74
DONDERDAG 21 MAART 1907.
dat men voor het wegen van een runderdier of een paard
f 0.25 per stuk betaalt;
dat zulks eene groote onbillijkheid is;
dat ondergeleekende meerdere, malen aan den directeur
van het abattoir heeft verzocht ook hem een dergelijk boekje
te verkoopenmaar daar telkenmale een weigerend antwoord
op krijgt;
Redenen waarom requestrant zich wendt tot UE.A. met
beleefd verzoek te bewerkstelligen, dat ook de paardenslagers
in de gelegenheid worden gesteldboekjes van 100 bonnen
voor vijftien gulden te koopen.
Leiden, den 20 Maart 1907
hetwelk doende enz.
J. Riethoven.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
6°. Verzoek van Mej. C. Ligtenberg, leerares aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjesom verlenging van het haar ver
leend verlof tot de groote vacantie.
De Voorzitter. Aangezien deze zaak van eenigszins spoed-
eischenden en dringenden aard is, stel ik voor dit punt dadelijk
te behandelen.
Aldus wordt besloten.
De Voorzitter. Aan Mej. Ligtenburg is reeds verlof ver
leend in het belang harer studiën tót de aanstaande Paasch-
vacantie, maar zij vraagt nu verlof tot de groote vacantie,
evenzeer met het oog op het volbrengen harer studiën. De
Commissie van toezicht op het Middelbaar Onderwijs heeft
tegen de inwilliging van het verzoek geen bezwaar en Burg.
en Weth. kunnen zich er ook mede vereenigen. Zij adviseereri
derhalve den Raad om aan adressante de gevraagde verlenging
van het verlof tot de groote vacantie toe te staan.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt gunstig
op het verzoek beschikt.
Aan de orde is
I. Benoeming van drie onderwijzeressen aan de school
der 3e klasse No. 7.
(Zie Ing. St. n°. 65).
De Voorzitter. Mag ik de heeren Korevaar, Zaalberg, de
Boer en Timp verzoeken het stembureau uit te maken
Worden achtereenvolgens benoemd:
a. Mej. G. J. Wissenburgh met algemeene (24) stemmen.
b. Mej. S. M. Grönloh met 20 stemmen, terwijl 4 stemmen
waren uitgebracht op Mej. Koolhaas.
c. Mej. L. W. Pronk met 23 stemmen; Mej. Hoogkamer
verkreeg 2 stemmen en Mej. Koolhaas 1 stem.
(De heeren Hasselbach en van Hamel kwamen eerst na
de benoeming sub b, de heeren de Vries, Meuleman en Zwiers
na die sub c ter vergadering).
De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor de
genomen moeite.
II. Voorstel tot verhuring van de loods voor marktmaterialen
op de nieuwe veemarkt aan C. Dieben.
(Zie Ing. St. n°. 67).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
III. Voorstel tot verhuring van het perceel Terweepark n°. 8.
(Zie Ing. St. n°. 66).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
IV. Voorstel tot onderhandsche opdracht van het werk,
omschreven in perceel 2 van bestek XII van het loopende
jaar, aan C. Benard te Haarlem.
(Zie Ing. St. n°. 69).
W7ordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
V. Voortzetting van de behandeling en vaststelling van de
verordening op den handel in- en den verkoop van melk.
(Zie Ing. St. n° 273 van 1906 en 50 van 1907).
De Voorzitter. Wij waren genaderd tot art. 18.
Inmiddels heeft den Raad bereikt de nadere nota van
wijziging van de Commissie voor de Strafverordeningen, die
mij aanleiding geeft nog iets in het midden te brengen.
De Gemeenteraad mist de bevoegdheid om bij het vaststellen
van verordeningen daarvan eene tweede lezing te houden,
zooals dit in de Volksvertegenwoordiging plaats heeft. Vol
gens de Gemeentewet moet de verordening op één dag worden
vastgesteld. Daarom kunnen ook doorgaans zoo moeilijk later
noodig gebleken redactie-wijzigingen of -verduidelijkingen
worden aangebracht. Nu de behandeling dezer verordening
zich echter toevalligerwijze uitstrekt over twee raadsvergade
ringen bestaat daardoor de gelegenheid nog enkele redactie
wijzigingen aan te brengen, die noodzakelijk zijn voor de
goede lezing en werking van de verordening. De Raad zal dan
echter vergunning moeten geven de beraadslaging te heropenen
over de artikelen 1, 13 en 15, als ook dan het amendement
van den heer Fokker behandelen.-
Zoo niemand zich daartegen verklaartis aldus besloten.
De Commissie voor de Strafverordeningen heeft gemeend alle
uitdrukkingen, die speciale verklaring behoeven, op te nemen
in art. 1ook naar aanleiding van eene opmerking van den
heer van der Lip in de vorige vergadering.
