DONDERDAG 21 MAART 1907. 89 attentie gevolgd, maar bestudeert men de hierover bestaande internationale litteratuur, dan is die opmerking van Burg. en Weth. historisch onjuist. Overal gaat de drang naar vervroegde sluiting in hoofdzaak van den winkelstand uit. Zonder twijfel is er echter verband met de winkelbedienden en het is opmerkelijk, dat op 14 December 1901. toen dit onderwerp in de Tweede Kamer ter sprake kwam, dr. Kuyper er zeer juist op gewezen heeft, dat er een groote band tus- schen die beide onderwerpen bestaat. Hij sprak toen: »Laat mij opmerken, dat ik mij de zaak zóó heb voorgesteld, dat de regeling der winkelsluiting een onderwerp is, dat niet door mijn Deparlement kan worden ondernomen: dat de bepaling, dat iemand zijn magazijn of winkel op een be paald uur zal moeten sluiten, thuis behoort bij het Depar tement van Justitie.... «Mijnerzijds zou iets daarvoor ge daan kunnen worden door een beperking te zoeken van den arbeidsduur der winkelbediendenmaar ik erken gaarne, dat die maatregel nooit afdoende zal kunnen zijn, omdat de winkelier die nering doet en verkoopt zonder hulp van bedienden, misschien met behulp van leden van zijn eigen gezin een te zware concurrent blijft voor hem, wien het niet mogelijk is, op gelijken voet te handelen. Ik meen metterdaad, dat voor de winkelbedienden moet gezorgd worden en dat, zoo het blijkt niet anders te kunnen, er ten slotte zal moeten overgegaan worden tot het nemen van een maatregel waardoor de winkelsluiting als zoodanig geboden wordt." Aldus Dr. Kuyper. Hier ziet men duidelijk het verband tusschen de twee zaken. Het is onmogelijk in de arbeidswet eene regeling te treffen voor den arbeidsduur der winkelbedienden, wanneer niet vooraf de winkelsluiting is geregeld. Maar onjuist is volgens mij, dat de aandrang tot vervroegde winkelsluiting allereerst zou zijn uitgegaan van de winkelbedienden, en niet van de winkeliers zelf. Ik geloof werkelijk, ook met het oog op het geen over deze zaak op Middenstandscongressen is gesproken en aangenomen, dat het omgekeerde het geval is. Eerst naderhand is men goed gaan begrijpen, dat ook hier de winkelbedienden niet geholpen kunnen worden, zonder dat men eenigen dwang oplegt aan den werkgever. Zoo kan men ook de nachtarbeid van bakkers niet verbieden, zonder dat het verbod zich ook tot de patroons uitstrekt. Ik kom tot deze conclusie, dat het mij zeer spijt dat Burg. en Weth. op de door hen aangegeven gronden afwijzend op het verzoek hebben beschikt, en ik hoop van harte, dat de Raad in een of anderen vorm ik mag nog niet spreken over het voorstel van den heer Fokker, omdat hij dit nog niet heeft toegelicht een besluit moge nemen, waarbij Burg. en Weth. worden uitgenoodigd om eene Verordening op vervroegde winkelsluiting bij den Raad aanhangig te maken. Misschien, dat Burg. en Weth. om onnoodig werk te voorkomen, dan termen kunnen vinden over dat besluit eene beslissing in hoogere instantie uit te lokken, zoodat dan de juridische quaestie eerst wordt uitgemaakt. De Voorzitter. Het woord is nu aan den heer de Boer, maar aangezien ik verschillende heeren hun papieren bij el kaar zie pakken, geloof ik dat het beter is thans de verdere behandeling te verdagen tot morgen te 2 uur. De heer Witmans. M d. V. Ik zou wel willen voorstellen om niet morgen, maar de volgende week Donderdag met de verdere behandeling voort te gaan. Het komt mij voor, dat waar een zoo principieel onderwerp als de vervroegde winkel sluiting aan de orde is, het gewenscht is, dat de Raad zooveel mogelijk voltallig zij. Nu zullen zeker enkele leden morgen verhinderd zijn hier te komen en daarom doe ik het voorstel om de Vergadering te verdagen tot de volgende week Donder dag te twee ure De Voorzitter. Dat voorstel behoeft U niet te doen, want wie morgen niet wil vergaderen stemt eenvoudig tegen mijn voorstel om de Vergadering te verdagen tot morgen twee uur. Ik moet intusschen opmerkendat het toch niet goed gezien is om midden in eene zaak de behandeling daarvan een week te verdagen. Bovendien weet ik, dat heden over 8 dagen ver scheidene leden moeielijk hier zullen kunnen zijnen dat is juist de reden, dat ik gemeend heb te moeten voorstellen morgen te vergaderen. Nu wij eenmaal begonnen zijn eischt een goede regel dat wij hetzij heden-avond, hetzij morgen doorgaan. De vorige week hebben wij voorgesteld om de behandeling in eene avondvergadering voort te zettendat gebeurt elders ook. Maar toen hebben de heeren dit niet gewild; vandaar bet voorstel om morgen de behandeling voort te zetten. De heer Bosch. M. d. V. Ik zal tegen uw voorstel moeten stemmen, niet uit principe, maar omdat ik morgen niet tegenwoordig kan zijn. De Voorzitter. Zoo zullen er wel meer leden zijn. Het voorstel van den Voorzitter om Vrijdag 22 Maart te vergaderen, wordt in stemming gebracht en met 17 tegen 13 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: Witmans, Bosch, van Tol, Korevaar, P. J. Mulder, Paul, Stigter, van Gruting, Zaalberg, Fokker, Hasselbach, Meuleman Timp, Driessende Boer, de Goeje en Reimeringer. Voor stemmen de heeren: le Poole, van der Eist, Kerstens, Juta, Aalberse, Vergouwen, Bots, van Hamel, de Vries, Zwiers, van der Lip, Sijtsma en Fockema Andreae. De heer Hasselbach. M. d. V. Wanneer de volgende Don derdag voor verschillende leden niet gewenscht is, zouden wij dan niet Woensdag kunnen vergaderen? De Voorzitter. Op eene anderen dag dan Donderdag te vergaderen, schijnt nogal moeielijk. weet wel hoeveef be zwaar dit in heeft; ook wanneer de Voorzitter daartoe een voorstel doet is de Raad niet te bewegen om des avonds of den volgenden dag te vergaderen. Het is dan maar beter de vergadering Donderdag a.s. te doen plaats hebben. Ver langt nog een varr de leden het woord in deze vergadering De heer de Goeje. M. d. V. Ik heb niet gemerkt, dat van wege Burg en Weth. iets is voorgesteld omtrent de herden king van den geboortedag van Bestevaer. Toch is het gewenscht, dat de kinderen althans eenigen indruk daarvan krijgen. Daarom zou ik in overweging willen geven om vanwege het Gemeentebestuur de burgerij uit te noodigen dien dag te vlaggen, waardoor in elk geval de stad eenig feestelijk aan zien krijgt. De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben geen bezwaar om die uitnoodiging tot de burgerij te richten. Niemand verder het woord verlangende wordt de vergade ring gesloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 17