62
DONDERDAG 14 MAART 1907.
woord gevraagd naar aanleiding van hetgeen de heer Meuleman
zooeven in het midden heeft gebracht. Ik moet verklaren niet
te begrijpen, hoe dat geachte raadslid kan zeggen, dat deze
quaestie eigenlijk niet in de le plaats degene is, waarom de
Verordening draait. Als men bekend is met hetgeen op de
boerderij geschiedt, met het melken, dan weet men ook, dat
schoone uiers bijna niet worden aangetroffen, zoodat het hygi
ënisch melken, hetwelk bijvoorbeeld in »Oud Bussum" plaats
heeft, in de boerderij niet geschiedt, in de melk komt veel
vuil, bestaande uit faeces, haren, epidermschubben, zand enz.
Indien men aandachtig kijkt, dan ziet men dat er schuim op
de melk drijft en dat schuim bevat veel van het vuil, dat van
de koe komt. Alleen door het gebruik van een Ulax-lilter
niet een Max-filter onmiddellijk na het melken, krijgt men
zulke prachtige schoone melk, welke men zonder eenigen twijfel
alsdeeenige practisch zindelijke melk in degemeenteziet in voeren.
Hetgeen de heer Meuleman omtrent art. 3 zegt, is naar
mijn meening volkomen onjuist. Hetgeen in dat artikel wordt
geëischt, is het eenige, dat in de praktijk te bereiken is. Het
is onmogelijk meer te verkrijgen. Alleen in inrichtingen als
»Oud Bussum" en «Loosduinen", welke een zeer hoogen prijs
voor haar melk maken en er personeel op na kunnen houden, dat
terzake kundig is. maar dan ook met hooge loonen moet worden
betaald, vindt men de hygiënisch zuivere ziekten kiem vrije melk.
De Voorzitter. Ik moet naar aanleiding van hetgeen de
heer Stigter heeft gezegd, opmerken, dat tusschen hetgeen
hij bij de algemeene beschouwingen in het midden heeft
gebracht en het gesprokene door de heeren Sijtsma, van der
Lip en van Grutirig mijns inziens een groot verschil bestaat.
De heer Stigter was, toen ik hem interrumpeerde, bezig
om de amendementen, welke hij had ingediend, te bespreken
in verband met de artikelen hij was reeds genaderd tot
artikel 21 terwijl de andere heeren een algemeen beginsel,
dat ook in de stukken bij de algemeene beschouwingen op
den voorgrond was gesteld, aan enkele artikelen toetsten. De
zaak is echter niet van zoo groot gewicht, dat daarover de
discussie behoeft te worden voortgezet. Als ik door mijne
opmerking den heer Stigter ongelijk heb aangedaan, dan wil ik
dat gaarne erkennen, maar ik geloof, dat dit niet het geval is.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
Beraadslaging over art. 1, luidende:
«In deze verordening wordt onder melk verstaan koemelk."
De Voorzitter. Door den heer van der Lip is voorgesteld,
aan dit artikel eene 2e alinea toe te voegen, luidende:
«Onder het leveren, uitstallen, rondbrengen, rondventen,
vervoeren van melk wordt begrepen het doen verrichten van
deze handelingen."
Ik heb straks verzuimd te zeggen dat het niet voorkomen
van het woordje: «doen" bij de andere werkwoorden en
alleen bij «vervoeren," wel onder de aandacht van de Com
missie voor de Strafverordeningen is gebracht, maar dat
deze het verbazend leelijk vond om telkens te zeggen: rond
te brengen of te doen rondbrengen, rond te venten of te
doen rondventen. De Directie van den Keuringsdienst meende
echter, dat dit «doen" ook sloeg op de werkwoorden die
vooraf gingen. Nu dit echter twijfelachtig voorkomt, kan
ik mededeelen, dat de Commissie voor de Strafverordeningen
het amendement van den heer van der Lip overneemt,
zoodat daardoor tevens in verschillende artikelen de woorden
«of te doen vervoeren", vervallen, gelijk ook de heer van der
Lip voorstelt.
Artikel 1, aldus gewijzigd, wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over art. 2, luidende:
«Het is verboden melk te leveren, ten verkoop voorhanden
te hebben, uit te stallen in het openbaar, rond te brengen,
rond te venten, te vervoeren of te doen vervoeren, anders
dan onder de volgende benamingen:
1. Volle melk.
2. Afgeroomde melk, le soort.
3. Afgeroomde melk, 2e soort (Centrifuge melk).
4. Karnemelk.
5. Kindermelk.
Toegelaten zijn alleen de navolgende bijvoegingen: gepas
teuriseerd, gesteriliseerd en gecondenseerd.
Indien in het gebouw of op het erf van een melkverkooper
melk aanwezig wordt bevonden in eene grootere hoeveelheid
dan 3 Liter, zoo wordt de aanwezige melk geacht ten verkoop
aanwezig te zijn.
De Voorzitter. Door den heer Sijtsma is voorgesteld een
amendement om sub. 4 te lezen: karnemelk 1ste soort en
karnemelk 2e soort.
De Gezondheidscommissie adviseert daartegen en de Com
missie voor de Strafverordeningen sluit zich bij dat advies
geheel aan.
Het door den heer Fokker op de slotalinea voorgesteld
amendement is door de Commissie voor de Strafverordeningen
overgenomen.