Art. '1 zal dan aldus luiden
»Onder melk wordt in deze verordening verstaan koemelk.
Onder melk leveren, uitstallen in het openbaar, rondbrengen,
rondventen of vervoeren wordt in deze verordening begrepen
het doen of laten verrichten van deze handelingen.
Onder het uitoefenen van het bedrijf van melkverkooper
wordt begrepen het hebben van eene inrichting tot sterili-
seerenpasteuriseeren of op eenige wijze handelen of bewer
ken van melk."
Het artikel wordt, aldus geredigeerd, zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. Thans hebben wij art. 13, dat zelfs voor-
loopig is aangehouden om de rangschikking der artikelen
zoo noodig te verbeteren. In verband met de wijziging van
art. 1 zal dit artikel echter kunnen vervallen; de artt. '14
enz. worden dan 13 enz. en in artikel 6 in fine wordt in plaats
van »25" gelezen: »24".
Nu komen wij tot art. 15, waarop is voorgesteld een amen
dement van den heer Fokker om het artikel als volgt te lezen
»Het is aan melkverkoopers, buiten de gemeente gevestigd,
vei boden, binnen de gemeente melk, welke niet gepasteuriseerd
of gesteriliseerd is, in hoeveelheden kleiner dan 10 liter af
te leveren, ten verkoop voorhanden te hebben, rond te brengen,
rond te venten of te vervoeren, indien zij niet voorzien zijn
van eene vergunning, afgegeven door Burg. en Weth.
Deze vergunning wordt niet afgegeven tenzij Burg. en Weth.
uit een ingewonnen bericht van de Gezondheidscommissie
binnen welker ressort de woonplaats van den betrokkene ligt,
is gebleken, dat de lokalen waarin melk wordt afgeleverd,
ten verkoop voorhanden gehouden, bewaard, behandeld of
bewerkt, ten genoege van dat College zijn ingericht en dat
het in die lokalen of op de daarbij behoorende erven zich
bevindende middel van watervoorziening in staat is deugdelijk
water in voldoende mate te leveren.
Deze vergunning wordt ingetrokken indien Burg. en Weth.
uit een bericht van de Gezondheidscommissie, binnen welker
ressort de woonplaats van den betrokkene ligt, is gebleken,
dat de lokalen, waarin melk wordt afgeleverd, ten verkoop
voorhanden gehouden, bewaard, behandeld of bewerkt, niet
langer ten genoege van dat College zijn ingericht en dat het
in die lokalen of op de daarbij behoorende erven zich bevindende
middel van watervoorziening niet in staat is deugdelijk water
in voldoende mate te leveren
De heer Fokker ontvangt het woord tot toelichting van
zijn amendement en zegt:
M. d. V. Ik maak gaarne gebruik van de gelegenheid om
het amendement nog kortelijk toe te lichten. Ik ben tot mijn
amendement gekomen, omdat ik geen vrede had met de redactie
van art 15, zooals die in de vorige vergadering was vastge
steld. Immers bij mij blijft vaststaan, dat het oude bewijs,
al wordt later verklaard dat een lokaal niet meer is ingericht
ten genoegen van de Gezondheidscommissie, voor de verorde
ning naar de vastgestelde redactie wel degelijk van kracht
blijft en een procesverbaal nimmer tot eene veroordeeling
zal kunnen leiden, omdat de beklaagde met dat oude bewijs
voor den Kantonrechter komende, zal kunnen zeggenik vol
doe aan den materieelen eisch van het artikel; ik heb hier
een stuk papier, het bewijs in mijn handen. Ik had natuur
lijk geen vrede met een dergelijke bepaling en daarom kwam
het mij rationeel voor, het bewijs te veranderen in vergunning.
Het ingetrokken bewijs, het stuk papier blijft materieel 't
zelfde »bewijs", maar een ingetrokken vergunning is geen
vergunning meer. Wanneer men zegt, ik had eene vergunning,
maar bewezen wordt dat die vergunning is ingetrokken, dan
kan de Kantonrechter daarop iemand veroordeelen. Vandaar
dat ik heb voorgesteld, dat men niet meer zal overleggen
een bewijs afgegeven door de Gezondheidscommissie, maar
dat men zal moeten hebben eene vergunning van Burg. en
Weth. dezer Gemeente om melk binnen de gemeente te mogen
verkoopen. En die vergunning zal men niet krijgen, tenzij
Burg. en Weth van de Gezondheidscommissie der Gemeente
binnen welke de aanvrager woont, bericht hebben ontvangen,
dat de localiteit van den verzoeker behoorlijk in orde is en
een goed middel ter watervoorziening heeft.
Burg. en Weth. kunnen dan die vergunning intrekken,
wanneer hun later wordt bericht, dat de toestand der localiteit
niet meer zoo goed is als wel wordt gewenscht.