82 DONDERDAG 21 MAART 1907. maar voeg er de opmerking aan toe: de beklaagde behoeft zich niet te laten onderzoeken. Het door den Heer Meuleman voorgestelde nieuw art. 21 wordt, in stemming gebracht, verworpen met 22 tegen 7 stemmen. Tegen stemmen de heeren: Witmans, Bosch, le Poole, Korevaar, Eerstens, P. J. Mulder, Juta, Paul, Stigter, van Gruting, Zaalberg, Vergouwen, Bots, Hasselbach, de Vries, Zwiers, Timp, Driessen, de Boer, Sijtsma, de Goeje en Fockema Andreae. Voor stemmen de heerenvan Tol, van der Eist, Aalberse, Fokker, van Hamel, Meuleman en Reimeringer. Art. 22 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 23 luidende: »Het is verboden voor het leveren, het ten verkoop voor handen hebben, het uitstallen in het openbaar, het rondbrengen, het rondventen, het vervoeren of het doen vervoeren van melk andere vaten, kannen of bussen te gebruiken, dan die welke gemakkelijk gereinigd kunnen worden. Deze mogen voor geen andere doeleinden gebruikt worden." De Voorzitter. Hierop is voorgesteld een amendement door den heer Fokker, strekkende om in plaats van de woorden »dan die welke gemakkelijk gereinigd kunnen worden" te lezen»dan die zijn vervaardigd in de afmetingen en volgens de modellen door Burg. en Weth. vastgesteld." De heer Fokker ontvangt het woord tot toelichting van zijn amendement en zegt: Het amendement is voorgesteld in het belang der betrokkenen. Wanneer hier staat, dat men geen andere kannen, vaten of bussen mag hebben, dan die welke gemakkelijk gereinigd kunnen worden, dan zijn belanghebbenden overgeleverd aan het oordeel van deskundigen, die zullen uitmaken of een vat, bus of kan, al dan niet gemakkelijk gereinigd kan worden. Nu wordt door de Gezondheidscommissie wel gezegd, dat mijn amendement overbodig is, omdat de beslissing met gerustheid kan worden overgelaten aan den rechter, voorgelicht door den ambtenaar van den Keuringsdienst. Daartegen heb ik eenig bezwaar. De Kantonrechter behoeft niet te worden voorgelicht door een ambtenaar van den Keuringsdienst alleen, dan had men den Kantonrechter niet noodig. Maar ook de melkver- kooper zal een deskundige kunnen medebrengen en die zal beweren, dat het vat gemakkelijk gereinigd kan worden. Dan krijgen wij een debat over de vraag, of een vat gemakkelijk gereinigd kan worden of niet. Dit lijkt mij bespottelijk. Ik zou een regeling veel beter vinden, zooals ten aanzien der muilkorven bij de honden bestaat, daar weet ieder hoe de muilkorf moet zijn; dan heeft men geen deskundigen noodig en de Kantonrechter kan dan uit eigen aanschouwing weten, of het voorwerp aan de vereischten beantwoordt. En nu staan wij nog aan verschillende beslissingen bloot; de eene Kanton rechter zal een zelfde vat goedkeuren, een ander niet. Daar door wordt ook de rechtszekerheid bedreigd. Wanneer eenmaal door Burg. en Weth. een model met de noodige afmetingen wordt vastgesteld, is dunkt mij, het bezwaar opgeheven. Mij is ook van medisch-deskundige zijde in overweging gegeven in art. 24 eveneens eene bepaling op te nemen tot vaststelling van een model voor de daar bedoelde voorwerpen, maar dat kan zoo noodig straks geschieden. De Voorzitter. De Commissie voor de Strafverordeningen blijft van meening, dat de zaak zóó elementair is, dat tusschen- komst van Burg. en Weth. geheel overbodig is. De vergelijking van den heer Fokker met de Muilkorvenwet gaat niet op, want daarbij is een uniform model voorgeschreven. Maar hoe veel modellen en hoeveel grootten zou men niet moeten voor schrijven om te voldoen aan den eisch, dat het gerei, als kannen, vaten, bussen en tonnen, behoorlijk zij? Bovendien zou hiermede toch een onmogelijke dwang op de melkverkoopers gelegd worden. In geen enkel opzicht verdient het amendement daarom aanbeveling. De heer Van Gruting. M. d. V. Ik kan mededeelen, dat ook de Gezondheidscommissie van meening was, dat de men- schen door dien maatregel op te hooge kosten zouden gejaagd worden, terwijl dit niet strict noodig was. Alle bussen en kannen, die zij hebben, zouden zij moeten vervormen naar één modeldoor de Gezondheidscommissie vast te stellendat is niet noodig. Bij de muilkorven is het iets anders. Voor ƒ0.50 heeft men desnoods een andere