Wenscht de heer Sytsma zijn amendement toe te lichten
De heer Sijtsma. M. d. V. Is het mij veroorloofd, omdat
mijn amendement op dit artikel zich aansluit bij mijn amen
dement op art. 6, beide amendementen tegelijk te behandelen
De Voorzitter. Ik heb daartegen geen bezwaar.
De heer Sytsma. Ook na kennisneming van het rapport
van de Gezondheidscommissie moet ik mijn amendement
blijven handhaven. Ik zou zelfs zeggen, met nog te meer
klem. De Commissie voor de Strafverordeningen zegt in aan
sluiting met het advies van de Gezondheidscommissie, dat
karnemelk kan worden beschouwd als een volksvoedsel bij
uitnemendheid. Dit neem ik gaarne aan. Maar juist daarom
zou ik zeggen, dat wij de karnemelk niet zoo spoedig naai
de voederbak van het vee moeten verwijzen. Nu moet volgens
het ontwerp de karnemelk een gehalte hebben van vetvrije
vaste stof van tenminste 7°/0, maar ten platten lande, waar
geen fabrieken zijn, mag men zich nog gelukkig rekenen,
wanneer men karnemelk krijgt, die het gehalte heeft van
59/0 vetvrije vaste stof. Wanneer karnemelk met een minder
gehalte dan l°lc aan vetvrije vaste stof niet meer als voedsel
voor den mensch geschikt wordt geacht, wat zal dan het
gevolg zijn? Dat de melkslijter zal zeggen: Ik heb hier ook
nog karnemelk, die kan ik alleen als veevoer aanbieden, maar
zij is nog heel goed. De kooper, die niet het meeste kan
betalen, zal dan wellicht koopen uit een vat, waarin het zoo
genaamde veevoeder is en zal dan in den regel karnemelk
van zeer slechte hoedanigheid krijgen, want dan zal het
gehalte natuurlijk veel minder zijn en ook andere onhygiënische
toestanden kunnen er bij voorkomen. Neemt men twee soorten
van karnemelk aan, dan zal de eerste soort de duurdere
zijn en de tweede soort wat goedkooper, maar toch zeer
goeder zal dan alleen wat meer water bij zijn.
Degenen, die de karnemelk van 7°/o vetvrije vaste stof niet
willen koopen, kunnen dan de tweede soort nemen, en als
derde soort zal men melk krijgen, welke niemand zal willen
gebruiken. Men schept daardoor een gelijke verdeeling.
Wordt het voorstel ongewijzigd aangenomen, dan handelt
men onrechtvaardig tegenover de boeren, die met handkracht
karnen. Gij hebt gezegd, mijnheer de Voorzitter, dat wij ons,
wat deze technische punten aangaat, bij het advies der Ge
zondheidscommissie moeten neerleggen, maar als het op de
kennis van het karnen aankomt, heb ik meer vertrouwen in
een boer, dan in een der leden van die Commissie. Land
bouwers dan hebben mij verklaard, dat het op sommige
tijden van het jaar bijna absoluut onmogelijk is met hand
kracht zóó te karnen, dat men karnemelk van 7% vetvrije
vaste stof krijgt.
Waar wij door deze Verordening aan de melkslijters en
-verkoopers reeds vrij veel moeielijkheden veroorzaken, welke
wij hun noode moeten opleggen om der gezondheidswille,
mogen wij naar ik meen niet overgaan tot hetgeen men
plagerij zou kunnen noemen. Waar er geen vrees behoeft te
bestaan voor benadeeling der gezondheid, integendeel, waar
men door den eisch, dat die tweede soort minstens 5°/# vet
vrije stof moet bevatten, den bestaanden toestand reeds ver
betert, durf ik mijn amendement met klem aanbevelen. Men
zegt, dat er een technisch bezwaar tegen bestaat, n.l. dat die
beide soorten karnemelk een verschillend soortelijk gewicht
hebben. Ik zou al erg onnoozel moeten wezen om in dien
val te loopen, want die moeielijkheid is eenvoudig op te lossen
door te bepalen, hoe groot het soortelijk gewicht van die
tweede soort zou moeten zijn.
De heer van Gruting. Aan den secretaris van de Gezond
heidscommissie, tevens Directeur van den Keuringsdienst in
deze gemeente, bleek door ervaring, dat er verscheidene melk
boeren zijn, die absoluut geen begrip hebben van het proces,
dat zich bij het. ontstaan van karnemelk afspeelt. Nu is hem
door groote krachtsinspanning gelukt, op dit oogenblik aan
het publiek karnemelk te leveren, die 7 en meer vetvrije
vaste stof bevat. Wij hebben dus in deze gemeente een toe
stand verkregen, welke voor andere gemeenten benijdens
waardig mag worden geacht en waar dat het geval is, gaat
het toch niet aan tot den toestand van vroeger terug te
keeren. Neen, laten wij behouden wat wij hebben en ons met
het advies der Gezondheidscommissie vereenigen.
De heer Vergouwen. Ik meen, dat het bezwaar, door den
heer van Gruting geopperd, wel kan worden ondervangen. Ik
sluit mij aan bij hetgeen door den heer Sijtsma in het midden
is gebracht. U hebt gezegd, mijnheer de Voorzitter, dat de
Gezondheidscommissie een lichaam is, waarvan de adviezen
door ons zeker moeten worden in acht genomen en dat beaam
ik ten volle, maar de mannen van de practijk de heer
Sijtsma wees er terecht op hebben ook een meening en