DONDERDAG 14 MAART 1907. 59 moet gekomen. Men heeft blijkbaar ingezien, dat het niet aangaat bepalingen te decreteeren zonder vooraf te hebben onderzocht, of voor een behoorlijke naleving kan worden gezorgd. Immers, aanvankelijk stond in artikel 3 uitsluitend de bepaling, dat men alleen handel mocht drijven enz. in melk afkomstig van gezonde koeien, maar te elfder ure nadat de heer van der Lip te twaalfder ure uitstel van behandeling had gevraagd is men met een nieuw artikel gekomen, waarin eenigszins de weg werd aangegeven, waarlangs het met die bepaling beoogde doel kon worden bereikt. Naar aanleiding van een desbetreffende opmerking heeft men getracht een soortgelijke bepaling als in artikel 3 voor het vee is opgenomen, voor de personen, die het bedrijf van melkverkooper uitoefenen of in zoodanig bedrijf werkzaam zijn, in het leven te roepen. Die bepaling komt voor in de derde alinea van artikel 21 De Voorzitter. Ik wensch den heer Stigter even te doen opmerken, dat die besprekingen over de verschillende arti kelen en amendementen meer thuis behooren bij de behan deling der artikelen. Ik geloof, dat het tot verbreeding der discussiën zal leiden, als men dergelijke opmerkingen eerst bij de algemeene beschouwingen maakt en later nog eens bij de verschillende artikelen. Ik geef den geachten spreker daarom in overweging die beschouwingen te bewaren tot bij de behandeling der artikelen. De heer Stigter. Ik blijf bij mijne opmerking, dat uit tweeërlei wijze blijkt, dat men onvoorzichtig bepalingen heeft gemaakt, zonder dat men eenigszins aangaf, hoe men zijn doel zou kunnen bereiken. Dat is eene zaak van algemeen belang; dat is de geest, die uit de Verordening spreekt Het gaat toch niet aan, dat men lichtvaardig bepalingen maakt zonder eenigszins na te gaanof men die bepalingen ook kan uitvoeren. Ik kan mij zeer bekorten, omdat ik niet geloof, dat ik daartoe behoef te vervallen in eene bespreking der artikelen. Ik wil wel zeggen, dat ik apprecieer dat men op dergelijke wijze tracht tegemoet te komen aan de gerezen bezwaren en dat men zooveel mogelijk de zaak op minst kostbare wijze wenscht in orde te brengen. Ik hoop echter, dat men bij de behandeling van deze Verordening altijd zal bedenken, dat men de Verordening niet alleen maakt voor de consumenten, maar dat men ook rekening moet houden met degenen, die door de Verordening worden getroffen. De heer Sijtsma. Toen in 1903 hier voor het eerst de Verordening betreffende het bedrijf van melkverkooper aan de orde werd gesteld, toen stuitte dit op tamelijk sterk ver zet van de zijde der melkverkoopers. Mede door het be leidvol optreden van den keuringsdienst, is dit verzet spoe dig gebroken en nu juist zijn de melkverkoopers degenen, die in menig opzicht de controle toejuichen. Daaraan schrijf ik het toe, dat nu eene nieuwe Verordening in het leven wordt geroepen, van de zijde der melkverkoopers daartegen weinig verzet is ondervonden. Men heeft nu hier en daar verbetering willen aanbrengen, en ik hoop met den heer Stigter, dat bij de behandeling van deze zaak zal blijken, dat de meer derheid van den Raad bereid zal worden bevonden om de billijke wenschen van de melkverkoopers niet alleen in overweging te nemen, maar daaraan ook te voldoen. Eert groot bezwaar hebben de melkverkoopers geopperd, waaraan door Burg. en Weth. niet wordt tegemoet gekomen. Zij vragen, waarom, waar de melkverkoopers van buiten de stad reeds zoo moeilijk kunnen worden getroffen, de controle op hen niet wat scherper wordt gemaakt. Het heeft mij bevreemd en het spijt mij nog, dat noch de Gezondheidscommissie, noch Burg. en Weth., noch de Commissie voor de Strafverorde ningen hebben gevoeld, dat men hier de melkverkoopers ter wille had moeten zijn. Zij zeggenlaten de melkslijters zich aan de contróle onderwerpen. Wanneer dan de melk ver- valscht is en dit wordt op de melkverkoopers verhaald, dan hebben zij slechts aan te toonen, dat het niet hunne schuld is, dan zal men den leverancier wel vinden. Ik zeg met de melkverkoopers: zoek hen zonder tusschenkomst van den slijter. Het eenige bezwaar is, dat die contr ole nogal veel zal kosten, omdat er meer personeel noodig zal zijn. Dat bezwaar hoeft echter hier niet te gelden. De melkverkoopers immers eischen niet, dat ieder leverancier, die met melk de stad binnenkomt, zal worden gevisiteerd, maar alleen dat men niet de zekerheid heeft, dat men steeds vrij kan uitgaan. Wanneer zoo nu en dan, maar toch onverwacht, monsters kunnen worden ge nomen, dan zouden de leveranciers toch beangst worden en op hun tellen passen. Nu heeft de Gezondheidscommissie ge wezen op het middel van de melkwegers. Een groot bezwaar is echter, dat niet iedere melkverkooper met die toestellen kan omgaan. Een ander bezwaar, dat wanneer des morgens met grooten haast de melk wordt afgeleverd, men niet altijd tijd heeft om den melkweger te gebruiken. Nu zou het toch