige van den keuringsdienst niet is genoemd in de Gezondheidswet. Toen de Gezondheidswet werd gemaakt, bestond die deskundige nog niet en kon daarvan dan ook in de wet geen gewag worden gemaakt. De Gezondheidscommissie alhier is evenwel geroepen om aan Burg. en Weth. al die inlichtingen te geven, die gewenscht worden. Wanneer nu bij iedere gelegenheid langs officieelen weg met de Gezondheidscommissie zou moeten worden gecorrespondeerd, dan zou het met de verhouding tusschen Burg. en Weth. en de Gezondheidscommissie al zeer treurig zijn gesteld. Eindelijk het argument van den heer Meuleman, dat het niet vaststaat, dat de tuberculose besmettelijk is. Ja, in de medische wetenschap staat niet heel veel vast, heb ik wel eens gehoord van zeer deskundige zijde; maar waar omtrent de tuberculose met hoesten en opgeven groot vermoeden be staat van besmettelijkheid en voor tal van deskundigen dat vermoeden zekerheid geworden is, zou men eene zeer groote verantwoordelijkheid op zich nemen, zoo men de deur opende voor de besmetting, die hier volgens zoovelen kan worden veroorzaakt. Ik ben zeker, dat de algemeene opinie zal zijn, dat het niet wenschelijk is, dat de melk wordt rondgebracht door een lijder aan tuberculose met hoesten en opgeven, ook al staat het niet muurvast, dat hier gevaar voor besmetting aanwezig is. Het is eene daad, die nauw aan het onhygiënische grenst, als een lijder aan tuberculose met hoesten en opgeven, met melk rondgaat, en om dit nu in 't vervolg te keeren, behoort m. i. dit amendement niet te worden aangenomen. En nu het bezwaar van den heer Stigter, ons medegedeeld in zijne uitvoerige missive. Hij zegt, dat in ieder ziekteverloop van besmettelijke ziekten eene periode is, dat besmettings gevaar niet aanwezig is en hij vindt het onbillijk ook voor dat tijdperk het verbod uit te strekken. Nu moet ik opmerken, dat over den duur van het besmettingsgevaar de meeningen al weder zeer verdeeld zijn, dat te dien aanzien slechts sub jectieve opinie's bestaan. En gaat het nu aan, in zulk eene belangrijke qusestie als de behandeling van melk. de gevaren voor den gezondheidstoestand af te meten naar de wisselende opinie's van verschillende deskundigen? Wij meenen van niet en daarom achtten wij het geraden, dat de gemeente zelve de zaak in handen nam, opdat de zekerheid zoude bestaan, dat een vast systeem zal worden gevolgd. Evenwel, gevoelende voor het bezwaar van den heer Stigter, wil de Commissie voor de Strafverordeningen daaraan tegemoet komen door in art. 21 een derde lid te lasschen, luidende: »De in het eerste en tweede lid genoemde verbodsbepalingen gelden niet, indien blijkt, dat gevaar van besmetting niet of niet langer aan wezig is." Hierdoor zullen vele van de bezwaren der heeren Stigter en Meuleman ondervangen zijn en blijft toch de controle van gemeentewege bestaan. De heer Stigter. M. d. V. U dankzeggend voor de over neming van mijn amendement, wensch ik nog eene aanvulling van het derde lid aan den Raad te onderwerpen. Daar staat »is deze persoon verplicht op verlangen van dien ambtenaar, binnen een door dezen te stellen termijn, aan hem", enz. In plaats van »aan hem" zou ik willen lezen»aan Burg. en Weth." Ik zou toch niet willen dat aan een ambtenaar, absoluut medisch onontwikkeld, den dienaar van een patroon, ook absoluut medisch onontwikkeld, welke patroon weer assistent is van een autoriteit, eveneens absoluut medisch onontwikkeld, dat aan dien ambtenaar werd overgelaten de uitlegging van een medisch attest, waarvan het gevolg zou kunnen zijn, dat een van onze burgers uit zijn bedrijf werd gezet. Niet iedereen kan een medisch attest lezen, evenmin als ieder een rechts kundig advies kan lezen. Nu zal men zeggen, Burg. en Weth. zijn ook leeken op medisch gebied, maar Burg. en Weth. hebben de stadsgeneesheeren tot hunne adviseurs, om van hen de uitlegging te krijgen omtrent eenigszins dubieuse medische attesten. De ambtenaren van den Keuringsdienst verkeeren niet in die positie; de stadsgeneesheeren staan hun niet ten dienste. Ik zou dus wel willen voorstellen, dat die bevoegdheid werd gegeven aan Burg. en Weth., te meer omdat de kans bestaat dat degenen die werkzaam zijn in den melkhandel dan lichter kosteloos van hun huisdokter de adviezen zullen krijgen. In verband met die verandering had ik voorgesteld de volgende toevoeging, die ik aan het oordeel van den Raad onderwerp. Er staat in den laatsten zin»aan hem eene verklaring van een bevoegd geneeskundige omtrent zijne gezondheidstoestand over te leggen." Verder staat er over den gang van zaken niets. Nu zou ik toch met alle bescheidenheidik gevoel mij op dit gebied geen deskundige, aan de Commissie voor de Strafverorde ningen willen vragen, of daar nog niet