korf. De heer Fokker. M. d. V. Hoewel ik niet geheel overtuigd ben door de aangevoerde argumenten, zal ik het amendement echter intrekken, wat ik bij deze doe. De Voorzitter. Aangezien het amendement is ingetrokken, maakt het verder geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Art. 23 wordt op verzoek van den heer Bots in stemming gebracht en met 27 tegen 2 stemmen aangenomen. Voor stemmen de heeren: Witmans, Bosch, van Tol, Le Poole, van der Eist, Korevaar, Kerstens, P. J. Mulder, Juta, Paul, Stigter, van Gruting, Aalberse, Zaalberg, Fokker, Ver gouwen, Hasselbach, van Hamel, de Vries, Meuleman, Zwiers, Driessen, de Boer, Sytsma, de Goeje, Fockema Andreae en Reimeringer. Tegen stemmen de heeren: Bots en Timp. Art. 24 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 25, luidende: »Het is verboden melk te leveren, ten verkoop voorhanden te hebben, uit te stallen in het openbaar, rond te brengen, rond te venten of te vervoeren in andere vaten of bussen dan die welke in duidelijk waarneembare opschriften de zich daarin bevindende melksoort aangeven. De vaten of bussenwaarin melk binnen de gemeente wordt ingevoerd of waarin melk door een in de gemeente gevestigde veehouder naar den melkverkooper wordt vervoerd, moeten in duidelijk waarneembare opschriften de zich daarin bevindende melksoort aangeven, alsmede naam en woonplaats van den leverancier. Al deze opschriften moeten in goed leesbare kapitale druk letters van ten minste hoog 2 cM. en ten minste dik 3 mM. op het vat zelve zoo zijn aangebracht, dat zij daarmede een geheel vormen, niet door vegen zijn uit te wisschen en op zoodanige plaats voorkomendat zij voor den kooper duidelijk zichtbaar zijn. Bij het leveren, ten verkoop voorhanden hebben, rondbrengen, rondventen of vervoeren in gesloten melkwagens, waarbij melk uit kranen getapt wordt, moet een zelfde opschrift een weinig boven de kraan zijn geplaatst. Bij het leveren, ten verkoop voorhanden hebben, uitstallen in het openbaar, rondbrengen, rondventen of vervoeren van melk in flesschenmoet elk dezer voorzien zijn van een op schrift, vermeldende in duidelijk leesbare aaneensluitende letters, de zich daarin bevindende melksoort." De heer Fokker. M. d. V. Ik wenschte slechts eene enkele opmerking te maken. Er is waarschijnlijk niet aan gedacht, dat in den winter sommige melkverkoopers de melk, die zij rondrijdenwel eens beschermen tegen de koude door groote flanellen lappen. Staat nu de inhoud vermeld op de kan, maar is om die kan een kleed geslagen tegen de koudedan is het opschrift niet duidelijk waarneembaar en de man dus strafbaar. Is dit de bedoeling van de ontwerpers? Anders zou ik in overweging willen geven te bepalen, dat dit kleed mag ge bruikt worden, mits dan ook op dat kleed vermeld worde, wat zich in de kan bevindt. De Voorzitter. Ik geloof, dat aan uw wensch zeer moeielijk is tegemoet te komen. Ik zou echter dit willen zeggen. Indien in een dergelijk geval melk wordt vervoerd in vaten, waarop geen duidelijk leesbaar opschrift staat, uit hoofde de melkvaten tijdelijk door een omhulsel tegen de groote koude worden beschermd, dan zal er wel geene aanleiding bestaan om eene bekeuring in te stellen. Indien een ambtenaar het toch deed, dan zou hem zeker afkeuring ten deel vallen. De heer Fokker. Toch wordt niet voldaan aan den eisch van dat artikel, want er is geen duidelijk waarneembaar opschrift. De Voorzitter. Op dat oogenblik niet, dat is waar. Doch ik geloof niet, dat dit een bezwaar is dat in de praktijk veel last zal veroorzaken. Art. 25 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 2629 worden achtereenvolgens zonder be raadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Op art. 30 was een amendement voorge steld door den heer Stigter. Mag ik den heer Stigter vragen, of hij dit amendement intrekt? De heer Stigter. M. d. V. Mijn amendement op art. 30 is nu van zelf vervallen, evenals ook vervallen is mijn amen dement op artikel 27. De artikelen 30 en 31 worden achtereenvolgens zonder be raadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 32, luidende: »Elke overtreding van artt. 4, 5, 6, 7, 8 en 9, waarop

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 10