voor Burg. en Weth. niet zoo bezwaarlijk zijn, om al staat het niet in de Verordening, toch aan den keuringsdienst de op dracht te geven zoo af en toe op onbepaalde tijden, monsters van melk te nemen, wanneer zij werd ingevoerdzoodat niemand vooruit weet, wanneer die contróle zal worden uit geoefend. Wanneer binnen de poorten van Leiden melk, door de leveranciers binnengebracht, wordt gecontroleerd, dan zal dat de lieden tot voorzichtigheid aanmanen en een vermindering van het aantal vervalschingen tengevolge hebben. Ik acht dat ook in het belang van de melkverkoopers hier ter stede, want het komt herhaaldelijk voor ik weet dat uit ervaring, omdat ik telkens bij het kantongerecht zit dat zoo iemand geverbaliseerd wordt, terwijl later uit een ingesteld onderzoek blijkt, dat niet hij, maar de landbouwer, die daar ver buiten zit. de schuldige is. Ik zou daarom van den Voorzitter willen vernemen, of de mogelijkheid niet bestaat om, zonder een daartoe strekkend voorschrift in deze verordening op te nemen, ook de melk- leveranciers le doen controleeren. De heer van der Lip. M. d. V. Ik wensch eene opmerking te maken, die, naar ik meen, bij de algemeene beschou wingen thuis behoort. In deze verordening worden verschillende handelingen strafbaar gesteld en nu heeft het mij getroffen, dat in som mige artikelen naast een van die handelingen, namelijk het vervoeren, ook is vermeld het »doen vervoeren." Ik zeg: in sommige artikelen, want niet in alle artikelen is dat gedaan. In de artikelen 15 en 25 bij voorbeeld, wordt alleen van «vervoeren" gesproken, evenals in de artikelen 4 tot en met 9. In deze laatste artikelen maakt de redactie het moeielijk het «doen vervoeren" naast het «vervoeren" te vermelden. In de beide eerstgenoemde artikelen schijnt die bijvoeging verzuimd te zijn. Nu geloof ik, dat het tot moeilijkheden zal kunnen leiden, wanneer men in het eene artikel alleen van «ver voeren" en in het andere van «vervoeren of doen vervoeren" spreekt. Ik zou verder wenschen te vragen, waarom men dat «doen verrichten" alleen bij «vervoeren" heeft gevoegd en niet bij de andere handelingen als: leveren, rondbrengen, rond venten enz. Indien daarvoor geen bijzondere reden bestaat, dan zou het, geloof ik, overweging verdienen een algemeene bepaling op te nemen, welke aldus zou kunnen luiden«In deze verordening wordt onder het leveren enz. van melk begrepen het doen verrichten van deze handelingen." De heer van Gruting. M. d. V. De heer Stigter is begonnen met te verklaren, dat hij niet met onvermengd genoegen deze verordening heeft zien indienen. Hij is wel vóór de totstand koming daarvan, maar hij roept toch aan de Gezondheids commissie toe: spring niet verder dan uw stok lang is en maak geen bepalingen, welke toch niet kunnen leiden tot het doel, dat men er mede beoogt Ik geloof echter, dat er nooit een verordening is gemaakt, waaraan niet een of andere clausule kon worden toegevoegd of waaruit niet iets kon worden geschrapt. Ik acht het dan ook zonder eenig bezwaar, dat aan deze concept-verordening enkele bepalingen zijn toe gevoegd en enkele daaruit zijn weggenomen. Wij mogen er ons, naar mijn overtuiging, over verheugen, dat deze verordening thans is ingediend, want het is hoog tijd. Drie jaren geleden achtte de Commissie voor de Straf verordeningen het tijdstip nog niet gekomen een dergelijke verordening «op den handel en verkoop van melk" in het leven te roepen en hoewel de Gezondheidscommissie het met die opvatting niet eens was en een veel uitgebreider regeling van het bedrijf van den melkverkoop uit een gezondheids oogpunt wilde tot stand gebracht zien, dan in de verordening van 1903 is opgenomen, bleek de Raad het tenslotte met eerstgenoemde commissie eens te zijn. Thans echter na drie jaren van beraad, is men tot de overtuiging gekomen een stap verder te moeten gaan. De heer Sijtsma heeft gesproken jover het controleeren van de melk, welke in deze gemeente wordt ingevoerd. Zonder eeriigen twijfel is dit ook een onderwerp van bespreking geweest bij de Gezondheidscommissie en wanneer het mogelijk ware geweest om het te doen, zou het ook gebeurd zijn, maar het is niet mogelijk. In de eerste plaats zou er veel meer personeel noodig zijn. Men moet niet vergeten, dat de keurings dienst verbazend uitgebreid is; er moeten niet alleen monsters melk worden onderzocht, maar van alles. Bovendien gaat het niet aan, dat de melkboeren het recht zouden hebben om tegen den Directeur van den Keuringsdienst te zeggen: ga eens daar naar toe om een monster melk te nemen. Ik kan wel de verzekering geven, dat de contróle door den Directeur bij den invoer van melk uitgeoefend, zóó is, dat verdere aan drang op hem niet noodig is. Wij kunnen best vergen, dat een melkboer op de hoogte is van de waar, die hij krijgt; wanneer hij behoorlijk zijn waar naziet, dan kan hij door een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 5