een vervolg op moest zijn. Ik zou meenen, dat daarop moest volgen: »het verbod om in het bedrijf van melkverkooper werkzaam te zijn of dit uit te oefenen, blijft van kracht totdat eene geneeskundige verklaring het gevaar voor besmetting geweken verklaart". Er wordt dan eerst eene medische ver klaring gegeven waarop door Burg. en Weth. het verbod wordt uitgevaardigd. Hoe lang blijft dat verbod geldig Totdat eene andere geneeskun dige verklaring het gevaar voor besmetting heeft geweken verklaard. Nu de tweede toevoeging. Beide verklaringen worden op verlangen van de betrokkenen kosteloos verstrekt door een van de stadsgeneeskundigen, door Burg. en Weth. aangewezen. Er is op dit oogenblik eene groote strooming onder medici om alle ziekteverklaringen te weigeren; vooral is die strooming merkbaar onder de huis doktoren ten aanzien van hunne patiënten, omdat daardoor in zekere mate het beroepsgeheim geschonden wordt. Daarom weigeren zij over het algemeen dergelijke verklaringen ook af te leggen voor Levensverzekeringsmaatschappijen; deze moeten dus daarvoor aparte geneeskundigen aanstellen en bezoldigen. Wanneer nu eene dergelijke verklaring, waarvan het overleggen wordt voorgeschreven, bijv. door een huis dokter niet wordt gegeven, wat moet dan een werkman, ik neem nu iemand die laag bezoldigd wordt, doen? Die moet dan naar een ander geneesheer gaanwat vrij veel geld kost, licht 1,50, /2 of /3. Ik vind dat deze last niet op een burger mag gelegd worden, omdat die last opgelegd wordt door een leek. Mij dunkt, er is niets tegen, dat Burg. en Weth. zoo noodig die verklaring doen afgeven door een der stads geneesheeren, waarover zij zonder buitengewone kosten be schikken kunnen. Daarom heb ik de eer die twee toevoegingen aan het nieuwe derde lid van art. 21 voor te stellen. De Voorzitter. Ik moet even opmerken, dat door de wijzigingen van de Commissie voor de Strafverordeningen het amendement van den heer Stigter op het eerste lid van art. 21 vervallen is. De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ook ik wil met be scheidenheid vragen of de heer Stigter zich den loop der zaak met verkeerd voorstelt. Wanneer de ambtenaar van den Keuringsdienst zegt tot den melkverkooper: gij moet mij overleggen de verklaring van een bevoegd geneesheer omtrent uwen gezondheidstoestand en die verkooper voldoet daaraan niet, dan is de man daarmede nog niet uit zijn bedrijf gestooten. De ambtenaar zal dan alleen proces-verbaal opmaken en de zaak bij den Kantonrechter brengen, waar nu zal moeten worden bewezen wat staat in art. 21, wat echter niet kan zonder een deskundige. Welken deskundige men daarvoor nu ook neemt, nooit zal dit den verkooper beletten om een ander deskundige te vragen, die ook gehoord zal worden door den Kantonrechter. De ambtenaar van den Keuringsdienst heeft niets te zeggen, evenmin als de man, dien hij raadpleegt, en het niet over leggen van de verklaring heeft dus niet ten gevolge, dat de winkel gesloten wordt. Voor het schrikbeeld, dat iemand uit zijn bedrijf kan worden gestooten, zonder dat er een bevoegd medicus bij te pas komt, is dus geen grond. Deze bepaling zal trouwens, evenals meer andere dezer verordening, naar mijne meening heel weinig uitwerken. De Voorzitter. Naar aanleiding van de amendementen van den heer Stigter nog een enkel woord. De heer Stigter wil de verklaring van den geneeskundige doen overleggen niet aan den ambtenaar, maar aan Burg. en Weth., omdat de ambtenaar eene geneeskundige verklaring niet zal kunnen beoordeelen. Maar wat denkt men dandat die verklaring zal inhouden P Zal men veel kennis behoeven om dit stuk te ontcijferen Er wordt gevraagd eene verklaring omtrent den gezondheidstoestand. Twijfelt nu de ambtenaar van den Keu ringsdienst aan den gezondheidstoestand van een zekeren persoon en de geneeskundige verklaart in een attest, dat die persoon gezond is, wat voor kunst is het dan daarin te lezen, dat het vermoeden van den ambtenaar ongegrond is bevonden En kan de geneeskundige dit niet verklarendan komt de verkooper zonder zulk eene verklaring en dan zal het ver moeden van den ambtenaar blijken juist te zijn geweest. Wat voor moeite het dus kan kosten om eene dergelijke verklaring te begrijpen, kan ik niet inzien. Is het niet het zelfde geval met de verklaringen omtrent de inenting? Wor den er niet dagelijks honderden bewijzen van goed gelukte vaccinatiën afgegeven, en is er ooit. iemand ter wereld ge weest, die heeft gezegd, dat het is beneden de waardigheid van een geneesheer om een dergelijke verklaring te geven aan iemand die niet op gelijke wetenschappelijke hoogte staat? En in die verklaring staat niet alleen, dat er zooveel pokken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 6